ECLI:NL:RBROT:2018:2912
Rechtbank Rotterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Weigering voorlopige exploitatievergunning voor horeca-inrichting in Rotterdam
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 5 april 2018 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, een horeca-inrichting in Rotterdam. Verzoekster had een aanvraag ingediend voor een voorlopige exploitatievergunning, maar deze was door de burgemeester van Rotterdam geweigerd op basis van een negatief advies van de politie. Dit advies stelde dat er omstandigheden waren die nader onderzoek vereisten, en dat de openbare orde mogelijk in gevaar was door de exploitatie van de inrichting.
Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen de weigering en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 5 april 2018 heeft verzoekster betoogd dat de weigering onterecht was, omdat er geen concrete omstandigheden waren genoemd die de afwijzing rechtvaardigden. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat de burgemeester in redelijkheid de aanvraag kon afwijzen, gezien het beleid dat in dergelijke gevallen wordt gehanteerd. Dit beleid houdt in dat bij een negatief advies van de politie de voorlopige exploitatievergunning kan worden geweigerd als er twijfels zijn over de openbare orde.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de APV geen voorlopige exploitatievergunning kent en dat de burgemeester buitenwettelijk begunstigend beleid toepast. De rechter concludeerde dat de afwijzing van de vergunning in overeenstemming was met dit beleid en dat de financiële gevolgen voor verzoekster niet voldoende waren om tot een andere conclusie te komen. Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat het bestreden besluit naar verwachting in stand kan blijven in de bezwaarprocedure.