ECLI:NL:RBROT:2018:2734

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 februari 2018
Publicatiedatum
5 april 2018
Zaaknummer
10/661053-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernieling en bedreiging met misdrijf tegen het leven gericht door verdachte

Op 21 februari 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van vernieling en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De zaak betreft meerdere incidenten waarbij de verdachte opzettelijk en wederrechtelijk een deur en kantoorbenodigdheden heeft vernield, en bedreigingen heeft geuit naar twee slachtoffers, waaronder een gezinsvoogd en een advocaat. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 1 februari 2017 in Rotterdam een ruit van een deur heeft vernield en kantoorbenodigdheden heeft beschadigd, toebehorende aan een advocaat. Daarnaast heeft de verdachte op verschillende momenten bedreigende uitspraken gedaan richting de gezinsvoogd en een jeugdzorgwerker, waarbij zij expliciet heeft gedreigd met geweld. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de ten laste gelegde feiten en heeft een voorwaardelijke gevangenisstraf van vijf maanden opgelegd, met bijzondere voorwaarden waaronder ambulante behandeling voor agressie- en emotieregulatieproblematiek. Tevens is de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij, die materiële schade heeft geleden door de vernieling. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de context waarin deze zijn gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar psychologische problematiek.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/661053-17
Datum uitspraak: 21 februari 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
Raadsman mr. M.F.P.M. Brogtrop, advocaat te Bergen op Zoom.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 7 februari 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S. Verhoek heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3, en 4 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering, dat zij zich zal melden bij de reclassering en dat zij zich onder (ambulante) behandeling zal stellen bij FIER dan wel bij een soortgelijke instelling.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde feit op het standpunt gesteld dat de verklaring van de getuige [naam getuige] de enige bron is waarop de verdenking tegen de verdachte berust. Daarmee wordt niet voldaan aan het wettelijk bewijsminimum om te kunnen komen tot een eventuele bewezenverklaring van dit feit. Met betrekking tot de onder 1, 2, en 3 tenlastegelegde feiten heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.1.2.
Beoordeling ten aanzien van feit 4
Op grond van de inhoud van het dossier staat vast dat de verdachte op 21 september 2016 telefonisch contact gehad met het bureau Jeugdzorg te Roosendaal. De verdachte heeft de eerste keer dat zij belde de aangeefster, tevens gezinsvoogd bij jeugdzorg, gesproken. Tijdens dat gesprek liep de spanning bij de verdachte zo hoog op dat de aangeefster de verbinding heeft verbroken. Een half uur later heeft de verdachte opnieuw telefonisch contact gehad met bureau Jeugdzorg te Roosendaal. Zij kreeg toen de getuige [naam getuige] aan de telefoon. Tijdens dit gesprek heeft de verdachte door de telefoon de bedreigende teksten zoals onder feit 4 ten laste gelegd, uitgesproken. De getuige heeft vervolgens in een contactjournaal en een e-mailbericht weergegeven wat de verdachte tijdens het gesprek had gezegd..
