ECLI:NL:RBROT:2018:2923

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 april 2018
Publicatiedatum
12 april 2018
Zaaknummer
10/650049-16 (vonnis ontneming)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepteelt

Op 12 april 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam een vonnis gewezen in de zaak met parketnummer 10/650049-16, waarin de vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel is behandeld. De veroordeelde, geboren te [geboorteplaats veroordeelde] op [geboortedatum veroordeelde], had een illegale hennepkwekerij in zijn woning in Rotterdam. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde voordeel heeft verkregen uit drie geslaagde hennepoogsten, waarbij het wederrechtelijk verkregen voordeel is geschat op € 68.395,--. De officier van justitie had een vordering ingediend om dit bedrag aan de Staat te laten betalen. De verdediging betwistte de hoogte van het geschatte voordeel en stelde dat de opbrengst van de eerste oogst aan de investeerder was terugbetaald. De rechtbank heeft de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel gebaseerd op het BOOM-rapport en de omstandigheden van de zaak. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vordering van de officier van justitie terecht was en heeft de veroordeelde verplicht tot betaling van het geschatte bedrag aan de Staat. De beslissing is genomen met inachtneming van de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde, maar er was geen aanleiding om het bedrag te matigen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1

Parketnummer: 10/650049-16 (ontneming)

Datum uitspraak: 12 april 2018
Tegenspraak

VONNIS

Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, op de vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht van de officier van justitie in de zaak tegen de veroordeelde:

[naam veroordeelde] ,

geboren te [geboorteplaats veroordeelde] op [geboortedatum veroordeelde] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres: [adres veroordeelde] , [woonplaats veroordeelde] ,
raadsman mr. J.M. Keizer, advocaat te Amsterdam.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 maart 2018.
VOORAFGAANDE VEROORDELING
Bij onder opgemeld parketnummer gewezen vonnis van deze rechtbank van 12 april 2018 is de veroordeelde onder andere veroordeeld wegens het hierna te noemen strafbare feit.
VORDERING
De vordering van de officier van justitie, mr. P. Swaak - zoals deze na wijziging ter terechtzitting van 29 maart 2018 is komen te luiden - strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat op € 89.558,65 en tot het opleggen aan de veroordeelde van de verplichting tot betaling aan de Staat van dit geldbedrag ter ontneming van dat geschatte voordeel.
De vordering van de officier van justitie is uitsluitend gebaseerd op artikel 36e, eerste en tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht. Zij betreft voordeel verkregen door middel van of uit de baten van het strafbare feit waarvoor de veroordeelde is veroordeeld.
STANDPUNT VERDEDIGING
De veroordeelde heeft slechts één minder goed gelukte (proef)oogst gehad en de opbrengst daarvan (€ 8.000-9.000) heeft hij aan zijn investeerder afgedragen. De verdediging heeft daarom primair geconcludeerd tot afwijzing van de vordering. Subsidiair verzoekt de verdediging het voordeel vast te stellen op een bedrag van € 23.489,-. Van dit bedrag dient de vordering van [naam netbeheerder] ten bedrage van € 4.410,35 te worden afgetrokken, zodat een betalingsverplichting van € 19.079,65 resteert.
STRAFBARE FEIT WAAROP DE VOORDEELSBEREKENING IS GEBASEERD
Uit voormeld vonnis van deze rechtbank van 12 april 2018 blijkt dat de veroordeelde onder feit 1 is veroordeeld voor het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 aanhef en onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd (kort gezegd: het opzettelijk telen van hennep), in de periode 12 februari 2015 tot 7 januari 2016.
In deze procedure wordt daarom als vaststaand aangenomen dat dit strafbare feit door de veroordeelde is begaan en dat hij door middel van en uit de baten van dit strafbare feit wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. Dit voordeel dient hem te worden ontnomen.
De schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel is gebaseerd op de feiten en omstandigheden die zijn opgenomen in de (in de voetnoten vermelde) wettige bewijsmiddelen. Met betrekking tot de berekening van het geschatte voordeel wordt het volgende overwogen.
BEOORDELING EN BEREKENING WEDERRECHTELIJK VERKREGEN VOORDEEL
Inleiding
Op 7 januari 2016 werd binnengetreden in de woning aan de [adres delict] te Rotterdam. In het souterrain van deze woning bleek een in bedrijf zijnde illegale hennepkwekerij aanwezig met 277 hennepplanten [1] .
Bij beantwoording van de vraag naar de omvang van het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt primair uitgegaan van de situatie, zoals die uit het onderzoek door de politie is gebleken. Bij onvoldoende informatie of in de situatie dat de veroordeelde een onaannemelijke verklaring heeft afgelegd, worden de normen gehanteerd die zijn vervat in het rapport ‘Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht’ van het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie van 1 november 2010 (hierna: het BOOM-rapport).
Aantal oogsten
Gelet op de bewijsoverwegingen onder 4.2 in voormeld strafvonnis gaat de rechtbank bij de berekening van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel, evenals de officier van justitie, ervan uit dat de veroordeelde vier eerdere oogsten heeft gehad.
De rechtbank acht de verklaring van de veroordeelde dat zijn eerste oogst niet goed was gelukt en dat hij (de opbrengst van) deze oogst aan de investeerder heeft gegeven als terugbetaling van diens investering (aan apparatuur) voor de opbouw van de hennepkwekerij van € 8.000,00 à € 9.000,00, niet onaannemelijk. Daarom zal, in het voordeel van de veroordeelde, hierna worden uitgegaan van drie geslaagde oogsten waaruit de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten.
Berekening opbrengst
Bij de ontmanteling van de hennepkwekerij stonden er 14 hennepplanten per m2 [2] . Volgens de tabel in het BOOM-rapport is de daarbij behorende opbrengst 28,6 gram per plant. De rechtbank gaat er van uit dat het bij de eerdere drie geslaagde oogsten om een gelijk aantal planten is gegaan zoals bij de ontmanteling aangetroffen.
De totale opbrengst aan hennep
per oogstbedraagt derhalve 277 planten x 28,6 gram =
7,92 kilogram.
Bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel rekent de rechtbank met bedragen afgerond op twee cijfers na de komma. Pas bij de vaststelling van het totaal wederrechtelijk verkregen voordeel wordt het bedrag afgerond.
Op grond van het BOOM-rapport kan als kiloprijs voor hennep een bedrag van € 3.280,- worden aangenomen. De rechtbank komt in het geval van de veroordeelde dan uit op een bruto opbrengst van
€ 77.932,80(= 7,92 kilogram x € 3.280,- x 3) als opbrengst uit drie eerdere geslaagde oogsten.
Afschrijvingskosten
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen dat de veroordeelde zijn eerste (niet goed gelukte) oogst aan de investeerder heeft gegeven als terugbetaling van diens investering (aan apparatuur) voor de opbouw van de hennepkwekerij van € 8.000,00 à € 9.000,00, worden geen afschrijvingskosten in mindering gebracht op het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Variabele kosten
Als direct gerelateerd aan een oogst kunnen de kosten van stekken, kweekmedium, water en voedingsstof als variabele aftrekpost worden gezien. Bij het berekenen van deze kosten gaat de rechtbank uit van de in het BOOM-rapport genoemde normbedragen van € 2,85 per stek en
€ 3,33 aan overige variabele kosten per plant.
In totaal bedragen de variabele kosten bij drie oogsten derhalve
€ 5.135,58(277 planten x (€ 2,85 + € 3,33) x 3). Dit bedrag zal op het wederrechtelijk verkregen voordeel in mindering worden gebracht.
Elektriciteitskosten / benadeelde partij
De kosten ten behoeve van elektriciteit (voor zover deze zijn verbruikt ten behoeve van de hennepkwekerij) kunnen, indien deze later alsnog zijn betaald, voor aftrek op het wederrechtelijk verkregen voordeel in aanmerking komen.
Door de raadsman is ter terechtzitting aangevoerd dat de veroordeelde een betalingsregeling met de benadeelde partij [naam benadeelde] is overeengekomen. Ter onderbouwing daarvan heeft de raadsman stukken overgelegd waaruit kan worden afgeleid dat de veroordeelde inmiddels een aantal aflossingstermijnen aan [naam benadeelde] heeft betaald.
Gelet hierop en mede in aanmerking genomen dat bij voormeld strafvonnis de door de benadeelde partij [naam benadeelde] ingediende vordering van € 4.401,35 geheel is toegewezen - met dien verstande dat de door de veroordeelde al betaalde bedragen daarop in mindering strekken - zal voormeld bedrag aan elektriciteitskosten c.q. benadeelde partij op het wederrechtelijk verkregen voordeel in mindering worden gebracht.
Knipkosten
Aangezien gesteld noch is gebleken dat de veroordeelde kosten heeft gemaakt ten behoeve van het knippen van de henneptoppen, worden knipkosten niet in mindering gebracht op het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Huisvestingskosten
Nu de woning door de veroordeelde ook voor bewoning werd gebruikt en dus niet uitsluitend voor illegale doeleinden, worden huisvestingskosten niet in mindering gebracht op het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Samenvatting
Gezien het voorgaande, bedraagt het totaal door de veroordeelde aan
wederrechtelijk verkregen voordeel:
Opbrengst uit 3 oogsten € 77.932,80
Variabele kosten € 5.135,58
Elektriciteitskosten / benadeelde partij
€ 4.401,35 -
Totaal: € 68.395,87 afgerond € 68.395,--
VASTSTELLING VAN HET TE BETALEN BEDRAG
Bepaald zal worden dat voormeld bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel door de veroordeelde aan de Staat moet worden betaald.
Bij deze beslissing zijn de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde in aanmerking genomen. De rechtbank ziet geen aanleiding om de hoogte van het te betalen bedrag te matigen.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Deze beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, vast op
€ 68.395,--(zegge:
achtenzestigduizenddriehonderdvijfennegentig euro);
- legt aan de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de Staat van
€ 68.395,--(zegge:
achtenzestigduizenddriehonderdvijfennegentig euro).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. F.W. van Lottum, voorzitter,
en mrs. F.A. Hut en D. van Putten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.N. Maat, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 april 2018.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij, proces-verbaalnummer [proces-verbaalnummer] , pagina 38 en 39.
2.Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij, proces-verbaalnummer [proces-verbaalnummer] , gedateerd 8 januari 2016, pagina 39 bovenaan.