ECLI:NL:RBROT:2018:2696

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 april 2018
Publicatiedatum
4 april 2018
Zaaknummer
6656215
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • L.J. van Die
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet wegens verdenking van betrokkenheid bij drugssmokkel op de werkplek

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 4 april 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoeker] en Progeco Holland B.V. [verzoeker] was sinds 1 april 2013 in dienst bij Progeco als Operationeel Manager. Op 28 augustus 2017 werd hij aangehouden in verband met een cocaïnesmokkelonderzoek, waarbij cocaïne werd aangetroffen in een container die door Progeco werd beheerd. Na zijn voorlopige hechtenis, die eindigde op 15 januari 2018, heeft Progeco het dienstverband van [verzoeker] op 30 januari 2018 op staande voet beëindigd, omdat zij geen vertrouwen meer had in zijn integriteit als werknemer. [verzoeker] heeft hiertegen verzet aangetekend en verzocht om vernietiging van het ontslag, betaling van een transitievergoeding en loon over de periode van zijn voorlopige hechtenis.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat Progeco voldoende redenen had om het ontslag op staande voet te rechtvaardigen. De verdenking van betrokkenheid bij drugssmokkel, de omstandigheden van zijn aanhouding en het gebrek aan openheid van [verzoeker] tijdens gesprekken met zijn werkgever, gaven aanleiding tot ernstige twijfels over zijn integriteit. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig was en dat [verzoeker] geen recht had op loon of een transitievergoeding, omdat zijn handelen als ernstig verwijtbaar werd beschouwd. De verzoeken van [verzoeker] werden afgewezen en hij werd veroordeeld in de proceskosten van Progeco.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 6656215 \ VZ VERZ 18-2448
uitspraak: 4 april 2018
beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [plaatsnaam],
verzoeker,
verweerder in het voorwaardelijk tegenverzoek,
gemachtigde: mr. A. Bosveld,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Progeco Holland B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
verweerster,
verzoekster in het voorwaardelijke tegenverzoek,
gemachtigde: mr. R.J.R.M. de Bok.
Partijen worden hierna aangeduid als “[verzoeker]” respectievelijk “Progeco”.

1.Het verloop van de procedure

Van de volgende processtukken is kennisgenomen:
  • het verzoekschrift ex artikel 7:681 BW, tevens verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening, met producties, ontvangen op 16 februari 2018;
  • het verweerschrift ex artikel 7:681 BW en tegen het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening, tevens inhoudende een (voorwaardelijk) tegenverzoek;
  • de bij brief d.d. 12 maart 2018 in het geding gebrachte producties aan de zijde van [verzoeker];
  • de bij gelegenheid van de mondelinge behandeling overgelegde pleitaantekeningen
aan de zijde van [verzoeker];
- de bij gelegenheid van de mondelinge behandeling overgelegde pleitaantekeningen aan de zijde van Progeco.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 maart 2018. Ter zitting is [verzoeker] in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Namens Progeco zijn verschenen dhr. [B.] (directeur) en mw. [C.] (HR-manager), bijgestaan door de gemachtigde van Progeco en diens kantoorgenoot mr. B. Nijmeijer. Van hetgeen ter zitting is besproken, heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
De kantonrechter heeft de uitspraak van deze beschikking bepaald op heden.