De verdachte ontkent dat zij de telefonische bedreigingen heeft geuit. Zij heeft wel over dit incident verklaard dat zij tegen [naam gezinsvoogd] heeft gezegd “jij hebt mijn kind afgepakt en elke dag denk ik eraan hoe ik van jou af kan komen. Ik haat jou en ik wil je niet meer als gezinsvoogd.” En ook dat zij iedere keer wanneer zij aan “ [naam gezinsvoogd] ” denkt, hoopt de volgende dag op het nieuws te horen dat “ [naam gezinsvoogd] ”. De verdachte heeft hiervoor als reden gegeven dat wanneer een kind uit huis is geplaatst niemand nog lief doet, dat [naam gezinsvoogd] gewoon ver uit haar buurt blijven en dat [naam gezinsvoogd] dat moet begrijpen.
Uit de inhoud van het dossier is gebleken dat de verdachte een zeer opvliegend karakter heeft en dat een van de aspecten van haar problematiek is dat zij niet in staat is om haar agressie en emoties goed te beheersen. De verklaring van de getuige [naam getuige] past binnen de context en omstandigheden waarin deze tekst is uitgesproken. De verdachte is het niet eens met de ondertoezichtstelling van haar kind. Zij reageert op vragen hierover met veel (verbale) agressie, zoals de rechtbank ook heeft waargenomen op de zitting van 7 februari 2018. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verklaring van getuige [naam getuige] wordt ondersteund door de geschetste context en houding van de verdachte. De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte [naam gezinsvoogd] (indirect) heeft bedreigd door via de telefoon de onder 4 ten laste gelegde woorden uit te spreken.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde op die wijze heeft begaan dat:
1.
zij
op 01 februari 2017
te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk (een ruit van) een deur en kantoorbenodigdheden)toebehorende aan [naam slachtoffer 1] en advocatenkantoor
[naam advocatenkantoor] , heeft vernield en beschadigd ;
2.
zij
op 01 februari 2017
te Rotterdam,
[naam slachtoffer 1] heeft bedreigd met
enig misdrijf tegen het leven gericht,
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend de woorden heeft toegevoegd:
- " Je gaat zien, ik ga het op een Turkse manier voor je oplossen" en
- " Ik ga jou pakken en ik ga jou kantoor verbouwen" en
- ( per e-mail) "Je hebt de verkeerde acties gezet by the wrong bitch honey je
naaid mij belt popo voor my its on hon",
althans woorden van gelijke dreigende aard en strekking;
3.
zij
op 17 november 2016
te Roosendaal
[naam slachtoffer 2] heeft bedreigd met
enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend haar de woorden toegevoegd: "deze
jeugdzorgwerker is in gevaar. Ik denk er iedere avond aan hoe ik een mes dwars
door je kop steek en ik wil je dood hebben, ik maak jou dood", of woorden van gelijke dreigende aard en strekking;
4.
zij
op 21 september 2016
te Roosendaal, in elk geval in Nederland,
[naam slachtoffer 2] heeft bedreigd met
enig misdrijf tegen het leven gericht,
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend (middels tussenkomst van [naam getuige] )
de woorden toegevoegd (strekkende ertoe) dat:
- [naam gezinsvoogd] niet meer voor haar voeten moet komen, omdat ze niet voor zichzelf in
staat is en
- ze iedere dat nadenkt over hoe zij [naam gezinsvoogd] uit de weg zou moeten ruimen en
- ze eerder in detentie heeft gezeten omdat ze iemand heeft neergestoken, dus
zij moeten gewaarschuwd zijn en
- haar vader en oom zijn recent geland, omdat die het van haar over zullen
nemen en
- [naam gezinsvoogd] haar leven niet zeker is;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.

opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen en beschadigen;

2.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;

3.

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;

4.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft de toegangsdeur van het kantoor van haar advocaat vernield, daar kantoorbenodigdheden beschadigd en de advocaat met de dood bedreigd. Ook heeft de verdachte de gezinsvoogd bij twee gelegenheden met de dood bedreigd. Zij heeft de vernielingen en bedreigingen gepleegd omdat zij het niet eens was met de door de advocaat en de gezinsvoogd genomen beslissingen, onder meer met betrekking tot haar kind. Nog daargelaten dat het buitenproportionele gedrag van de verdachte de slachtoffers een angstig en onveilig gevoel heeft gegeven, gaat het hier ook nog eens om twee professionals die vanuit hun maatschappelijk belangrijke functie betrokken waren bij het wel en wee van de verdachte. Dit maakt dat haar gedrag als bijzonder ernstig wordt aangemerkt en dit gedrag niet lichtvaardig kan en mag worden opgevat.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
24 januari 2018, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
- Dr. S.B. Vitale, klinisch psycholoog, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 22 september 2017. Dit rapport houdt het volgende in.
Vanwege de moeizame totstandkoming en verloop van het onderzoek kan er geen uitvoerige differentiaal diagnostische beschouwing worden geschreven. Wel zijn er op basis van de beschikbare informatie, de (beknopte) biografische anamnese en het klinisch psychologisch onderzoek sterke vermoedens van psychologische en persoonlijkheidsproblematiek. Tevens speelt er veel psychosociale problematiek in de vorm van problemen met justitie en politie, huisvestingsproblemen, zorg voor haar kind/kinderen, contacten met Jeugdzorg in verband met de zorg voor haar kind/kinderen, geen vaste stabiele partnerrelatie en de verdachte leeft van een uitkering. Er is sprake van een ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis.
Gelet op het voorgaande en op het verloop van het onderzoek, kunnen geen aanbevelingen van gedragskundige en van andere aard worden gedaan die het eventuele recidivegevaar kunnen beperken.
- Leger des Heils, afdeling Jeugdbescherming en Reclassering heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 12 december 2017. Dit rapport houdt het volgende in.
Er is sprake van een beperkt zelfinzicht. De verdachte is bekend met complexe problematiek/trauma vanwege haar belaste jeugd. De persoonlijkheid wordt beschreven in de termen van impulsiviteit, achterdocht en het wantrouwend interpreteren van informatie. De verdachte raakt makkelijk het overzicht kwijt en kan uit angst of frustratie explosief reageren. In dergelijke emotionele toestand is de verdachte niet in staat de gevolgen van haar daden/uitspraken te overzien noch is zij in staat haar gedrag bij te sturen. Er lijkt vooral sprake te zijn van onmacht en onkunde als het gaat om emotieregulatie en niet van onwil.
De verdachte heeft gemengde ervaringen met begeleiding en behandeling en staat, na haar ervaringen de laatste jaren met Bureau Jeugdzorg, soms argwanend en wantrouwend, richting hulpverlening. Toch is de verdachte tot op heden op de afspraken met reclassering blijven nakomen. De wisselende houding die de verdachte kan laten zien moet worden geplaatst in het gehele beeld van de persoon. Als delictgerelateerd wordt in het algemeen de persoonlijkheidsdynamiek gezien. Op omgevingsfactoren is er op het gebied van financiën geen relatie met de delicten en lijken de leefgebieden huisvesting en relatie op dit moment stabiel. Het recidiverisico wordt, zonder gerichte interventie op agressie-/emotieregulatie ingeschat als gemiddeld hoog.
Indien de verdachte schuldig wordt bevonden aan de ten laste gelegde feiten wordt geadviseerd om haar een werkstraf op te leggen met daarbij een voorwaardelijke gevangenisstraf. Hierbij wordt een reclasseringstoezicht geadviseerd met de voorwaarden meldplicht en behandelverplichting tot ambulante behandeling.
Op de zitting van 7 februari 2018 heeft de reclasseringswerker tevens rapporteur en toezichthouder, verklaard dat zij nog mogelijkheden ziet voor behandeling en begeleiding van de verdachte in het kader van eventueel door de rechtbank op te leggen bijzondere voorwaarden bij een voorgenomen straf. De verdachte is niet onwillig om haar medewerking te verlenen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De rechtbank overweegt dat, gezien de ernst van de feiten en de context waarin deze zijn gepleegd, in beginsel niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank zal – anders dan door de officier van justitie gevorderd – naast de voorwaardelijke gevangenisstraf onder de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, geen taakstraf opleggen. Gelet op de problematiek van de verdachte staat, mede ter bescherming van de maatschappij, behandeling en begeleiding voorop. Door oplegging van een taakstraf zou de verdachte weer te vroeg in omstandigheden kunnen worden gebracht waarin haar agressie wordt getriggerd en herhaling van haar (verbaal) agressief gedrag op de loer ligt. In plaats van een taakstraf zal aan de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen van langere duur. Gelet op al het voorgaande is een straf als na te melden de meest passende.

8.Vordering benadeelde partij/schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 2.153,- aan materiële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden toegewezen. Aan de verdachte dient, naast veroordeling tot vergoeding van de schade, tevens de maatregel tot schadevergoeding wordt opgelegd.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij toewijsbaar is tot een bedrag van € 1.094,-, zijnde kosten voor de reparatie van de voordeur. Het verzoek tot vergoeding van de BTW moet worden afgewezen.
De overige gevorderde kosten zijn onvoldoende onderbouwd, zodat deze dienen te worden afgewezen.
8.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding voor de vernielde deur de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt zal de vordering ten aanzien van dat deel worden toegewezen tot een bedrag van € 1094,-. Vergoeding van de BTW wordt afgewezen. De benadeelde partij kan deze als advocaat namelijk zakelijk aftrekken.
Voor het overige zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, omdat deze onvoldoende is onderbouwd.
De verdachte zal worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [naam benadeelde] een schadevergoeding betalen van € 1.094,-
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3, en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd melden bij Jeugdbescherming & Reclassering van het Leger des Heils, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde wordt verplicht om zich ambulant te laten behandelen voor agressie- en/of emotieregulatie problematiek bij FIER of een soortgelijke instelling voor forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven. Hierbij wordt aan reclassering de ruimte geboden om de behandelverplichting in de vorm van een (vaardigheids)training uit te voeren, mocht blijken dat dit beter past bij de vraag en mogelijkheden van de verdachte.
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, te weten 13 dagen, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf, in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde] , te betalen een bedrag van
€ 1.094,- (zegge: duizendvierennegentig euro), bestaande uit materiële schade ;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde] te betalen
€ 1.094,-(hoofdsom,
zegge: duizendvierennegentig euro);
beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van
€ 1.094,-vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
20 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.G. van de Grampel, voorzitter,
en mrs. M. Smit en V.F. Milders, rechters,
in tegenwoordigheid van S. Wongsokerto, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
zij
op of omstreeks 01 februari 2017
te
Rotterdam
opzettelijk en wederrechtelijk (een ruit van) een deur en/of meerdere, althans
een kantoormeubel(s) en/of kantoorbenodigdhe(i)d(en), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] en/of advocatenkantoor
[naam advocatenkantoor] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft
vernield en / of beschadigd en / of onbruikbaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
zij
op of omstreeks 01 februari 2017
te
Rotterdam, in elk geval in Nederland
[naam slachtoffer 1] heeft bedreigd met
enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend de woorden heeft toegevoegd:
- " Je gaat zien, ik ga het op een Turkse manier voor je oplossen" en/of
- " Ik ga jou pakken en ik ga jou kantoor verbouwen" en/of
- ( per e-mail) "Je hebt de verkeerde acties gezet by the wrong bitch honey je
naaid mij belt popo voor my its on hon",
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
zij
op of omstreeks 17 november 2016
te Roosendaal
[naam slachtoffer 2] heeft bedreigd met
enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend haar de woorden toegevoegd: "deze
jeugdzorgwerker is in gevaar. Ik denk er iedere avond aan hoe ik een mes dwars
door je kop steek,
en/of ik wil je dood hebben, ik maak jou dood", of woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
zij
op of omstreeks 21 september 2016
te Roosendaal
, in elk geval in Nederland
[naam slachtoffer 2] heeft bedreigd met
enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend (middels tussenkomst van [naam getuige] )
de woorden toegevoegd (strekkende ertoe) dat:
- [naam gezinsvoogd] niet meer voor haar voeten moet komen, omdat ze niet voor zichzelf in
staat is en/of
- ze iedere dat nadenkt over hoe zij [naam gezinsvoogd] uit de weg zou moeten ruimen en/of
- ze eerder in detentie heeft gezeten omdat ze iemand heeft neergestoken, dus
zij moeten gewaarschuwd zijn en/of
- haar vader en oom zijn recent geland, omdat die het van haar over zullen
nemen en/of
- [naam gezinsvoogd] haar leven niet zeker is;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht