ECLI:NL:RBROT:2018:2830

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 februari 2018
Publicatiedatum
10 april 2018
Zaaknummer
10/750086-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel met jeugdige slachtoffers en drugshandel

Op 5 februari 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensenhandel en drugshandel. De verdachte, een jeugdige, werd beschuldigd van het werven, vervoeren en uitbuiten van minderjarige slachtoffers in de prostitutie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met medeverdachten meerdere minderjarige meisjes heeft geworven en hen heeft aangezet tot prostitutie, waarbij hij financieel voordeel heeft getrokken uit hun werkzaamheden. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte in het bezit was van verdovende middelen, waaronder cocaïne, heroïne en MDMA. Tijdens de zittingen is er uitgebreid bewijs gepresenteerd, waaronder getuigenverklaringen en observaties van de politie. De rechtbank heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor enkele van de ten laste gelegde feiten, maar heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan de mensenhandel en drugshandel. De rechtbank heeft een PIJ-maatregel opgelegd, gezien de ernst van de feiten en de kwetsbaarheid van de slachtoffers. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die de slachtoffers vertegenwoordigen, voor de geleden schade door de uitbuiting.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/750086-17
Datum uitspraak: 5 februari 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres: [adres verdachte] , [woonplaats verdachte] , ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Hartelborgt Opvang te Spijkenisse,
raadsvrouw mr. C. van de Kuilen, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 18 en 22 januari 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Blom heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 tot en met 6 en onder 7 primair ten laste gelegde;
  • oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ).

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er voldoende bewijs is voor een bewezenverklaring van de mishandeling (feit 3) en bedreiging (feit 4) van [naam slachtoffer 1] . De officier van justitie heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat de verdachte samen met [naam medeverdachte 1] de onder 7 primair ten laste gelegde afpersing heeft gepleegd en dat [naam medeverdachte 2] daar als derde medepleger bij betrokken is geweest.
4.1.2.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit voor het ten laste gelegde onder 3, 4 en 7 wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
4.1.3.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van de feiten 3 en 4 aanvullend bewijs ontbreekt, nu er naast de verklaring van getuige [naam getuige 1] (feit 3) en een sms-bericht (feit 4) geen bewijsmiddelen in het dossier voorhanden zijn. Gelet daarop kan geen bewezenverklaring volgen voor de feiten 3 en 4, zodat de verdachte van deze feiten wordt vrijgesproken.
De rechtbank is voorts van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen van het onder 7 ten laste gelegde feit. Uit een proces-verbaal van observatie van 2 februari 2017 (pagina 59 van het zaaksdossier Den Haag) blijkt weliswaar dat verbalisanten de verdachte herkennen als de bestuurder van een Volvo met kenteken [kentekennummer] , maar uit de verklaring van de medeverdachte [naam medeverdachte 1] (pagina 92-99) blijkt dat deze auto in het bezit was van de medeverdachte [naam medeverdachte 2] en dat de verdachte niet eens kan rijden. Daarnaast blijkt uit het dossier dat de in de afgeluisterde telefoongesprekken (pagina 55-58) genoemde telefoon met nummer [gsm-nummer] die aanstraalt op locaties in Den Haag (mede) in gebruik is bij de medeverdachte [naam medeverdachte 2] . Tot slot heeft de aangever (pagina 73-75), na het tonen van een foto van de verdachte, weliswaar verklaard dat de jongen op de foto op bepaalde punten wel heel erg leek op [naam] , één van de afpersers, maar de aangever heeft niet van volledige herkenning blijk gegeven. Het voorgaande levert zodanige twijfel op over de rol van de verdachte dat geconcludeerd moet worden dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn dat het de verdachte is geweest die zich heeft uitgegeven als [naam] en dat hij de persoon was die in de auto zat en de afpersingshandelingen heeft gepleegd. Voor het subsidiair ten laste gelegde is er naar het oordeel van de rechtbank evenmin wettig en overtuigend bewijs voorhanden, zodat verdachte ook hiervan wordt vrijgesproken.
4.1.4.
Conclusie
Het onder 3, 4 en 7 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering ten aanzien van feit 5
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er voldoende bewijs voorhanden is voor bewezenverklaring van het aanwezig hebben van
een hoeveelheidcocaïne, heroïne en MDMA. De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor het bestanddeel “in vereniging”.
4.2.2.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft voor dit feit vrijspraak bepleit nu een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) ontbreekt en niet vastgesteld kan worden dat de aangetroffen substanties verdovende middelen betreffen. Subsidiair stelt de raadsvrouw zich op het standpunt dat er geen aanknopingspunten zijn waardoor dit feit op basis van medeplegen bewezen kan worden.
4.2.3.
Beoordeling
Anders dan door de verdediging is aangevoerd, en met de officier van justitie, acht de rechtbank voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden waaruit volgt dat de aangetroffen substanties die in de slaapkamer van de verdachte werden aangetroffen, verdovende middelen bevatten.
Naar het oordeel van de rechtbank schrijft geen rechtsregel voor dat bij het testen van verdovende middelen onder alle omstandigheden NFI-rapportage nodig is.
De rechtbank oordeelt voorts dat er in het dossier naast de indicatieve test, die heeft geresulteerd in positieve resultaten, voldoende andere bewijsmiddelen voorhanden zijn voor bewezenverklaring van het aanwezig hebben van cocaïne, heroïne en MDMA. Immers ook uit de verklaringen van [naam getuige 2] , [naam getuige 3] , [naam getuige 4] en de grootmoeder van de verdachte, alsmede uit de inhoud van afgeluisterde telefoongesprekken blijkt van het voorhanden hebben van verdovende middelen bij de verdachte. Een nader onderzoek door het NFI acht de rechtbank derhalve niet noodzakelijk.
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat de verdachte voor het bestanddeel “in vereniging” moet worden vrijgesproken.
4.2.4.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte een hoeveelheid van cocaïne, heroïne en MDMA aanwezigheid heeft gehad.
4.3.
Bewijswaardering ten aanzien van de feiten 1, 2 en 6
4.3.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich, in haar schriftelijk requisitoir uitgebreid en hier verkort weergegeven, op het standpunt gesteld dat kan worden bewezen dat de verdachte in de periode van 1 juli 2015 tot en met 1 februari 2016 respectievelijk 1 mei 2016 tot en met 31 december 2016 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, [naam slachtoffer 2] respectievelijk [naam slachtoffer 3] heeft geworven, vervoerd, overgebracht en gehuisvest, met het oogmerk van uitbuiting van die [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 3] . Ook heeft de verdachte [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 3] ertoe gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met derden tegen betaling en opzettelijk voordeel getrokken uit de seksuele handelingen van die [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 3] met derden tegen betaling, dit alles terwijl zij de leeftijd van 18 jaren nog niet hadden bereikt (feit 1 en 2).