2.De feiten

In deze procedure wordt uitgegaan van de volgende feiten:
2.1
Progeco heeft als activiteit dienstverlening ten behoeve van het containervervoer.
Zij houdt zich bezig met verkoop, verhuur, reparatie en opslag van containers. Progeco is gevestigd in de Rotterdamse haven.
2.2
[verzoeker], geboren op [geboortedatum] 1985, is sinds 1 april 2013 bij Progeco in dienst, laatstelijk in de functie van Operationeel Manager.
2.3
Het loon van [verzoeker] bedroeg laatstelijk € 4.089,14 bruto per maand, te vermeerderen met emolumenten.
2.4
In een container die op 28 augustus 2017 aan Progeco werd aangeboden was eerder, tijdens het vervoer van de container, door de Douane cocaïne ontdekt. De in de bodem verborgen cocaïne is vervangen door dummy-pakketten. De container is voorzien van afluisterapparatuur en werd door de politie in de gaten gehouden.
2.5
[verzoeker] heeft op 28 augustus 2017 tot 21.30 uur gewerkt. Rond 22.00 uur die dag is hij teruggekeerd op het terrein van Progeco Hij is daar gebleven tot zijn aanhouding door de politie rond 00.00 uur. De aanhouding vond plaats na een zoektocht, waarbij ook een helikopter van de politie was betrokken. [verzoeker] werd in het struikgewas op het terrein aangehouden.
2.6
Gedurende de tijd dat [verzoeker] op het terrein is verbleven heeft de politie, zo blijkt uit de processen-verbaal, geconstateerd dat tegelijk met de auto van [verzoeker] nog een tweede auto het terrein is opgereden. Voorts werd geconstateerd dat de met dummy’s geladen container op 28 augustus 2018 om 22:21 uur werd verplaatst naar de reparatieloods van Progeco. In de loods zijn vervolgens de stemmen van twee mannen gehoord die kennelijk bezig zijn geweest de containervloer open te lassen. Het lasapparaat is bij de container aangetroffen. Toen een auto van de bewakingsdienst het terrein is opgereden is de politie het terrein binnengevallen. De politie zag twee mannen wegrennen en deze mannen, waaronder [verzoeker], zijn, na een zoektocht, aangehouden. Ook is een Poolse man aangehouden in een afvalcontainer op het naastgelegen terrein. De mobiele telefoon van [verzoeker] is aangetroffen op de vorkheftruck waarmee de container werd verplaatst. Kort na 00.00 uur is de echtgenote van [verzoeker] bij het terrein van Progeco verschenen met een bedrag van bijna € 5.000,-- in contanten in haar tas. Zij is eveneens aangehouden. In de woning van [verzoeker] is ruim € 100.000,-- in contanten aangetroffen en een bewijs van een storting op een bank in Turkije ten bedrage van € 35.000,-- in augustus 2017.
2.7
De voorlopige hechtenis van [verzoeker] is met ingang van 15 januari 2018 beëindigd.
Aan die beëindiging is als voorwaarde verbonden dat [verzoeker] tussen 22:00 en 08:00 thuis moet zijn en dat hij een enkelband draagt. Hij wordt nog altijd als verdachte van, kort gezegd, cocaïnesmokkel beschouwd.
2.8
Bij brief d.d. 5 september 2017 heeft Progeco het volgende aan [verzoeker] geschreven:
“(…)
Hierbij delen we u mede dat wij per 28 augustus 2017 de loonbetalingen stopzetten wegens het feit dat u in detentie zit. (…)
2.9
[verzoeker] heeft op 15 januari 2018 contact opgenomen met Progeco en zich beschikbaar gesteld voor het verrichten van werkzaamheden voor Progeco, waarop Progeco [verzoeker] heeft uitgenodigd voor een gesprek dat uiteindelijk op 18 januari 2018 heeft plaatsgevonden.
2.1
Progeco heeft op 15 januari 2018 stukken uit het dossier in de strafzaak tegen [verzoeker] opgevraagd bij Justitie en deze stukken heeft zij voor het gesprek op 18 januari 2018 verkregen.
2.11
Tijdens het gesprek tussen partijen op 18 januari 2018 wilde Progeco informatie van [verzoeker] over de feiten die aanleiding waren voor de aanhouding van [verzoeker]. [verzoeker] en zijn gemachtigde hebben hierover tegen Progeco gezegd dat door het Openbaar Ministerie en de strafrechtadvocaat van [verzoeker] was afgeraden om details uit het strafdossier naar buiten te brengen. De gemachtigde van [verzoeker] heeft voorgesteld om een afspraak te maken voor een gesprek waar de strafrechtadvocaat van [verzoeker] bij aanwezig zou zijn, om aan hem vragen voor te leggen over het strafproces.
2.12
Dit tweede gesprek heeft niet plaatsgevonden. In plaats daarvan zijn door de gemachtigde van Progeco bij e-mail d.d. 25 januari 2018 vragen gesteld aan de gemachtigde van [verzoeker]. Die vragen zijn bij e-mail van 29 januari 2018 beantwoord. De betreffende e-mails bevinden zich niet in het dossier.
2.13
Bij brief d.d. 30 januari 2018 is [verzoeker] door Progeco op staande voet ontslagen. In die ontslagbrief staat het volgende:
“(…) Samengevat geeft u aan dat u bent overtuigd van uw onschuld. Met cocaïnesmokkel heeft u niets te maken en u geeft aan dat u in de avond/nacht van 28 augustus 2017 bij toeval op het terrein van Progeco was, namelijk om uw sleutelbos op te halen. Een deel van onze bevindingen laat u onbesproken. Voorts geeft u aan over bepaalde bevindingen geen wetenschap te hebben, terwijl u hierover eerder tegen de politie iets anders heeft verklaard, namelijk dat u op vragen hierover geen antwoord wil geven/dat u een beroep doet op het zwijgrecht. Daarnaast verklaarde u eerder tegenover de politie dat alleen u de bestelbus op 28 augustus 2017 gebruikt heeft en dat het stil was op het depot toen u terugkwam na uw dienst. Uw reactie van gisteren wijkt hiervan af. Ook weigert u een voor ons cruciale vraag, namelijk wat u op het moment van uw aanhouding omstreeks 00:18 uur nog op het depot deed als u rond 21.30 klaar was met uw dienst en alleen terug kwam naar het depot om uw sleutels op te halen, te beantwoorden.
Onze bevindingen komen er op neer dat u in de avond/nacht van 28 augustus 2017, na werktijd, geruime tijd op het depot van Progeco Holland was en dat u met gebruikmaking van de middelen die onze arbeidsovereenkomst u biedt ten aanzien van genoemde container met nummer TLLU 104078-7 handelingen heeft verricht. In (onder andere) deze container is eerder cocaïne aangetroffen. Hiervoor heeft u ons een onvoldoende uitleg gegeven.
Het gaat hier om een onderzoek naar een voor Progeco Holland zeer ernstige zaak die onze business direct raakt. Het is dan ook in het belang van Progeco Holland om te weten wat zich heeft afgespeeld en of u daarin als werknemer een rol gespeeld heeft. U geeft een magere toelichting op wat er gebeurd is, laat delen van onze bevindingen onbesproken, en bepaalde uitlatingen verhouden zich niet met onze bevindingen. Gelet op onze bevinding dat u nog verdachte bent en de zaak nog inhoudelijk behandeld dient te worden, vertelt u ons zelfs niet de waarheid door (via uw advocaat) aan te geven dat de detentie beëindigd is omdat er onvoldoende bewijs is tegen u. Ook heeft u de opgelegde beperking eerst voor ons verzwegen en pas erkend nadat u daarmee geconfronteerd werd. Deze situatie en de omstandigheid dat u vanwege een onderzoek naar cocaïnesmokkel in detentie genomen bent en dat u sinds eind augustus 2017 als verdachte beschouwd wordt vanwege betrokkenheid bij cocaïnesmokkel is voor ons als werkgever in de Rotterdamse haven volstrekt onacceptabel. Wij werken dagelijks met containers en dienen de overtuiging te hebben dat u uw positie bij Progeco Holland correct inzet. Door het voorgaande ontbreekt dit; het vertrouwen in u als werknemer, die andere werknemers moet aansturen, is ernstig en onherstelbaar geschaad. Van ons als werkgever kan niet worden verwacht dat de arbeidsovereenkomst voortduurt.
Bovenstaande omstandigheden zijn van dusdanige omvang dat zij Progeco Holland ertoe nopen uw dienstverband onmiddellijk wegens dringende reden te beeindigen. Iedere genoemde omstandigheid levert ook zelfstandig een dringende reden op. Dit houdt in dat u vanaf vandaag, 30 januari 2018, niet meer werkzaam bent bij Progeco Holland. (…)”

