ECLI:NL:RBROT:2018:2621
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot omzetting van faillissement naar schuldsaneringsregeling en beoordeling van ontvankelijkheid
In deze zaak heeft verzoeker, die failliet was verklaard op 27 september 2016, een verzoek ingediend tot opheffing van zijn faillissement en gelijktijdig de toepassing van de schuldsaneringsregeling. De curator heeft positief geadviseerd over het verzoek, ondanks de gebrekkige administratie van de onderneming en een aanzienlijke schuld aan de Belastingdienst. Tijdens de zitting op 15 maart 2018 heeft de curator verklaard dat verzoeker door taalproblemen niet goed begreep wat de gevolgen van zijn faillissement waren en dat hij niet op de faillissementszitting was verschenen uit een bewuste keuze om zijn problemen te negeren. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker op correcte wijze was opgeroepen voor de faillissementszitting en dat hij geen verzoekschrift tot schuldsanering had ingediend voordat hij failliet werd verklaard. De rechtbank oordeelt dat de taalproblemen voor rekening van verzoeker komen, aangezien hij had moeten zorgen voor hulp bij het begrijpen van de juridische documenten. Bovendien heeft de rechtbank geoordeeld dat verzoeker niet te goeder trouw is geweest in de vijf jaar voorafgaand aan zijn verzoek, gezien zijn gebrekkige administratie en de schuld aan de Belastingdienst. De rechtbank heeft het verzoek tot opheffing van het faillissement en toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen en verzoeker niet-ontvankelijk verklaard.