De officier van justitie heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat kan worden bewezen dat de verdachte in de periode van 1 juni 2016 tot en met 1 september 2016 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, [naam slachtoffer 4] heeft geworven, vervoerd en overgebracht, met het oogmerk van uitbuiting van die [naam slachtoffer 4] . Ook heeft hij haar ertoe gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling en opzettelijk voordeel getrokken uit de seksuele handelingen van die [naam slachtoffer 4] met derden tegen betaling, dit alles terwijl zij de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt (feit 6).
4.3.2.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft, in haar pleitnota uitgebreid en hier verkort weergegeven, integrale vrijspraak bepleit voor het medeplegen van de onder 1, 2 en 6 ten laste gelegde feiten.
Voorts is aangevoerd dat de verklaringen van [naam slachtoffer 3] onbetrouwbaar zijn, nu [naam slachtoffer 3] haar aangifte wilde intrekken omdat ze alles had gelogen.
4.3.3.
Beoordeling
De strekking van artikel 273f, eerste lid aanhef en onder 2, 5 en 8 Sr ziet op de bescherming van kinderen, waarbij de minderjarigheid een geobjectiveerd bestanddeel vormt, wat betekent dat kan worden volstaan met een vaststelling van het feit dat sprake was van minderjarigheid ten tijde van het ten laste gelegde.
Artikel 273f, eerste lid aanhef en onder 2 Sr ziet, voor zover thans van belang, op het werven, vervoeren, overbrengen, huisvesten of opnemen van een ander met het oogmerk van uitbuiting van die ander, terwijl die ander nog geen achttien jaren oud is. Deze bepaling is niet beperkt tot uitbuiting in de prostitutie, maar ziet op alle intermenselijke relaties waarbij uitbuiting van een minderjarige aan de orde is. Het begrip ‘uitbuiting’ is door de wetgever niet gedefinieerd, behoudens voor zover in artikel 273f, tweede lid, Sr – voor zover thans van belang - is bepaald dat ‘uitbuiting ten minste omvat uitbuiting van een ander in de prostitutie en andere vormen van seksuele uitbuiting’.
Het in artikel 273f, eerste lid, aanhef en onder 5, respectievelijk 8 Sr bepaalde ziet op het strafbaar stellen van, voor zover thans van belang, het brengen van een minderjarige in de prostitutie, respectievelijk het voordeel trekken uit de prostitutie door een minderjarige.
Uit de wetsgeschiedenis vloeit voort dat de wetgever ten aanzien van de strafbaarstelling van het op de prostitutie van minderjarigen gerichte handelen, van een verdergaande eis van specifieke, een uitbuitingsituatie kenmerkende, omstandigheden niet heeft willen weten. Het brengen van een minderjarige in de prostitutie of het profiteren van de opbrengst van prostitutiewerkzaamheden door een minderjarige is door de wetgever aangemerkt als een aan mensenhandel gerelateerde vorm van uitbuiting. Het voorgaande brengt mee dat het begrip ‘uitbuiting’ niet als bestanddeel in voormelde strafbepaling moet worden ingelezen en afzonderlijk worden bewezen, doch dat handelen als in deze strafbepaling neergelegd uitbuiting oplevert en wordt gekwalificeerd als mensenhandel.
Het gebruik van één of meer van de in artikel 273f, eerste lid, aanhef en onder 1 Sr genoemde (dwang)middelen is derhalve niet vereist voor strafbaar handelen.
De rechtbank stelt voorop dat de feiten 1, 2 en 6 minderjarige slachtoffers betreffen.
Uit het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte de drie minderjarige meisjes samen met zijn broer, tevens medeverdachte, heeft ontmoet met als doel hen aan te zetten om in de prostitutie te werken om daar voor zichzelf financieel gewin uit te halen. De verdachten lieten de meisjes [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 3] verliefd op hen worden en regelden huisvesting voor de meisjes. Voorts hebben de verdachten de meisjes meermalen gevraagd om seks tegen betaling te hebben en hebben de verdachten voorzieningen getroffen, zodat de meisjes zich ook daadwerkelijk beschikbaar hebben gesteld tot het verlenen van seksuele diensten. Zo werden profielen en advertenties op een sekssite op internet voor de meisjes gemaakt en er werden klanten geregeld. De verdachten hebben, al dan niet met behulp van een derde, de meisjes met grote regelmaat naar klanten vervoerd en weer opgehaald. De meisjes moesten bovendien (een deel van) het door hen verdiende geld aan de verdachten afstaan. De verdachten hebben vervolgens via [naam slachtoffer 3] de minderjarige [naam slachtoffer 4] aangezet om in de prostitutie te werken en hebben haar op dezelfde wijze gefaciliteerd als [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 3] . Behoudens het bieden van huisvesting, hebben de verdachten eveneens voorzieningen voor [naam slachtoffer 4] getroffen, zodat zij zich ook daadwerkelijk beschikbaar heeft gesteld tot het verlenen van seksuele diensten.
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte actief handelingen heeft verricht, waardoor hij de meisjes [naam slachtoffer 2] , [naam slachtoffer 3] en [naam slachtoffer 4] opzettelijk in een uitbuitingssituatie heeft gebracht en gehouden.
Dat de meisjes zo mogelijk zelf reeds vrijwillig hadden gekozen voor prostitutie, doet aan het vorenstaande niets af. Op basis van vaste rechtspraak dient onder het tot prostitutie brengen mede te worden verstaan iedere gedraging gericht tegen een persoon ertoe strekkende deze te belemmeren in zijn vrijheid met prostitutie op te houden ongeacht de omstandigheid of deze daarbij vrijwillig betrokken is geraakt dan wel reeds eerder bij prostitutie betrokken was.
Betrouwbaarheid verklaring [naam slachtoffer 3]
Anders dan de verdediging ziet de rechtbank geen aanleiding om de verklaring van [naam slachtoffer 3] onbetrouwbaar te achten. [naam slachtoffer 3] heeft immers in de kern consistent verklaard over de prostitutiewerkzaamheden en de gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden en haar verklaring wordt in voldoende mate ondersteund door andere bewijsmiddelen. Dat [naam slachtoffer 3] mogelijk op sommige punten niet consistent heeft verklaard, maakt haar verklaring niet in zijn geheel onbetrouwbaar. Naar het oordeel van de rechtbank is haar verklaring beïnvloed door gevoelens van angst jegens de verdachten, zoals met name blijkt uit haar verklaring bij de rechter-commissaris. Bovendien heeft zij in weerwil van haar eerdere mededeling aan haar advocaat dat ze alles heeft gelogen, bij de rechter-commissaris wederom over haar prostitutiewerkzaamheden en de verdeling van de opbrengst daarvan verklaard, hetgeen haar aangifte onderschrijft.
Medeplegen
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat er sprake was van medeplegen, aangezien er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking en van een gezamenlijke uitvoering door de verdachte en zijn medeverdachte(n), bij het tot stand brengen en houden van de uitbuitingssituatie van de meisjes.
Pleegperioden
De rechtbank acht de pleegperioden waarin de drie feiten zijn gepleegd bewezen conform de vordering van de officier van justitie.
4.3.4.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte samen met een of meer anderen het feit zoals ten laste gelegd onder 1 heeft gepleegd.
Voorts is bewezen dat de verdachte samen met een of meer anderen het ten laste gelegde feit onder 2 heeft gepleegd in de periode 1 mei 2016 tot en met 31 december 2016.
Ten aanzien van het ten laste gelegde feit onder 6 is eveneens bewezen dat de verdachte samen met een of meer anderen dit feit heeft begaan in de periode 1 juni 2016 tot en met 1 september 2016.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 5 en 6 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij in de periode van 01 juli 2015 tot en met 01 februari 2016 te Rotterdam en Nieuwegein en Zoetermeer en 's-Gravenhage en Hendrik-Ido-Ambacht, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, (sub 2)
[naam slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 2] 2000) heeft geworven en vervoerd en overgebracht en
gehuisvest en opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [naam slachtoffer 2] , terwijl die [naam slachtoffer 2] de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt en
(sub 5)
[naam slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 2] 2000) ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling, terwijl die [naam slachtoffer 2] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt en
(sub 8)
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van [naam slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 2] 2000) met of voor een derde tegen betaling, terwijl die [naam slachtoffer 2] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, immers hebben hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s)
- die [naam slachtoffer 2] één of meer (naakt)foto(s) van zichzelf laten maken ten behoeve van (seks)advertenties, en
- ( vervolgens) (een) profiel(en) en advertentie(s) met (een) (naakt)foto('s) en/of afbeelding
en (van die [naam slachtoffer 2] ) waarin seksuele handelingen tegen betaling werden aangeboden gemaakt , en die advertentie(s) op internet geplaatst ( [naam internetsite] ), en
- die profielen en advertentie(s) beheerd door die te activeren, en
- instructies gegeven aan die [naam slachtoffer 2] over wat die [naam slachtoffer 2] tegen de klanten moest zeggen over haar naam, haar leeftijd en de reden waarom ze seksuele handelingen tegen betaling aanbood, en
- afspraken gemaakt met die [naam slachtoffer 2] over welke seksuele handelingen zij moest verrichten bij de klanten en de prijs die [naam slachtoffer 2] voor die seksuele handelingen moest vragen, en- een telefoon voor die [naam slachtoffer 2] aangeschaft waarop die [naam slachtoffer 2] klanten die belden naar aanleiding van die profielen en/of advertentie(s), te woord moest staan, en
- afspraken gemaakt met één of meer klant(en) die reageerden op die profielen en/of advertentie(s) van die [naam slachtoffer 2] , over het tijdstip van de (prostitutie)afspraak en/of de te verrichten seksuele handeling(en) en/of de prijs die daarvoor betaald moest worden, en
- die gemaakte afspraken met de klanten medegedeeld aan die [naam slachtoffer 2] en (aldus) bepaald welke seksuele handelingen en/of met welke personen en/of wanneer zij prostitutiewerkzaamheden diende te verrichten, en
- die [naam slachtoffer 2] (met de auto) naar klanten gebracht en vervolgens daar weer opgehaald, en
- het door die [naam slachtoffer 2] in de prostitutie verdiende geld verdeeld onder hem, verdachte, en zijn mededader(s) en die [naam slachtoffer 2] ;
2.
hij in de periode van
1 mei 2016tot en met 31 december 2016 te Rotterdam en Nieuwegein en Amsterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, (sub 2)
[naam slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 3] 2000) heeft geworven en vervoerd en overgebracht en gehuisvest en opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [naam slachtoffer 3] , terwijl die [naam slachtoffer 3] de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt en
(sub 5)
[naam slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 3] 2000) ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling, terwijl die [naam slachtoffer 3] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt en
(sub 8)
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van [naam slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 3] 2000) met of voor een derde tegen betaling, terwijl die [naam slachtoffer 3] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, immers hebben hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s)
- die [naam slachtoffer 3] één of meer (naakt)foto(s) van zichzelf laten maken ten behoeve van (seks)advertenties, en
- ( vervolgens) (een) profiel(en) en advertentie(s) met (naakt)foto's en/of afbeeldingen (van die [naam slachtoffer 3] ) waarin seksuele handelingen tegen betaling werden aangeboden gemaakt en die advertentie
(s)op internet geplaatst ( [naam internetsite] ), en
- die profielen en advertentie(s) beheerd door die te activeren en
- een telefoon voor die [naam slachtoffer 3] aangeschaft waarop klanten naar aanleiding van die profiel
en/of advertentie(s), konden bellen, en
- afspraken gemaakt met één of meer klant(en) die reageerden op die profielen en/of advertentie(s) van die [naam slachtoffer 3] , over het tijdstip van de (prostitutie)afspraak en/of de te verrichten seksuele handeling(en) en/of de prijs die daarvoor betaald moest worden, en- die gemaakte afspraken met de klanten medegedeeld aan die [naam slachtoffer 3] en (aldus) bepaald welke seksuele handelingen en/of met welke personen en/of wanneer zij prostitutiewerkzaamheden diende te verrichten, en
- die [naam slachtoffer 3] (met de auto) naar klanten gebracht en vervolgens daar weer opgehaald, en
- het door die [naam slachtoffer 3] in de prostitutie verdiende geld verdeeld onder hem, verdachte, en zijn mededader(s) en die [naam slachtoffer 3] ;
5.
hij op 07 maart 2017 te Rotterdam , opzettelijk aanwezig heeft gehad
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en
- ( een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA
,zijnde heroïne en cocaïne en MDMA (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
6.