3.De verzoeken van [verzoeker] en het verweer van Progeco

3.1
[verzoeker] heeft verzocht/gevorderd bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
  • het ontslag op staande voet te vernietigen;
  • Progeco te veroordelen [verzoeker] binnen 24 uur na betekening van de beschikking toe te laten tot het verrichten van de overeengekomen werkzaamheden, tot het moment dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig zal zijn geëindigd, onder verbeurte van een dwangsom van € 250,- voor iedere dag of deel daarvan dat Progeco in gebreke blijft aan deze veroordeling gevolg te geven;
  • Progeco te veroordelen tot betaling van het salaris aan [verzoeker] van € 8.485,24 bruto per maand vanaf 16 januari 2018 tot het moment dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig zal zijn geëindigd, te vermeerderen met de wettelijke verhoging conform artikel 7:625 BW;
Subsidiair
voor het geval de arbeidsovereenkomst wel is geëindigd door het ontslag op staande voet:
 Progeco te veroordelen aan [verzoeker] een transitievergoeding te voldoen van
€ 12.728,00 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente berekend vanaf 1 maart 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • Progeco te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van € 8.485,24 bruto ter zake van gefixeerde schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • Progeco te veroordelen tot betaling van € 3.921,29 bruto ter zake van loon over de periode vanaf 16 januari 2018 tot en met 30 januari 2018, te vermeerderen met de wettelijke verhoging conform artikel 7:625 BW;
Primair en subsidiair
 Progeco te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2
Aan zijn verzoeken heeft [verzoeker] - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende ten grondslag gelegd:
primair
3.2.1
[verzoeker] heeft aan Progeco geen dringende reden voor onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst gegeven. Het ontslag op staande voet ontbeert dus rechtsgrond en is wegens de ernstige gevolgen voor [verzoeker] onaanvaardbaar.
De enkele verdenking van betrokkenheid bij cocaïnehandel en het daardoor veroorzaakte verlies aan vertrouwen in [verzoeker] leveren geen dringende reden op voor ontslag op staande voet. [verzoeker] ontkent schuldig te zijn aan (betrokkenheid bij) cocaïnesmokkel.
Door (of namens) [verzoeker] is in het gesprek op 18 januari 2018 niet gezegd dat de detentie beëindigd is wegens onvoldoende bewijs. Gezegd is wel dat het feit dat [verzoeker] niet langer in voorlopige hechtenis wordt gehouden als een signaal kan worden opgevat dat zijn betrokkenheid bij cocaïnesmokkel niet vaststaat.
Onjuist is ook dat [verzoeker] de aan hem opgelegde beperking (een enkelband) heeft verzwegen voor Progeco. Nadat Progeco zei te weten dat [verzoeker] een enkelband droeg, heeft [verzoeker] dit direct bevestigd. Vóór dat moment was er geen aanleiding om te vertellen over de enkelband. [verzoeker] had ook geen reden om zijn enkelband te verzwijgen. Hij wist dat Progeco er al van op de hoogte was dat hij een enkelband droeg.
subsidiair
3.2.2
In het geval dat het ontslag op staande voet in stand blijft, verzoekt [verzoeker] om toekenning van de transitievergoeding, omdat de opzegging bij brief van 30 januari 2018 [verzoeker] niet ernstig verweten kan worden en hij overigens voldoet aan de voorwaarden om aanspraak te kunnen maken op een transitievergoeding.
3.2.3
[verzoeker] vordert daarnaast de gefixeerde schadevergoeding wegens onregelmatige opzegging, zijnde het loon over de periode dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou hebben voortgeduurd.
3.2.4
Voorts vordert [verzoeker] het loon over de periode vanaf 16 januari 2018 tot en met
30 januari 2018, te vermeerderen met de wettelijke verhoging. [verzoeker] is over deze periode beschikbaar geweest voor het verrichten van werkzaamheden en heeft zich ook beschikbaar gesteld, maar Progeco heeft van zijn werkaanbod geen gebruik gemaakt. De reden voor het niet verrichten van de werkzaamheden ligt in de risicosfeer van Progeco.
3.3
[verzoeker] heeft eveneens verzocht bij wijze van voorlopige voorziening voor de duur van het geding Progeco te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van het salaris van
€ 8.485,24 bruto per maand vanaf 16 januari 2018 tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig zal zijn geëindigd en tevens om Progeco te veroordelen om [verzoeker] in staat te stellen om de bedongen werkzaamheden te verrichten, onder verbeurte van een dwangsom van € 250,00 voor iedere dag of deel daarvan dat Progeco in gebreke blijft aan deze veroordeling gevolg te geven.
3.4
Het verweer van Progeco strekt tot afwijzing van de verzoeken van [verzoeker], met veroordeling van [verzoeker] in de proceskosten. Hiertoe heeft Progeco - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende aangevoerd:
3.4.1
Dat [verzoeker] vanwege een onderzoek naar cocaïnesmokkel in voorlopige hechtenis is genomen en [verzoeker] nog steeds als serieuze verdachte wordt beschouwd vanwege betrokkenheid bij cocaïnesmokkel is voor Progeco als werkgeefster volstrekt onacceptabel. Zij dient immers, gezien de aard van haar werkzaamheden, ervan overtuigd te zijn dat een werknemer zijn positie bij Progeco niet misbruikt.
De handelwijze van [verzoeker] na de voorlopige hechtenis in samenhang bezien met deze verdenking levert naar de mening van Progeco een dringende reden op voor ontslag op staande voet. Progeco heeft in het kader van hoor en wederhoor [verzoeker] de mogelijkheid geboden zijn kant van het verhaal met Progeco te delen. [verzoeker] stelde zich echter tijdens het gesprek tussen partijen op 18 januari 2018 na de voorlopige hechtenis weigerachtig op en hetgeen hij vertelde was summier en onvolledig en op sommige punten tegenstrijdig met eerdere verklaringen. [verzoeker] zei bijvoorbeeld dat zijn voorlopige hechtenis was beëindigd vanwege onvoldoende bewijs, terwijl aan hem een beperking is opgelegd, hetgeen niet met elkaar strookt. Ook heeft hij het feit dat hij een enkelband droeg verzwegen totdat hij daarmee geconfronteerd werd. Ook heeft hij aanvankelijk verklaard op 28 augustus 2017 naar huis te zijn gereden en te zijn teruggekeerd omdat hij zijn huissleutels was vergeten. Later heeft hij verklaard dat hij na zijn werk is gaan eten bij McDonalds. Vervolgens, na het gesprek van 18 januari 2018, heeft [verzoeker] op schriftelijke vragen van Progeco summier, tegenstrijdig en twijfelachtig verklaard. [verzoeker] heeft na de voorlopige hechtenis dus geen openheid van zaken willen geven. Het vertrouwen van Progeco in [verzoeker] is hierdoor ernstig en onherstelbaar beschadigd. Daar komt bij dat de verdenking van [verzoeker] en het daaruit volgende politieonderzoek een extreem grote mate van onrust in de organisatie van Progeco tot gevolg hebben gehad, temeer omdat [verzoeker] als leidinggevende een voorbeeldfunctie had en een groot aantal werknemers aanstuurde. De persoonlijke omstandigheden van [verzoeker] maken dit alles niet anders.
3.4.2
Voor loonbetaling vanaf 15 januari 2018, zijnde de dag waarop de voorlopige hechtenis eindigde, is geen grond. Er is immers geen arbeid verricht door [verzoeker] voor het gevorderde loon, terwijl de reden dat deze arbeid niet is verricht in de risicosfeer van [verzoeker] ligt. Progeco kon [verzoeker] niet te werk stellen, omdat zij door de weigerachtige houding van [verzoeker] in het geven van uitleg en doordat hij tegenstrijdige verklaringen gaf er niet van overtuigd is geraakt dat [verzoeker] geen enkele betrokkenheid bij de cocaïnesmokkel had.
3.4.3
Van Progeco kan in redelijkheid niet verwacht worden de terugkeer van [verzoeker] op de werkvloer te dulden. Zowel de voorlopige hechtenis als de vrijlating van [verzoeker] hebben tot grote onrust onder de werknemers van Progeco geleid. Daarnaast wordt Progeco actief door het Openbaar Ministerie benaderd teneinde informatie te verstrekken over [verzoeker], hetgeen tot een belangenverstrengeling kan leiden bij terugkeer van [verzoeker] op de werkvloer. Bovendien worden collega’s van [verzoeker] bij Progeco opgeroepen om als getuigen in de strafzaak tegen [verzoeker] te worden gehoord, hetgeen voor Progeco niet te combineren is met de aanwezigheid van [verzoeker] op de werkvloer.
3.4.4
Er is sprake van ernstig verwijtbaar handelen van [verzoeker], zodat hij geen recht op een transitievergoeding heeft.
3.4.5
Bij een terecht gegeven ontslag op staande voet is geen plaats voor een vergoeding wegens onregelmatige opzegging. De geldige reden die aan het ontslag op staande voet ten grondslag ligt, geeft immers aanleiding tot de onregelmatige opzegging. [verzoeker] heeft dan ook geen recht op de gevorderde gefixeerde schadevergoeding.

4.Het voorwaardelijke ontbindingsverzoek van Progeco

Voor het geval dat het ontslag op staande voet geen stand houdt, heeft Progeco verzocht de arbeidsovereenkomst te ontbinden op de e-grond, dan wel op de h-grond, zonder daarbij een opzegtermijn in acht te nemen en zonder toekenning van een transitievergoeding aan [verzoeker], met veroordeling van [verzoeker] in de proceskosten. Het verweer van [verzoeker] strekt primair tot afwijzing van het voorwaardelijke ontbindingsverzoek en subsidiair, in het geval van ontbinding van de arbeidsovereenkomst, tot ontbinding met inachtneming van de opzegtermijn en tot toekenning van de transitievergoeding, met veroordeling van Progeco in de proceskosten.

5.De voorlopige voorziening

De kantonrechter zal allereerst beoordelen of het ontslag op staande voet stand houdt. Omdat in deze beschikking meteen een eindoordeel zal worden gegeven, heeft [verzoeker] geen belang bij een oordeel in de voorlopige voorziening.

6.De beoordeling

6.1
Niet gebleken is van gronden die moeten leiden tot niet-ontvankelijk verklaring van [verzoeker] in zijn verzoek. Het verzoek is - gelet op het bepaalde in artikel 7:686a, lid 4, aanhef en onder a, sub 2, gelezen in samenhang met artikel 7:681 lid 1 BW - tijdig ingediend, omdat het is ontvangen binnen twee maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd.
6.2
Uit artikel 7:681 lid 1, sub a BW volgt dat de kantonrechter op verzoek van de werknemer de opzegging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever kan vernietigen, indien de werkgever heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. Gelet op dat laatste artikel kan de werkgever de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig opzeggen zonder schriftelijke instemming van de werknemer. Op grond artikel 7:671 lid 1 sub c BW geldt die eis niet wanneer de opzegging geschiedt op grond van artikel 7:677 lid 1 BW, waarin is bepaald dat ieder der partijen bevoegd is de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen om een dringende reden, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de wederpartij.
6.3
Ingevolge artikel 7:678 BW lid 1 worden als dringende redenen beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijze niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Voor de beoordeling van de dringende reden dienen alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking te worden genomen.
6.4
Ter zitting heeft [verzoeker] allereerst gesteld dat het ontslag op staande voet niet onverwijld gegeven is. Met Progeco is de kantonrechter van oordeel dat dit wel het geval is. De kantonrechter stelt daartoe voorop dat een werkgever die een vermoeden heeft van een dringende reden een onderzoek kan doen en daarbij zorgvuldig dient te handelen alvorens tot ontslag op staande voet over te gaan, mits met de nodige voortvarendheid wordt gehandeld. Progeco kon [verzoeker] gedurende de voorlopige hechtenis niet ontslaan om de doodeenvoudige reden dat zij geen informatie had over de positie van [verzoeker]. Progeco wist dat hij was aangehouden en gehecht en dat dit te maken had met de cocaïnesmokkel op haar terrein, maar zij kon op dat moment, hangende het strafrechtelijk onderzoek, niet beschikken over de processen-verbaal. In die omstandigheid kan niet worden beoordeeld of er een reden is voor ontslag op staande voet. De enkele verdenking is daarvoor onvoldoende. Nadat de voorlopige hechtenis is beëindigd heeft Progeco direct de mogelijkheid aangegrepen om de stukken uit het strafdossier op te vragen. Ook heeft zij, alvorens [verzoeker] weer tot het werk toe te laten, eerst een gesprek gearrangeerd om [verzoeker] gelegenheid te bieden zijn verhaal te doen. De kantonrechter oordeelt dat dit zorgvuldig is jegens [verzoeker] en in lijn met goed werkgeverschap. Na het einde van de voorlopige hechtenis is het gerechtvaardigd eerst te onderzoeken wat er precies aan de hand is en daarbij ook de werknemer de gelegenheid te geven zijn kant van het verhaal te doen. Progeco heeft dit, na het einde van de voorlopige hechtenis met de nodige voortvarendheid aangepakt. Dat vervolgens in het kader van het onderzoek van Progeco nog eenmalig schriftelijk is gecorrespondeerd met de gemachtigde van [verzoeker] acht de kantonrechter eveneens begrijpelijk en zorgvuldig. Er waren vragen onbeantwoord gebleven en [verzoeker] wenste dat zijn strafadvocaat betrokken werd bij het onderzoek, nu [verzoeker] zich op advies van zijn strafadvocaat op zijn zwijgrecht heeft beroepen. Niet gezegd kan worden dat Progeco door na de voorlopige hechtenis een gesprek met [verzoeker] aan te gaan en vervolgens schriftelijk vragen te stellen heeft gedraald. Omdat haar vragen eerst op 29 januari 2018 werden beantwoord, is naar het oordeel van de kantonrechter het ontslag op staande voet op 30 januari 2018 onverwijld gegeven. Progeco heeft voldoende voortvarend onderzocht waarom [verzoeker] in hechtenis was genomen.
6.5
Of sprake is van een dringende reden voor het ontslag moet worden beoordeeld aan de hand van de in de ontslagbrief gegeven redenen voor het ontslag.
De ontslagbrief d.d. 30 januari 2018 is daarover niet bijzonder klip en klaar. Desondanks oordeelt de kantonrechter dat een zorgvuldige lezing van de ontslagbrief een voldoende dringende reden oplevert.
Allereerst beschrijft Progeco in de ontslagbrief wat zij heeft gelezen in de processen-verbaal die zij heeft ontvangen. Vervolgens geeft Progeco het standpunt van [verzoeker] weer en geeft zij aan dat [verzoeker] een aantal zaken onbesproken laat, voor andere feiten een gewijzigde verklaring geeft en dat geen verklaring wordt gegeven voor het lange verblijf op het terrein van Progeco na 22.00 uur tot de aanhouding door de politie. Vervolgens volgt een conclusie, te weten dat een onvoldoende uitleg wordt gegeven voor het verblijven op het terrein van Progeco en het verrichten van handelingen ten aanzien van de verdachte container. Progeco geeft vervolgens weer wat haar belang is om te weten wat zich heeft afgespeeld en wat daarbij de rol is van [verzoeker]. Dan volgt een soort van herhaling van het voorgaande, waarbij een relatie wordt gelegd tussen het volstrekt niet acceptabel zijn van cocaïnesmokkel bij een havenbedrijf, de verdenking van [verzoeker] en het ontbreken van het vertrouwen dat nodig is om de arbeidsrelatie voort te zetten. Dit alles tezamen leidt tot de conclusie dat van een dringende reden voor ontslag sprake is.
Hieromtrent wordt als volgt overwogen. Uit de door Progeco overgelegde processen-verbaal van het politieonderzoek tegen [verzoeker], die zij na de voorlopige hechtenis heeft ontvangen, heeft zij informatie verkregen over wat er op het terrein van 28 op 29 augustus 2018 heeft afgespeeld. Uit de inhoud daarvan heeft Progeco redelijkerwijs de conclusie kunnen trekken dat het niet anders kan dan dat [verzoeker] handelingen op het terrein van Progeco heeft verricht die gericht waren op drugssmokkel. Gelet hierop had het op de weg van [verzoeker] gelegen om, na te zijn geconfronteerd met de bevindingen van Progeco, de door hem gestelde onschuld met controleerbare feiten en/of omstandigheden te onderbouwen, althans door een gemotiveerde betwisting te geven van de inhoud van de processen-verbaal en de bevindingen van Progeco te weerleggen. Dit heeft hij niet, althans onvoldoende, gedaan. Dat geadviseerd zou zijn door de strafrechtadvocaat van [verzoeker] en het Openbaar Ministerie om geen details over het strafrechtelijk dossier naar buiten te brengen, zoals [verzoeker] heeft gesteld, maakt dit niet anders, omdat een dergelijk advies niet zonder meer betekent dat [verzoeker] in het kader van zijn arbeidsrelatie geen openheid van zaken zou mogen geven aan zijn werkgeefster, op wier terrein nota bene de cocaïnesmokkel heeft plaatsgevonden.
De kantonrechter oordeelt dat [verzoeker] aan haar een dringende reden voor ontslag op staande voet heeft gegeven door de combinatie van:
de feiten en omstandigheden die aanleiding hebben gegeven tot de verdenking van betrokkenheid bij drugssmokkel;
het niet geven van een afdoende verklaring voor de gedragingen tussen 22.00 uur en de aanhouding op 28 en 29 augustus 2017;
de positie van Progeco als havenbedrijf in het kader van de smokkel van cocaïne en het feit dat zij er op moet kunnen vertrouwen dat haar werknemers niet bij cocaïnesmokkel betrokken zijn;
het door het voorgaande ontbrekende vertrouwen in de integriteit van [verzoeker].
Hierbij wordt mede in aanmerking genomen dat [verzoeker] als leidinggevende een voorbeeldfunctie bij Progeco had.
Ook wanneer rekening wordt gehouden met de persoon van [verzoeker], de duur van de arbeidsrelatie en de gevolgen die het ontslag voor hem heeft, oordeelt de kantonrechter dat er sprake is van een voldoende dringende reden voor het ontslag.
6.6
Uit het bovenstaande volgt dat het door Progeco op 30 januari 2018 aan [verzoeker] gegeven ontslag op staande voet stand houdt en derhalve het verzoek tot vernietiging van de opzegging niet toewijsbaar is.
6.7
Dat het ontslag op staande voet stand houdt brengt ook mee dat de loonvordering van [verzoeker] vanaf 30 januari 2018 en de vordering tot wedertewerkstelling, die ook bij wijze van voorlopige voorziening ingesteld zijn, niet toewijsbaar zijn. De vordering tot betaling van de wettelijke verhoging deelt in het lot van afwijzing.
6.8
Hoewel [verzoeker] in de periode vanaf 16 januari 2018 tot 30 januari 2018 niet meer vast zat en zich beschikbaar heeft gehouden voor het verrichten van werkzaamheden, behoefde van Progeco, die in die periode nog druk bezig was met het vergaren van informatie over de betrokkenheid van [verzoeker] bij de drugssmokkel, redelijkerwijs niet verwacht te worden [verzoeker] te werk te stellen binnen haar bedrijf, gelet op de ernst van de strafrechtelijke verdenking die er lag en het feit dat die verdenking gerelateerd is aan de werkzaamheden van [verzoeker] bij Progeco. In het verlengde daarvan is de kantonrechter van oordeel dat geen sprake is van een oorzaak voor het niet verrichten van de werkzaamheden door [verzoeker] die voor rekening van Progeco behoort te komen, zodat op grond van artikel 7:628 lid 1 BW Progeco geen loon aan [verzoeker] verschuldigd is over voornoemde periode. De loonvordering over die periode, die ook bij wijze van voorlopige voorziening is ingediend, is derhalve evenmin toewijsbaar. De vordering tot betaling van de wettelijke verhoging deelt in het lot van afwijzing.
6.9
De (dringende) redenen voor het ontslag op staande voet zijn te kwalificeren als ernstig verwijtbaar aan [verzoeker], zodat aan hem geen transitievergoeding toekomt.
6.1
Daar het ontslag op staande voet rechtsgeldig is en de arbeidsovereenkomst dus op
30 januari 2018 rechtsgeldig is geëindigd, is geen sprake van een onregelmatige opzegging, zodat de gevorderde gefixeerde schadevergoeding bij gebrek aan een deugdelijke grondslag niet toewijsbaar is.
6.11
Nu de voorwaarde, waaronder Progeco haar ontbindingsverzoek heeft ingesteld, namelijk vernietiging van het ontslag op staande voet door de kantonrechter, niet in vervulling is gegaan, wordt aan de beoordeling van het tegenverzoek niet toegekomen.
6.12
[verzoeker] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld.

7.De beslissing

De kantonrechter:
wijst de verzoeken en vorderingen van [verzoeker] af;
veroordeelt [verzoeker] in de kosten van de procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Progeco vastgesteld op € 600,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart deze beschikking voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. L.J. van Die en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
757