Op 12 april 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam een vonnis gewezen in de zaak met parketnummer 10/650049-16, waarin de vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel is behandeld. De veroordeelde, geboren te [geboorteplaats veroordeelde] op [geboortedatum veroordeelde], had een illegale hennepkwekerij in zijn woning in Rotterdam. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde voordeel heeft verkregen uit drie geslaagde hennepoogsten, waarbij het wederrechtelijk verkregen voordeel is geschat op € 68.395,--. De officier van justitie had een vordering ingediend om dit bedrag aan de Staat te laten betalen. De verdediging betwistte de hoogte van het geschatte voordeel en stelde dat de opbrengst van de eerste oogst aan de investeerder was terugbetaald. De rechtbank heeft de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel gebaseerd op het BOOM-rapport en de omstandigheden van de zaak. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vordering van de officier van justitie terecht was en heeft de veroordeelde verplicht tot betaling van het geschatte bedrag aan de Staat. De beslissing is genomen met inachtneming van de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde, maar er was geen aanleiding om het bedrag te matigen.