hij in de periode van 1 juni 2016 tot en met
1 september 2016te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
(sub 2)
[naam slachtoffer 4] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 4] 1999) heeft geworven en vervoerd en overgebracht , met het oogmerk van uitbuiting van die [naam slachtoffer 4] , terwijl die [naam slachtoffer 4] de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt en
(sub 5)
[naam slachtoffer 4] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 4] 1999) ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling, terwijl die [naam slachtoffer 4] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt en
(sub 8)
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van [naam slachtoffer 4] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 4] 1999) met of voor een derde tegen betaling, terwijl die [naam slachtoffer 4] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, immers hebben hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s)
- die [naam slachtoffer 4] één of meer (naakt)foto('s) van zichzelf laten maken en die [naam slachtoffer 4] opgedragen dergelijke foto('s) naar verdachte en/of zijn mededader(s) te sturen, en
- gedreigd de dochter van die [naam slachtoffer 4] "iets aan te doen" als ze geen foto's van zichzelf naar verdachte en/of zijn mededader(s) zou sturen, en- afspraken gemaakt met die [naam slachtoffer 4] over welke seksuele handelingen zij moest verrichten bij de klanten en de prijs die [naam slachtoffer 4] voor die seksuele handelingen moest vragen, en
- afspraken gemaakt met één of meer klant(en) die reageerden op de profielen in de seksadvertenties van die [naam slachtoffer 4] , over het tijdstip van de (prostitutie)afspraak en/of de te verrichten seksuele handeling(en) en/of de prijs die daarvoor betaald moest worden en- die gemaakte afspraken met de klanten medegedeeld aan die [naam slachtoffer 4] en (aldus) bepaald welke seksuele handelingen en/of met welke personen en/of wanneer zij prostitutiewerkzaamheden diende te verrichten, en
- die [naam slachtoffer 4] (met de auto) naar klanten gebracht en vervolgens daar weer opgehaald, en
- instructies gegeven aan die [naam slachtoffer 4] over de kleding die zij moest dragen en/of de make-up die zij wel/niet op moest doen, en
- het door die [naam slachtoffer 4] in de prostitutie verdiende geld verdeeld onder hem, verdachte, en zijn mededader(s) en die [naam slachtoffer 4] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
mensenhandel, terwijl de persoon ten aanzien van wie het in artikel 273f, eerste lid onder 2º, 5º en 8º omschreven feit wordt gepleegd, de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt en terwijl het in artikel 273f, eerste lid onder 2º, 5º en 8º omschreven feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;
2.
mensenhandel, terwijl de persoon ten aanzien van wie het in artikel 273f, eerste lid onder 2º, 5º en 8º omschreven feit wordt gepleegd, de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt en terwijl het in artikel 273f, eerste lid onder 2º, 5º en 8º omschreven feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;
5.
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
6.
mensenhandel, terwijl de persoon ten aanzien van wie het in artikel 273f, eerste lid onder 2º, 5º en 8º omschreven feit wordt gepleegd, de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt en terwijl het in artikel 273f, eerste lid onder 2º, 5º en 8º omschreven feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering maatregel

7.1.
Algemene overweging
De maatregel die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de maatregel is gebaseerd
De verdachte was ten tijde van de gepleegde feiten 16 en 17 jaar. Hij heeft zich, in vereniging, meermalen schuldig gemaakt aan uitbuiting in de prostitutie van [naam slachtoffer 2] gedurende een periode van zeven maanden, van [naam slachtoffer 3] gedurende een periode van acht maanden en van [naam slachtoffer 4] gedurende een periode van drie maanden. De meisjes zijn door de verdachte en zijn broer geworven. Van de meisjes zijn foto's gemaakt en deze foto’s zijn ten behoeve van klantenwerving op internet geplaatst. Ook zijn de meisjes geïnstrueerd over de werkwijze en de te hanteren tarieven voor seksuele handelingen. Er werden afspraken gemaakt met klanten voor de meisjes, de meisjes werden begeleid en vervoerd naar afspraken. De meisjes [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 3] zijn ook gehuisvest. De verdachte heeft voorts geprofiteerd van de opbrengsten die de meisjes hadden uit de seksuele handelingen die zij tegen betaling verrichtten. De verdachten hebben in hun relatie met de meisjes en met name in de relatie met [naam slachtoffer 3] , veel geweld gebruikt en misbruik gemaakt van de kwetsbare persoonlijke positie waarin de meisjes zich bevonden.
Dit zijn zeer ernstige feiten en mede door het handelen van de verdachte is op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit en de persoonlijke vrijheid van deze jonge meisjes.
De verdachte heeft slechts oog gehad voor zijn eigen (financiële) belangen en op geen enkele wijze rekening gehouden met de belangen en het welzijn van deze kwetsbare minderjarige meisjes. Beantwoording van de vraag of er sprake is geweest van dwang en of de slachtoffers zo mogelijk hebben ingestemd met de prostitutiewerkzaamheden is, gegeven hun minderjarige leeftijd, niet van belang. De door de verdachte overtreden bepalingen beogen immers minderjarigen te beschermen, ook tegen zichzelf. Juist de leeftijd van de meisjes maakt hen immers kwetsbaar. De verdachte heeft van deze kwetsbaarheid misbruik gemaakt.
De rechtbank rekent de verdachte deze gang van zaken ernstig aan, te meer daar de ervaring leert dat terugkeer van deze meisjes naar een normaal bestaan uitermate problematisch zal verlopen. De rechtbank neemt voorts in aanmerking dat de verdachte, door geen openheid van zaken te geven, er op geen enkele wijze blijk van heeft gegeven de onjuistheid van zijn handelen in te zien.
De verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van verdovende middelen, te weten cocaïne, heroïne en MDMA. Deze verdovende middelen zijn voor de gezondheid van gebruikers daarvan zeer schadelijke stoffen en het gebruik ervan is ook bezwarend voor de samenleving, onder andere vanwege de daarmee gepaard gaande door verslaafden gepleegde criminaliteit.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 19 december 2017, waaruit blijkt dat de verdachte, behoudens een leerplichtzaak, niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
In het dossier bevinden zich meerdere rapporten die over de verdachte zijn opgemaakt. Een aantal rapporten is gedateerd. De rechtbank zal slechts acht slaan op de meest recente rapportages.
GZ- en kinder- en jeugdpsycholoog drs. M.H. Keppel heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 6 september 2017. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
Er is bij de verdachte sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van ADHD. Stoornis in cannabisgebruik is uitgesteld. Daarnaast is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling, een normoverschrijdend-gedragsstoornis en een performale zwakbegaafdheid. Genoemde ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens bestonden ten tijde van het ten laste gelegde en hebben doorgewerkt in zijn gedragingen. De verdachte zwijgt over de ten laste gelegde feiten. Derhalve kan er geen uitspraak worden gedaan over de toerekenbaarheid. Vanuit de risicotaxatie kan gezegd worden dat het risico op gewelddadig of ernstig grensoverschrijdend gedrag matig tot hoog is. De opvoedsituatie is zorgelijk omdat moeder niet in staat is de verdachte te begrenzen. Daarnaast is er sprake geweest van huiselijk geweld en wordt zijn broer verdacht van dezelfde feiten. De verdachte heeft geen zinvolle dagbesteding. Er bestaan grote zorgen met betrekking tot de ontwikkeling van de verdachte en die worden nog groter als het ten laste gelegde bewezen wordt verklaard. Het betreft ernstige feiten, waarbij hij misschien onderdeel is van een groter crimineel netwerk.
Eerdere, intensieve hulpverlening is niet van de grond gekomen of heeft niet het gewenste effect gehad, omdat de verdachte onvoldoende meewerkte dan wel zich onttrok aan de hulpverlening. Het is van belang dat er in behandeling aandacht wordt besteed aan de ADHD, de agressieregulatie, de gedragsproblematiek en de bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling en het cannabisgebruik.
