ECLI:NL:RBROT:2018:2985

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 april 2018
Publicatiedatum
13 april 2018
Zaaknummer
ROT 17/3149
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wijziging basisregistratie personen en beroep op vertrouwensbeginsel

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 april 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schiedam. Eiseres had verzocht om wijziging van haar gegevens in de basisregistratie personen (brp), maar dit verzoek was eerder afgewezen door verweerder. Eiseres heeft tegen deze afwijzing bezwaar gemaakt, dat door verweerder ongegrond was verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 11 januari 2018 is er een afspraak gemaakt tussen eiseres en verweerder, waarbij verweerder heeft toegezegd de gegevens van eiseres te wijzigen als zij bepaalde documenten over haar vader zou overleggen. Eiseres heeft deze documenten na de zitting overlegd, en de rechtbank oordeelt dat verweerder de gemaakte afspraak moet nakomen. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en herroept de afwijzing. Verweerder wordt opgedragen om de gegevens van eiseres binnen vier weken in de brp op te nemen. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres. De rechtbank stelt vast dat eiseres heeft aangetoond dat haar huidige gegevens in de brp niet kloppen, en dat haar beroep op het vertrouwensbeginsel terecht is. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 2
zaaknummer: ROT 17/3149

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 april 2018 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres,

gemachtigde: mr. A. Diels,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schiedam, verweerder,
gemachtigden: A. Kanhai en J. Otten.

Procesverloop

Eiseres heeft verweerder gevraagd haar gegevens in de basisregistratie personen (brp) te veranderen. Op 4 juli 2016 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen (de afwijzing).
Op 10 april 2017 heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de afwijzing ongegrond verklaard (het bestreden besluit).
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
De rechtbank heeft het beroep behandeld op de zitting van 11 januari 2018. Eiseres, haar gemachtigde en de gemachtigden van verweerder zijn naar de zitting gekomen. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting geschorst.
Na de zitting heeft verweerder het paspoort en de identiteitskaart van de vader van eiseres laten onderzoeken. Ook hebben eiseres en verweerder na de zitting brieven aan de rechtbank geschreven. Daarna heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

De aanvraag
1.1
Eiseres staat in de brp ingeschreven als [eiseres], geboren op [geboortedag] 1985 in [geboorteplaats ] (China). De namen en geboortedata van haar ouders zijn volgens de brp onbekend.
1.2
Eiseres wil in de brp ingeschreven staan als [naam 2], geboren op [geboortedag 2] 1979 in [geboorteplaats 2] (China). Ook wil zij dat de namen en geboortedata van haar ouders in de brp worden vermeld. Haar vader is [naam vader], geboren op [geboortedag vader] 1950. Haar moeder is [naam moeder], geboren op [geboortedag moeder] 1957.
Het vertrouwensbeginsel
2.1
Eiseres voert aan dat op de zitting van 11 januari 2018 een duidelijke afspraak is gemaakt. Eiseres heeft na de zitting het paspoort en de identiteitskaart van haar vader aan verweerder gegeven. Verweerder heeft deze documenten laten onderzoeken en ze zijn echt. De afspraak was dat verweerder dan de gegevens van eiseres in de brp zou veranderen, maar dat wil verweerder niet. Eiseres mocht erop vertrouwen dat verweerder de gemaakte afspraak zou nakomen. Hiermee doet eiseres een beroep op het vertrouwensbeginsel.
2.2
Verweerder ontkent dat hij heeft toegezegd dat hij de gegevens van eiseres in de brp zou veranderen als het paspoort en de identiteitskaart van haar vader echt zouden zijn.
2.3
De rechtbank vindt dat eiseres gelijk heeft. Op de zitting is duidelijk afgesproken dat verweerder de gegevens van eiseres in de brp zal veranderen als eiseres het paspoort of de identiteitskaart van haar vader aan verweerder geeft en dit document echt blijkt te zijn. Verweerder heeft allebei deze documenten gekregen en onderzocht. De documenten zijn echt.
Verweerder heeft de rechtbank op de zitting gevraagd de gemaakte afspraken op papier te zetten. Dat is gebeurd in de brief van 15 januari 2018. Later heeft verweerder gevraagd om het proces-verbaal van de zitting. Ook dat heeft hij gekregen. Verweerder heeft toen hij de brief van 15 januari 2018 kreeg niet gezegd dat wat daarin staat niet klopt. Hij heeft niet gereageerd op het proces-verbaal van de zitting. Verweerder legt ook niet uit waarom de afspraak volgens hem niet is gemaakt. De rechtbank stelt vast dat deze afspraak wel degelijk is gemaakt.
2.4
Verweerder heeft niet uitgelegd waarom hij vindt dat hij de afspraak niet hoeft na te komen. Het is een duidelijke afspraak, waarover geen misverstand mogelijk is. Verweerder moet de afspraak dan ook nakomen. Het beroep op het vertrouwensbeginsel is terecht.
2.5
De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit. De handhaving van het bestreden besluit is in strijd met het vertrouwensbeginsel. Dit geldt ook voor de afwijzing. De rechtbank zal daarom het bezwaar gegrond verklaren, de afwijzing herroepen en verweerder opdragen de in 1.2 vermelde gegevens binnen vier weken op te nemen in de brp.
2.6
De rechtbank merkt nog op dat eiseres heeft bewezen dat haar huidige gegevens in de brp niet kloppen. Ook als haar beroep op het vertrouwensbeginsel niet zou slagen, zou zij dus gelijk hebben gekregen. De rechtbank hoeft dat niet verder uit te leggen, omdat eiseres terecht een beroep doet op het vertrouwensbeginsel en haar gegevens om die reden al veranderd moeten worden.
Griffierecht en proceskosten
3. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder het door eiseres betaalde griffierecht aan haar vergoeden. Dit staat in artikel 8:74, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
4. In zijn brief van 12 maart 2018 heeft verweerder de rechtbank gevraagd eiseres in de proceskosten te veroordelen. Verweerder heeft niet uitgelegd waarom hij dit vraagt. De rechtbank ziet hier geen reden voor. Een veroordeling in de proceskosten van verweerder is alleen redelijk als eiseres misbruik maakt van procesrecht. Dat heeft zij niet gedaan.
5.1
Eiseres heeft de rechtbank gevraagd verweerder in de proceskosten te veroordelen.
5.2
Verweerder moet de proceskosten vergoeden die eiseres in beroep heeft gemaakt. Dat is gebruikelijk als de rechtbank het beroep gegrond verklaart. De rechtbank stelt het bedrag van de proceskosten vast op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Daarin is bepaald welk bedrag moet worden vergoed. Eiseres heeft recht op een vergoeding voor de indiening van het beroepschrift door de gemachtigde (1 punt), voor het verschijnen van de gemachtigde op de zitting (1 punt) en voor de brieven van haar gemachtigde van 23 februari 2018 en 30 maart 2018 (twee keer 0,5 punt). De totale vergoeding is € 1.503,- (drie punten, 1 punt is € 501,- waard en de zaak van eiseres is een gemiddelde zaak).
5.3
Verweerder hoeft de proceskosten die eiseres in bezwaar heeft gemaakt niet te vergoeden. Verweerder moet die kosten alleen vergoeden als de afwijzing niet klopt en dit aan hem te wijten was. Dit staat in artikel 7:15, tweede lid, van de Awb. Om dit te beoordelen, kijkt de rechtbank naar de situatie toen verweerder het bestreden besluit nam. Eiseres had toen nog geen DNA-bewijs van haar vader laten zien. Zonder dat bewijs mocht verweerder de afwijzing handhaven. Eiseres heeft het DNA-bewijs pas in beroep overgelegd. Ook heeft verweerder pas in beroep de afspraak gemaakt waardoor eiseres een beroep kan doen op het vertrouwensbeginsel.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- verklaart het bezwaar gegrond, herroept de afwijzing en draagt verweerder op de in 1.2 vermelde gegevens van eiseres binnen vier weken na verzending van deze uitspraak op te nemen in de brp;
- bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 168,- aan haar vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten die eiseres in beroep heeft gemaakt, € 1.503,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Velzen, rechter, in aanwezigheid van mr. N.C. Correa, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 april 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.