In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 4 april 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoeker] en Progeco Holland B.V. [verzoeker] was sinds 1 april 2013 in dienst bij Progeco als Operationeel Manager. Op 28 augustus 2017 werd hij aangehouden in verband met een cocaïnesmokkelonderzoek, waarbij cocaïne werd aangetroffen in een container die door Progeco werd beheerd. Na zijn voorlopige hechtenis, die eindigde op 15 januari 2018, heeft Progeco het dienstverband van [verzoeker] op 30 januari 2018 op staande voet beëindigd, omdat zij geen vertrouwen meer had in zijn integriteit als werknemer. [verzoeker] heeft hiertegen verzet aangetekend en verzocht om vernietiging van het ontslag, betaling van een transitievergoeding en loon over de periode van zijn voorlopige hechtenis.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat Progeco voldoende redenen had om het ontslag op staande voet te rechtvaardigen. De verdenking van betrokkenheid bij drugssmokkel, de omstandigheden van zijn aanhouding en het gebrek aan openheid van [verzoeker] tijdens gesprekken met zijn werkgever, gaven aanleiding tot ernstige twijfels over zijn integriteit. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig was en dat [verzoeker] geen recht had op loon of een transitievergoeding, omdat zijn handelen als ernstig verwijtbaar werd beschouwd. De verzoeken van [verzoeker] werden afgewezen en hij werd veroordeeld in de proceskosten van Progeco.