Mocht het aandeel van de verdachte, indien bewezen, groot zijn, lijkt een klinische behandeling in het kader van een PIJ maatregel, al dan niet voorwaardelijk, aangewezen. Hierbij wordt ook meegewogen dat er sprake is van ernstige feiten en van een maatschappelijk gevaar. Voor een voorwaardelijke PIJ-maatregel moet de verdachte bereid zijn hier zijn medewerking aan te verlenen.
Kinder- en jeugdpsychiater drs. J. de Jonge heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 6 september 2017. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
Er is bij de verdachte sprake van een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van ADHD en uitgebreide en aanhoudende stoornissen in zijn gedrag sinds zijn kindertijd, variërend van oppositioneel-opstandig gedrag tot een gestoorde agressieregulatie. Gevreesd wordt voor verdere afglijding richting persoonlijkheidsstoornis met vooral narcistische trekken. Er is bovendien sprake van cannabisgebruik. Indien het ten laste gelegde bewezen wordt geacht heeft dit een verschuiving in de diagnostiek tot gevolg, waarbij er in dat geval sprake is van ADHD, naast een normoverschrijdend-gedragsstoornis, bij een bedreigde ontwikkeling van de persoonlijkheid richting persoonlijkheidsstoornis met narcistische en antisociale trekken. De ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens bestond ook ten tijde dat het ten laste gestelde speelde en kunnen zeker van invloed zijn geweest bij de gedragskeuzes en gedragingen van betrokkene. Omdat de verdachte de ten laste gelegde feiten niet heeft willen inbrengen binnen het onderzoek en gebruik maakt van zijn zwijgrecht is een delictanalyse, waaruit een eventueel verband tussen diagnose en het ten laste gelegde kan worden gelegd, daardoor niet goed mogelijk. Er kan bovendien geen uitspraak worden gedaan over de toerekenbaarheid. Bij bewezenverklaring zijn er ten aanzien van in de diagnose beschreven problematiek zeker zaken denkbaar, die een invloed hebben kunnen gehad op tot stand komen van het gedrag en de gedragskeuzes ten tijde van het ten laste gelegde, te weten de impulsiviteit en aandachtsproblemen vanuit de ADHD, de agressieregulatie vanuit de gedragsproblematiek en zaken zoals de mate van een eventueel ontbreken van invoelend vermogen, schuldbesef en probleembesef. Er bestaat een matig tot hoog risico op gewelddadig of grensoverschrijdend gedrag, waarbij gesteld kan worden dat mits en voor zover het ten laste gelegde bewezen kan worden geacht, de risicokans op gewelddadig of grensoverschrijdend gedrag aanmerkelijk hoger komt te liggen.
Hoewel een volledig afgewogen interventieadvies niet gegeven kan worden, omdat de verdachte niets vertelt over wat er is voorgevallen, gaat het indien bewezen om ernstige feiten. Mocht het aandeel van de verdachte, indien bewezen, groot zijn, dan gaan de gedachten uit naar een residentiële setting, zo nodig in een inrichting voor jeugdigen, dit zou kunnen via een verderstrekkende maatregel plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (onvoorwaardelijke PIJ). Er is dan sprake van ernstige feiten, bij een behandelnoodzaak, bij een groot recidive gevaar en bij een gevaar voor personen.
De verdachte zou baat hebben bij een stevig gestructureerde aanpak, waarbij speciale aandacht nodig is voor agressieregulatie, impulsbeheersing en voor normen en waarden. Daarnaast is het bevorderen van zaken als reïntegratie in de maatschappij, scholing, maken en behouden van vrienden en kennissen en een zinvolle daginvulling noodzakelijk. Toezicht door de jeugdreclassering wordt aanbevolen. Mocht het aandeel van de verdachte, indien bewezen, minder groot zijn, zou indien hij mee wil werken aan de behandeling een voorwaardelijke plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (voorwaardelijke PIJ) kunnen worden opgelegd. Deze maatregel biedt een stevige stok achter de deur. Een PIJ-plaatsing kan dan alsnog volgen als hij zich niet aan de voorwaarden houdt. In dit geval zou, gelet op de ernst van de problematiek en de problemen bij de begeleiding tot op heden, klinisch gestart moeten worden. Van belang is reïntegratie in de maatschappij, waarbij scholing en/of een zinvolle daginvulling van groot belang is. Tenslotte is ook in die situatie een toezicht van de reclassering aangewezen.
Het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering (hierna: de jeugdreclassering), heeft rapporten over de verdachte opgemaakt, onder meer gedateerd 11 september 2017 en 15 januari 2018.
In het rapport van 11 september 2017 heeft de jeugdreclassering geadviseerd een onvoorwaardelijke PIJ op te leggen, indien de ten laste gelegde feiten (grotendeels) bewezen worden verklaard. De jeugdreclassering ziet op dat moment, met het oog op de houding van de verdachte en de observaties van het NIFP, geen mogelijkheden voor de invulling van een voorwaardelijke PIJ.
Het rapport van 15 januari 2018 houdt voor zover van belang het volgende in.
De strekking van het Perspectiefplan vanuit de Hartelborgt is, kortgezegd, positief. Het gedrag van de verdachte is na 12 september 2017 aanzienlijk verbeterd. Bij de verdachte lijkt, nadat hij heeft gehoord dat een PIJ-maatregel geadviseerd zou worden, meer motivatie voor gedragsverandering te zijn gekomen. Ten aanzien van incidenten tijdens zijn verblijf zijn er tussen september en december 2017 nog meerdere incidenten geweest, waarbij voornamelijk de positieve urinecontroles opvallen. Ook is er driemaal contrabande op zijn kamer aangetroffen en is er eenmaal een geweldsincident geweest. Toch wordt de ontwikkeling van de verdachte over het algemeen als positief omschreven.
De jeugdreclassering maakt zich echter, blijvend, zorgen over de persoonlijkheids-ontwikkeling van de verdachte en de kans op gewelddadig of ernstig grensoverschrijdend gedrag wanneer hij (grotendeels) voor onderhavige delicten veroordeeld wordt. Hierbij verwijst de jeugdreclassering naar de inschattingen hieromtrent die uit de Pro-Justitia rapportages naar voren komen.
Zijn huidige houding is naar de inschatting van de jeugdreclassering mede het gevolg van een mogelijke verregaande maatregel die hem opgelegd kan worden en mogelijk ook het gevolg van het verblijf in een gestructureerde en gecontroleerde omgeving. De jeugdreclassering ziet het als positief dat de verdachte zich grotendeels naar de normen van de Hartelborgt weet te voegen, maar ziet geen aanleiding hieraan een verminderde recidivekans te verbinden. De jeugdreclassering vindt de door de psychiater en psycholoog benoemde persoonlijkheidsontwikkeling en de hem ten laste gelegde delicten onverminderd zorgelijk. Daarnaast dient opgemerkt te worden dat de verdachte tot op heden geen openheid van zaken heeft willen geven ten aanzien van de hem ten laste gelegde feiten. Uit het Perspectiefplan begrijpt de jeugdreclassering dat zijn sociale netwerk en familiecontacten als positief worden aangemerkt. Op basis van de hem ten laste gelegde feiten ziet de jeugdreclassering hier juist mogelijke risico's wanneer er tot een veroordeling wordt overgegaan. De jeugdreclassering merkt op dat de leefgebieden in het perspectiefplan worden beoordeeld op basis van huidige indrukken, waarbij geen verband wordt gelegd met delictgedrag, aangezien hij nog verdachte is in deze zaak. Wanneer hij (grotendeels) veroordeeld wordt voor de hem ten laste gelegde feiten zal er opnieuw een delictscenario uitgeschreven moeten worden waarbij de leefgebieden opnieuw moeten worden beoordeeld op criminogene factoren, waarbij deze mogelijk minder positief zullen uitvallen omdat dit gelinkt wordt aan delictgedrag.
Het voorgaande maakt dat de jeugdreclassering niet afwijkt van het eerder gegeven advies.
Ter terechtzitting heeft psycholoog Keppel de door haar uitgebrachte rapportage nader toegelicht en bevestigd.
Voorts heeft de jeugdreclassering een e-mail gestuurd, gedateerd 19 januari 2018, waarin met betrekking tot het advies verwezen wordt naar de reeds uitgebrachte rapporten. Verder wordt de volgende toelichting gegeven.
In december 2017 is er vanuit moeder en vanuit de verdachte het verzoek gekomen om de mogelijkheden van een gedragsbeïnvloedende maatregel of een ITB Harde Kern te onderzoeken. De jeugdreclassering heeft aangegeven dit niet te doen. In een eerder stadium heeft de jeugdreclassering reeds beargumenteerd waarom zij er geen vertrouwen in heeft dat enige bijzondere voorwaarden in voorwaardelijk kader tot recidive vermindering zouden leiden. De verdachte zou wellicht in staat zijn zich aan afspraken te houden maar dit kader zou niet voldoende zijn om gedragsverandering te bewerkstelligen en derhalve het recidiverisico te verminderen. Hiervoor wordt de problematiek als te ernstig gezien. In dit kader heeft de jeugdreclassering dan ook aangegeven dat het gedrag van de verdachte in de Hartelborgt geen aanleiding vormt om deze overweging te herzien.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
PIJ-maatregel
De rechtbank stelt vast dat de gepleegde feiten 1, 2 en 6 misdrijven zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld.
Op grond van hetgeen de psycholoog, de psychiater en de jeugdreclassering in hun rapporten vermelden is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat bij de verdachte ten tijde van het begaan van de misdrijven een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en daarnaast dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van een PIJ-maatregel eisen. Bovendien is deze maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte.
De rechtbank overweegt dat de PIJ-maatregel zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Dit betekent dat verlenging van deze maatregel mogelijk is voor zover de maatregel daardoor de duur van zeven jaar niet te boven gaat.
Algemene afsluiting
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen maatregel passend en geboden.

8.Vorderingen benadeelde partijen/ schadevergoedingsmaatregelen

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 1] als wettelijke vertegenwoordiger van [naam slachtoffer 2] , wonende te Rotterdam, ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 31.310,-- aan materiële schade en een bedrag van € 10.000,-- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Ter terechtzitting heeft de raadsvrouw van [naam slachtoffer 2] zich gerefereerd aan de herberekening en de hoogte van het bedrag zoals door de officier van justitie gevorderd.
Voorts heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd: [naam benadeelde 2] , domicilie kiezende te Apeldoorn, ter zake van het onder 7 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 2.960,29 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 2] . Ten aanzien van de benadeelde partij [naam benadeelde 3] , heeft de officier van justitie geconcludeerd tot toewijzing van een bedrag van € 10.000,-- aan immateriële schade en tot toewijzing van een bedrag van € 23.526,-- aan materiële schade. De officier van justitie heeft voorts gevorderd beide vorderingen te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van beide vorderingen primair verzocht om niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij, aangezien vrijspraak is bepleit.
Ten aanzien van vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 3] heeft de raadsvrouw subsidiair verzocht het materiële deel af te wijzen nu de berekening van de gederfde inkomsten onjuist is. De raadsvrouw heeft het immateriële deel van de vordering eveneens betwist, wegens het ontbreken van causaal verband.
8.3.
Beoordeling
De benadeelde partij [naam benadeelde 2]
De verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade rechtstreeks zou zijn ontstaan, te weten de afpersing, subsidiair de oplichting van die [naam benadeelde 2] ten laste gelegd onder 7.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partij [naam benadeelde 2] niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
De benadeelde partij [naam benadeelde 3]
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de vordering genoegzaam is onderbouwd, zal deze, ondanks de betwisting door de verdachte, worden toegewezen tot een bedrag zoals nader bepaald.
De rechtbank zoekt voor het bepalen van de hoogte van de materiële schade aansluiting bij de ontnemingsvordering. De rechtbank gaat daarbij, nu niet meer exact is vast te stellen wanneer welke seksuele handelingen werden verricht en welke bedragen daarvoor zijn betaald, uit van de volgende uitgangspunten bij het begroten van de geleden schade.
Uit het ontnemingsdossier (pagina 10) leidt de rechtbank af dat [naam slachtoffer 2] in de ten laste gelegde periode 332 klanten heeft gehad. De rechtbank begroot de gemiddelde prijs voor de verrichte prostitutiewerkzaamheden op een bedrag van € 100,-- per klant, gelet op de verklaringen van de slachtoffers over de verrichte seksuele handelingen en de verschillende genoemde tarieven in dit dossier.
Uit het ontnemingsdossier leidt de rechtbank voorts af dat [naam slachtoffer 2] in totaal 145 dagen prostitutiewerkzaamheden heeft verricht. Voorts gaat de rechtbank uit van de herberekening van de gemaakte kosten, zoals de officier van justitie bij requisitoir heeft beraamd op € 60,-- per dag, naar aanleiding van de verklaring van [naam slachtoffer 2] bij de rechter-commissaris van 16 januari 2018, waarin zij heeft verklaard dat van de totale verdiensten eerst de kosten werden afgetrokken voordat een verdeling plaatsvond. De rechtbank begroot de gemaakte kosten gelet daarop op (€ 60,-- x 145 dagen =) € 8.700,--.
Gelet op het voorgaande bedragen de uit de prostitutiewerkzaamheden genoten opbrengsten (332 klanten x € 100,--) = € 33.200,-- minus € 8.700,-- aan kosten, ofwel € 24.500,--. Van dit bedrag heeft [naam slachtoffer 2] 2/3e deel aan de verdachte en de medeverdachte moeten afstaan, te weten
€ 16.333,33.
Daarnaast leidt de rechtbank uit het dossier af dat [naam slachtoffer 2] € 2.000,-- spaargeld aan de medeverdachte heeft gegeven, en niet heeft teruggekregen. Deze schadepost valt naar het oordeel van de rechtbank niet onder de vordering ten aanzien van de verdachte.
De rechtbank wijst aldus als materiële schade toe een bedrag van € 16.333,33 (hoofdelijk met de medeverdachte). De benadeelde partij zal voor het overige verzochte materiële deel niet-ontvankelijk worden verklaard.
Voorts is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij [naam benadeelde 3] door het bewezen verklaarde strafbare feit onder 1 rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 10.000,--.
De verdachte moet een schadevergoeding betalen van in totaal € 26.333,33.
Nu de verdachte het strafbare feit, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een of meer mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. In dit geval betekent dit dat de verdachte en zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk zijn voor het bedrag van € 26.333,33.
Indien en voor zover de mededader(s) de benadeelde partij betaalt/betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 1 februari 2016, zijnde de laatste dag van de ten laste gelegde periode.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [naam benadeelde 3] een schadevergoeding betalen van € 26.333,33, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2016. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding van [naam benadeelde 2] geen inhoudelijke beslissing genomen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 47, 63, 77a, 77g, 77h, 77s en 273f van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 3, 4 en 7 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 5 en 6 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
legt de verdachte op de
maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen;
verklaart de benadeelde partij
[naam benadeelde 2]niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededader(s), om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam benadeelde 3], te betalen een bedrag van
€ 26.333,33 (zegge: zesentwintig duizend driehonderd drieëndertig euro en drieëndertig eurocent), bestaande uit € 16.333,33 aan materiële schade en € 10.000,-- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 februari 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededader(s) van de verdachte aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 26.333,33(hoofdsom,
zegge: zesentwintig duizend driehonderd drieëndertig euro en drieëndertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van
€ 26.333,33 vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
30 (dertig) dagen; toepassing van de vervangende jeugddetentie heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader(s), tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. F. Aukema-Hartog, voorzitter,
en mrs. A.A.J. de Nijs en M. Jeltes, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Kandemir-Akkal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 01 juli 2015 tot en met 01 februari 2016 te Rotterdam en/of Nieuwegein en/of Zoetermeer en/of 's-Gravenhage en/of Hendrik-Ido-Ambacht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(sub 2)
[naam slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 2] 2000) heeft geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [naam slachtoffer 2] , terwijl die [naam slachtoffer 2] de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt en/of
(sub 5)
[naam slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 2] 2000) ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling, dan wel ten aanzien van die [naam slachtoffer 2] enige handeling heeft ondernomen waarvan hij en/of zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs
moest(en) vermoeden dat die [naam slachtoffer 2] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die handelingen, terwijl die [naam slachtoffer 2] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt en/of
(sub 8)
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van [naam slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 2] 2000) met of voor een derde tegen betaling, terwijl die [naam slachtoffer 2] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s)
- die [naam slachtoffer 2] één of meer (naakt)foto(s) van zichzelf laten maken ten behoeve van (een) (seks)advertentie(s), en/of
- ( vervolgens) (een) profiel(en) en/of advertentie(s) met (een) (naakt)foto('s) en/of afbeelding(en) (van die [naam slachtoffer 2] ) waarin seksuele handelingen tegen betaling werden aangeboden gemaakt en/of laten maken, en/of die advertentie(s) op internet geplaatst en/of laten plaatsen ( [naam internetsite] ), en/of
- die profiel(en) en/of advertentie(s) beheerd door die te activeren, op te waarderen, op te hogen, en/of
- instructies gegeven aan die [naam slachtoffer 2] over wat die [naam slachtoffer 2] tegen de klanten moest zeggen over haar naam, haar leeftijd en de reden waarom ze seksuele handelingen tegen betaling aanbood, en/of
- afspraken gemaakt met die [naam slachtoffer 2] over welke seksuele handelingen zij moest verrichten bij de klanten en/of de prijs die [naam slachtoffer 2] voor die seksuele handelingen moest vragen, en/of
- een telefoon voor die [naam slachtoffer 2] aangeschaft waarop die [naam slachtoffer 2] klanten die belden naar aanleiding van die profiel(en) en/of advertentie(s), te woord moest staan, en/of
- ( een) afspra(a)k(en) gemaakt met één of meer klant(en) die reageerden op die profiel(en) en/of advertentie(s) van die [naam slachtoffer 2] , over het tijdstip van de (prostitutie)afspraak, en/of de te verrichten seksuele handeling(en) en/of de prijs die daarvoor betaald moest worden, en/of (vervolgens)
- die gemaakte afspraken met de klanten medegedeeld aan die [naam slachtoffer 2] , en/of (aldus) bepaald welke seksuele handelingen en/of met welke perso(o)n(en) en/of wanneer zij prostitutiewerkzaamheden diende te verrichten, en/of
- die [naam slachtoffer 2] (met de auto) naar klanten gebracht en/of (vervolgens) daar weer opgehaald, en/of
- het door die [naam slachtoffer 2] in de prostitutie verdiende geld verdeeld onder hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) en/of die [naam slachtoffer 2] ;
(art 273f lid 1 ahf/sub 2°, sub 5°, sub 8° en lid 3 ahf/sub 1°, 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2015 tot en met 31 december 2016 te Rotterdam en/of Nieuwegein en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(sub 2)
[naam slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 3] 2000) heeft geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [naam slachtoffer 3] , terwijl die [naam slachtoffer 3] de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt en/of
(sub 5)
[naam slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 3] 2000) ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling, dan wel ten aanzien van die [naam slachtoffer 3] enige handeling heeft ondernomen waarvan hij en/of zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [naam slachtoffer 3] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die handelingen, terwijl die [naam slachtoffer 3] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt en/of
(sub 8)
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van [naam slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 3] 2000) met of voor een derde tegen betaling, terwijl die [naam slachtoffer 3] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, immers hebben/heeft hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s)
- die [naam slachtoffer 3] één of meer (naakt)foto(s) van zichzelf laten maken ten behoeve van (een) (seks)advertentie(s), en/of
- ( vervolgens) (een) profiel(en) en/of advertentie(s) met (naakt)foto's en/of afbeeldingen (van die [naam slachtoffer 3] ) waarin seksuele handelingen tegen betaling werden aangeboden gemaakt en/of laten maken, en/of die advertentie op internet geplaatst en/of laten plaatsen ( [naam internetsite] ), en/of
- die profiel(en) en/of advertentie(s) beheerd door die te activeren, op te waarderen, op te hogen, en/of
- een telefoon voor die [naam slachtoffer 3] aangeschaft waarop klanten naar aanleiding van die profiel(en) en/of advertentie(s), konden bellen, en/of
- ( een) afspra(a)k(en) gemaakt met één of meer klant(en) die reageerden op die profiel(en) en/of advertentie(s) van die [naam slachtoffer 3] , over het tijdstip van de (prostitutie)afspraak, en/of de te verrichten seksuele handeling(en) en/of de prijs die daarvoor betaald moest worden, en/of (vervolgens)
- die gemaakte afspraken met de klanten medegedeeld aan die [naam slachtoffer 3] , en/of (aldus) bepaald welke seksuele handelingen en/of met welke perso(o)n(en) en/of wanneer zij prostitutiewerkzaamheden diende te verrichten, en/of
- die [naam slachtoffer 3] (met de auto) naar klanten gebracht en/of (vervolgens) daar weer opgehaald, en/of
- het door die [naam slachtoffer 3] in de prostitutie verdiende geld verdeeld onder hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) en/of die [naam slachtoffer 3] ;
(art 273f lid 1 ahf/sub 2°, sub 5°, sub 8° en lid 3 ahf/sub 1°, 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op of omstreeks 25 januari 2017 te Rotterdam [naam slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [naam slachtoffer 1] in het gezicht te stompen en/of te slaan;
(art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
4.
hij op of omstreeks 07 februari 2017 te Rotterdam [naam slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk die [naam slachtoffer 1] (via een sms-bericht) dreigend de woorden toegevoegd :"Ga je zo kapot komen slaan kkr hoertje als je nu niet
komt", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
5.
hij op of omstreeks 07 maart 2017 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ( totaal) ongeveer 50,2 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of
- ( totaal) ongeveer 16,5 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
- ( totaal) ongeveer 1,1 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA
zijnde heroïne en/of cocaïne en/of MDMA (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(art 2 ahf/ond C en 10 lid 3 Opiumwet, 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
6.
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2016 tot en met 20 april 2017 te Rotterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(sub 2)
[naam slachtoffer 4] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 4] 1999) heeft geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [naam slachtoffer 4] , terwijl die [naam slachtoffer 4] de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt en/of
(sub 5)
[naam slachtoffer 4] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 4] 1999) ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling, dan wel ten aanzien van die [naam slachtoffer 4] enige handeling heeft ondernomen waarvan hij en/of zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [naam slachtoffer 4] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die handelingen, terwijl die [naam slachtoffer 4] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt en/of
(sub 8)
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van [naam slachtoffer 4] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 4] 1999) met of voor een derde tegen betaling, terwijl die [naam slachtoffer 4] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s)
- die [naam slachtoffer 4] één of meer (naakt)foto('s) van zichzelf laten maken en/of die [naam slachtoffer 4] opgedragen dergelijke foto('s) naar verdachte en/of zijn mededader(s) te sturen, en/of
- gedreigd de dochter van die [naam slachtoffer 4] "iets aan te doen" als ze geen foto's van zichzelf naar verdachte en/of zijn mededader(s) zou sturen, en/of
- afspraken gemaakt met die [naam slachtoffer 4] over welke seksuele handelingen zij moest verrichten bij de klanten en/of de prijs die [naam slachtoffer 4] voor die seksuele handelingen moest vragen, en/of
- ( een) afspra(a)k(en) gemaakt met één of meer klant(en) die reageerden op de profiel(en) in de seksadvertenties van die [naam slachtoffer 4] , over het tijdstip van de (prostitutie)afspraak, en/of de te verrichten seksuele handeling(en) en/of de prijs die daarvoor betaald moest worden en/of (vervolgens)
- die gemaakte afspraken met de klanten medegedeeld aan die [naam slachtoffer 4] , en/of (aldus) bepaald welke seksuele handelingen en/of met welke perso(o)n(en) en/of wanneer zij prostitutiewerkzaamheden diende te verrichten, en/of
- die [naam slachtoffer 4] (met de auto) naar klanten gebracht en/of (vervolgens) daar weer opgehaald, en/of
- instructies gegeven aan die [naam slachtoffer 4] over de kleding die zij moest dragen en/of de make-up die zij wel/niet op moest doen, en/of
- het door die [naam slachtoffer 4] in de prostitutie verdiende geld verdeeld onder hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) en/of die [naam slachtoffer 4] ;
(art 273f lid 1 ahf/sub 2°, sub 5°, sub 8° en lid 3 ahf/sub 1°, 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
7.
hij op of omstreeks 02 februari 2017 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer 5] heeft gedwongen tot de afgifte van één of meerdere mobiele telefoon(s) (iPhone 7), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [naam slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en/of het aangaan van een of meer schulden
(bij een of meer telefoonwinkels en/of telecomproviders), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s);
- die [naam slachtoffer 5] heeft gedwongen om in een auto te stappen, en/of
- die [naam slachtoffer 5] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Als je niet instapt steek ik je neer", althans woorden van gelijke aard of strekking, en/of
- die [naam slachtoffer 5] heeft/hebben vervoerd/vergezeld naar (een) telefoonwinkel(s), en/of
- ( vervolgens) die [naam slachtoffer 5] (telkens) de opdracht heeft/hebben gegeven telefoonabonnement(en) af te sluiten en de (daarbij behorende) telefoon(s) af te dragen aan verdachte en/of zijn mededader(s), en/of
- ( telkens) door hun/zijn (gezamenlijke) aanwezigheid en/of houding een dusdanig overwicht heeft/hebben uitgeoefend dat hij/zij voor die [naam slachtoffer 5] een bedreigende situatie heeft/hebben geschapen;
(art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 02 februari 2017 te 's-Gravenhage, althans in Nederland met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [naam slachtoffer 5] heeft bewogen tot de afgifte van één of meerdere mobiele telefoon(s) (iPhone7), in elk geval van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld (bij 4 (vier), althans een of meer telefoonwinkel(s) en/of telecomprovider(s)) en/of het teniet doen van een inschuld, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- zich op internet (Instagram) voorgedaan als een ander persoon (' [naam] ') met de vraag om hulp tegen een vergoeding, en/of
- tegen die [naam slachtoffer 5] gezegd dat de handelingen die hij zou moeten doen niet strafbaar zouden zijn, en/of
- die [naam slachtoffer 5] vervoerd/vergezeld naar (een) telefoonwinkel(s), en/of
- ( vervolgens) die [naam slachtoffer 5] (telkens) de opdracht gegeven telefoonabonnement(en) af te sluiten en de (daarbij behorende) telefoon(s) af te dragen aan verdachte en/of zijn mededader(s),
en/of
(art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht)