ECLI:NL:RBROT:2018:2585

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 maart 2018
Publicatiedatum
29 maart 2018
Zaaknummer
C/10/513215 / HA ZA 16-1061
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van een vereffenaar voor onrechtmatige handelingen en declaraties in het kader van een nalatenschap

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 maart 2018 uitspraak gedaan in twee samenhangende procedures met betrekking tot de aansprakelijkheid van een vereffenaar van een nalatenschap. De eiseres, die ook als tussenkomende partij optrad, vorderde betaling van een bedrag van € 351.939,00 van de gedaagde vereffenaar, die onrechtmatig gelden uit de nalatenschap onder zich had gehouden. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde vereffenaar, die eerder als advocaat had gefunctioneerd, niet de zorgvuldigheid had betracht die van een goed vereffenaar verwacht mag worden. De rechtbank stelde vast dat de gedaagde in totaal € 359.804,02 aan zichzelf had uitgekeerd zonder dat daar een wettelijke grondslag voor was. Daarnaast had de gedaagde ook kosten ten laste van de nalatenschap gebracht die niet gerechtvaardigd waren. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde een deel van de declaraties ten onrechte had ingediend en dat zij ook rente van € 14.192,00 niet had doorgestort op de rekening van de nalatenschap. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de gedaagde een bedrag van € 249.563,09 aan de eiseres diende te betalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding. In de tweede procedure werd de vordering van de gedaagde afgewezen, waarbij de proceskosten werden gecompenseerd. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van een vereffenaar en de noodzaak van transparantie en verantwoording in het beheer van nalatenschappen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
Vonnis van 28 maart 2018
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: C/10/513215 / HA ZA 16-1061 van
[eiseres in 16-1061 en tussenkomende partij in 17-43],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. S.H. van Os te Zeist,
tegen
[gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] te Den Haag (tot haar schrapping van het tableau op 5 februari 2018),
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer C/10/518451 / HA ZA 17-43 van
[gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] te Den Haag (tot haar schrapping van het tableau op 5 februari 2018),
tegen

1.[gedaagde sub 1 in 17-43] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[gedaagde sub 2 in 17-43],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
beiden niet verschenen,
en
[eiseres in 16-1061 en tussenkomende partij in 17-43],
wonende te [woonplaats] ,
tussengekomen partij,
advocaat mr. S.H. van Os te Utrecht,
Partijen zullen hierna [eiseres in 16-1061 en tussenkomende partij in 17-43] , [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] en [gedaagden in 17-43] genoemd worden.

1.De procedure in de zaak C/10/513215 / 16-1061

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 14 oktober 2016, met producties;
  • de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring van [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] , met producties;
  • de conclusie van antwoord in het incident tot oproeping in vrijwaring van [eiseres in 16-1061 en tussenkomende partij in 17-43] , met producties;
  • het vonnis in het vrijwaringsincident van 8 maart 2017 waarbij de vordering van [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] is afgewezen;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • het tussenvonnis (in de vorm van een brief) van 14 juni 2017 waarbij een comparitie is bepaald;
  • het B-formulier van 9 augustus 2017 van [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] , waarbij producties zijn overgelegd;
  • het B-formulier van 11 augustus 2017 van [eiseres in 16-1061 en tussenkomende partij in 17-43] , waarbij producties zijn overgelegd;
  • het B-formulier van 22 augustus 2017 van [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] , waarbij producties zijn overgelegd;
  • de door [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] op 22 augustus 2017 gefaxte producties;
  • het proces-verbaal van de op 23 augustus 2017 gehouden comparitie, alsmede de reacties daarop van [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] en [eiseres in 16-1061 en tussenkomende partij in 17-43] ;
  • de akte overlegging nadere producties van [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] ;
  • de nadere akte overlegging nadere producties van [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] ;
  • de antwoordakte van [eiseres in 16-1061 en tussenkomende partij in 17-43] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De procedure in de zaak C/10/518451 / 17-43

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 21 december 2016, alsmede de incidentele conclusie tot voeging in een aanhangig rechtsgeding (artikel 217 Rv), met producties;
  • het tegen [gedaagden in 17-43] verleende verstek;
  • de incidentele vordering tot voeging (tussenkomst) op grond van artikel 217 Rv van [eiseres in 16-1061 en tussenkomende partij in 17-43] , met producties;
  • de antwoordakte van [eiseres in 16-1061 en tussenkomende partij in 17-43] in het bij dagvaarding ingediende verzoek tot voeging;
  • de brief van de rechtbank van 7 februari 2017, waarin akte niet dienen wordt verleend aan [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] voor de conclusie van antwoord in het door [eiseres in 16-1061 en tussenkomende partij in 17-43] opgeworpen incident tot voeging (tussenkomst) in de zin van artikel 217 Rv;
  • het vonnis van 15 maart 2017 in de voegingsincidenten, waarbij de incidentele vordering van [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] om zich te voegen in de door [eiseres in 16-1061 en tussenkomende partij in 17-43] tegen haar aangespannen procedure met het kenmerk C/10/513215 / HA ZA 16-1061 is afgewezen en de incidentele vordering van [eiseres in 16-1061 en tussenkomende partij in 17-43] om zich in deze zaak aan de zijde van [gedaagden in 17-43] te voegen is toegewezen en is overwogen dat er aanleiding is voor rolvoeging van beide zaken;
  • de conclusie van antwoord van [eiseres in 16-1061 en tussenkomende partij in 17-43] , met producties;
  • het tussenvonnis (in de vorm van een brief) van 14 juni 2017 waarbij een comparitie is bepaald;
  • het B-formulier van 9 augustus 2017 van [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] , waarbij producties zijn overgelegd;
  • het B-formulier van 11 augustus 2017 van [eiseres in 16-1061 en tussenkomende partij in 17-43] , waarbij producties zijn overgelegd;
  • het B-formulier van 22 augustus 2017 van [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] , waarbij producties zijn overgelegd;
  • de door [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] op 22 augustus 2017 gefaxte producties;
  • het proces-verbaal van de op 23 augustus 2017 gehouden comparitie, alsmede de reacties daarop van [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] en [eiseres in 16-1061 en tussenkomende partij in 17-43] ;
  • de akte overlegging nadere producties van [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] ;
  • de nadere akte overlegging nadere producties van [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] ;
  • de antwoordakte van [eiseres in 16-1061 en tussenkomende partij in 17-43] .
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
[gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] heeft het beroep van advocaat uitgeoefend en hield zich in die hoedanigheid onder meer bezig met de afwikkeling van nalatenschappen. Bij beslissing van 5 februari 2018 van het Hof van Discipline is [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] geschrapt van het tableau. Het betreft de bekrachtiging van de uitspraak van de Raad van Discipline Den Haag van 31 juli 2017 naar aanleiding van een bezwaar van de deken.
3.2.
[persoon 1] is op 9 november 2003 te Antwerpen (België) overleden (hierna: erflater). Erflater had de Nederlandse nationaliteit. Zijn laatste woonplaats was Penang (Maleisië). Hij verbleef vaak in België. Hij had vermogen opgebouwd in Nederland, Maleisië en België.
3.3.
Erflater heeft een testament doen opmaken waarin zijn nalatenschap is verdeeld. In die nalatenschap vallen de aandelen in de vennootschap Simsbury International N.V. en haar dochtervennootschappen Simsbury Nederland B.V. (hierna Simsbury) en BVBA Van Caem Belgium (een rechtspersoon naar Belgisch recht, hierna: Van Caem)
Erflater heeft tot zijn erfgenamen benoemd: [eiseres in 16-1061 en tussenkomende partij in 17-43] voor 40%, [zus van erflater] voor 30%, zijn neef [gedaagde sub 1 in 17-43] voor 10%, [nicht van erflater] voor 10% en zijn [ex-partner van erflater] voor 10% (alle erfgenamen hierna gezamenlijk: de erven, en de erfgenamen met uitzondering van [eiseres in 16-1061 en tussenkomende partij in 17-43] hierna gezamenlijk: de overige erven).
Daarnaast is aan [persoon 2] en [zus van erflater] ieder een legaat toebedeeld. In het testament is Nederlands recht aangewezen als het recht dat de vererving van de gehele nalatenschap beheerst.
3.4.
Bij beschikking van 8 februari 2007 van de rechtbank van koophandel Antwerpen zijn [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] en mr. [persoon 3] , kantoorhoudende te Antwerpen, (hierna: [persoon 3] ) benoemd als vereffenaar van het vermogen van Van Caem. Bij beschikking van 20 maart 2007 van de rechtbank Haarlem zijn [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] en [persoon 3] benoemd tot vereffenaars van het vermogen van Simsbury. [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] en [persoon 3] zijn bij beschikking van 29 maart 2007 door de rechtbank Den Haag aangesteld als opvolgend vereffenaar van de nalatenschap van erflater.
3.5.
Op 10 augustus 2008 is een boedelrekening bij Rabobank met het nummer [rekeningnummer] geopend ten behoeve van de nalatenschap van erflater.
3.6.
Bij beschikking van 16 oktober 2008 is [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] op verzoek van [eiseres in 16-1061 en tussenkomende partij in 17-43] door de rechtbank Den Haag als vereffenaar van de nalatenschap ontslagen. [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] is op 12 oktober 2009 door de buitengewone algemene vergadering van Van Caem als vereffenaar ontslagen, welk ontslag is bekrachtigd door de rechtbank van koophandel Antwerpen. [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] is op eigen verzoek bij beschikking van 8 april 2010 van de rechtbank Haarlem ontslagen als vereffenaar van het vermogen van Simsbury. In de laatste beschikking is vermeld dat uit overgelegde stukken blijkt dat [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] op de voet van artikel 2:23 lid 6 BW rekening en verantwoording aflegt aan degene die de vereffening voortzet ( [persoon 3] ). In die procedure heeft [persoon 3] bij brief van 8 maart 2010 aan de rechtbank bericht dat de erven geen bezwaar hebben tegen het ontslag van [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] maar dat Simsbury een vordering tegen haar wenst in te stellen vanwege het zonder goedkeuring debiteren van de vennootschapsrekening.
3.7.
Op 27 oktober 2008 heeft [persoon 3] een algemeen verslag betreffende de nalatenschap opgesteld. Daarin is onder meer vermeld dat [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] "vele" nota's heeft ingediend over de periode 2006 tot en met juli 2008, tot een totaal van € 126.062,37.
3.8.
Bij e-mail van 10 december 2009 heeft [persoon 3] aan [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] en een advocaat van Simons & Simons onder meer het volgende bericht:
"Ik had graag van Mr. [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] vernomen welk de samenstelling is van het bedrag van 447 928 euro advieskosten vermits het in het belang is van alle erven dat zoveel mogelijk kosten binnen Simsbury worden ingebracht, inclusief de ereloonstaten van de vereffenaars."
3.9.
Op 10 juni 2010 heeft registeraccountant [persoon 4] van Bokslag & De Bruyn Accountants B.V. in opdracht van [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] een rapport uitgebracht inzake een onderzoek naar het beheer van de nalatenschap van erflater (hierna: het rapport Bokslag).
3.10.
In opdracht van [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] heeft notaris [persoon 5] op 24 augustus 2011 een notitie opgesteld van een onderzoek naar de door [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] verrichte werkzaamheden als vereffenaar van de nalatenschap en van het vermogen van Simsbury (hierna: de notitie van de notaris).
3.11.
Op 6 februari 2012 heeft het Hof van Discipline uitspraak gedaan naar aanleiding van het hoger beroep van [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] tegen de uitspraak van de Raad van Discipline Den Haag van 2 mei 2011 op een klacht van [eiseres in 16-1061 en tussenkomende partij in 17-43] . Het Hof heeft de klacht dat [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] boedelgelden niet afgescheiden heeft gehouden van haar privégelden, gegrond bevonden. Er is in deze zaak geen maatregel opgelegd, waartoe door het Hof van Discipline is overwogen dat het ne bis in idem-beginsel daaraan in de weg staat vanwege de maatregel die in een andere zaak is opgelegd naar aanleiding van door de deken ingebracht gelijkluidend bezwaar tegen [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] . In die andere zaak is de maatregel van voorwaardelijke schorsing voor de duur van vier maanden opgelegd.
3.12.
In het finaal verslag houdende afwikkeling nalatenschap [gedaagde sub 2 in 17-43] , op 24 november 2013 [
2014, rb] opgesteld door [persoon 3] en gericht aan de rechters en de rechter-commissaris bij de rechtbank Den Haag, is onder meer het volgende opgenomen:
"
V Vordering t.o.v. Mr. [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] :
1* Excessieve aanrekening
Vooreerst wordt een overzicht bijgebracht van de aangerekende prestaties, welke werden teruggevonden in ereloonnota's die niet aan de vereffenaar werden bezorgd doch wel via een omweg, meer bepaald via één van de erfgenamen werden overgemaakt.
Deze lijsten bevatten de prestaties over de jaren 2006 t.e.m. 2010, per maand, het aantal aangerekende uren en de totaliteit van de bedragen, […]
Voor wat betreft Simsbury Nederland BV heeft zij zelf haar ontslag aangeboden op 20 januari 2010.
Nazicht van de aangerekende nota's duidt er evenwel op dat Mr. [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] , zonder enig mandaat, nadien nog steeds beweerde prestaties voor de boedel zou hebben verricht, wat uiteraard niet acceptabel is.
[…]
Uit de overzichten […] blijkt dat Mr. [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] voor haar ontslag als vereffenaar in totaal 663,36 uren heeft aangerekend, en NA haar ontslag als vereffenaar van de boedel & BVBA Van Caem, terwijl zij uitsluitend nog actief was voor een beperkte tussenkomst bij Simsbury Nederland, werden nog 278,26 uren aangerekend.
[…]
2* Kosten vreemd aan de vereffening
Daarenboven blijkt dat aan Mr. [persoon 6] blijkens dezelfde stukken (productie 33 en 34) in totaal een bedrag werd uitbetaald van 36.629,91 EUR, welke betrekking zou hebben op, zoals laconiek wordt meegedeeld
'aanzienlijke prestaties verleend als hulp bij de vereffening'.
Opnieuw dient te worden vastgesteld dat dit gebeurd is na het ontslag van Mr. [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] als vereffenaar, waarbij het accountantskantoor Simmons & Simmons veelal de werkzaamheden m.b.t. Simsbury Nederland heeft afgewikkeld, en desbetreffend aldus manifest vaststaat dat geen enkele relatie tot en verantwoording in de vereffening kan worden gevonden voor deze betaling.
[…]
3* Rente
Uit het verslag Bokslag […] blijkt dat Mr. [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] in haar berekening het stilzwijgen heeft bewaard over de rentes die vervallen zijn over de verschillende rekeningen, en die eveneens dienen te worden uitbetaald, conform pagina 7, litera C en litera D en pagina 8, 3de alinea, ten belope van respectievelijk 6.597, 1.027, en 6.568 €.
Totaal dient derhalve door Mr. [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] te worden gestort 14.192 €.
4* Recapitulatie
Door Mr. [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] werden ingehouden/aangewend (productie 33 en 34):
1. Ingehouden erelonen: 119.082,20 €
189.899,91 €
Totaal: 308.982,11 €
2. Betalingen aan Mr. [persoon 6] : 36.629,91 €
3. Niet doorgestorte rente: 14.192,00 €
Algemeen totaal: 359.804,02 €"
Deze bevindingen zijn reeds vermeld in het verslag van [persoon 3] van 30 juni 2013.
3.13.
Op 25 augustus 2014 heeft het Hof van Discipline uitspraak gedaan naar aanleiding van het hoger beroep van [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] tegen de uitspraak van de Raad van Discipline Den Haag van 20 januari 2014 op een klacht van [persoon 3] . De klacht houdt - voor zover thans van belang - in dat [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] met misbruik van het aan haar verleende mandaat is overgegaan tot het voor rekening van Simsbury aanwenden van gelden ten eigen nutte, ter dekking van niet geleverde prestaties, daterende van na haar ontslag als vereffenaar van Van Caem en van de nalatenschap, en voor de betaling van een persoonlijke raadsman, die haar bijstond in de tuchtrechtelijke procedure die volkomen vreemd is aan de vereffening van Simsbury. De Raad van Discipline heeft de klacht gegrond verklaard en [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] de maatregel opgelegd van voorwaardelijke schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van twee maanden, met een proeftijd van twee jaar. De Raad heeft in dat verband overwogen dat [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] heeft erkend dat zij declaraties voor door haar als advocaat voor de Nederlandse erfgenamen verrichte werkzaamheden ten name van Simsbury heeft gesteld, ten laste van deze onderneming heeft gebracht en als vereffenaar van Simsbury heeft voldaan, maar dat deze ten laste van de Nederlandse erfgenamen hadden moeten komen. Het Hof van Discipline heeft de beslissing van de Raad van Discipline alleen vernietigd ten aanzien van de opgelegde maatregel.
3.14.
Bij beschikking van 11 november 2014 heeft de rechtbank Den Haag het salaris van [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] als vereffenaar van de nalatenschap van erflater over de periode van maart 2007 tot en met oktober 2018 vastgesteld op € 6.500,00 (exclusief btw). De rechter-commissaris heeft daarbij overwogen dat [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] geen gespecificeerde urenverantwoording heeft overgelegd, maar dat er geen aanleiding is te veronderstellen dat het aantal gewerkte uren aanzienlijk minder is dan het door [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] genoemde aantal van 32,5 uur.
3.15.
Bij e-mail van 7 januari 2015 heeft de advocaat van [eiseres in 16-1061 en tussenkomende partij in 17-43] verzocht om een kopie van de door de rechtbank gegeven salarisbeschikking en gevraagd wie de declaraties van [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] na haar ontslag heeft goedgekeurd en wie toestemming heeft gegeven deze te verrekenen met gelden van de erven.
[gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] heeft daarop de dezelfde dag per e-mail gereageerd met de mededeling dat 1) door haar voor haar werkzaamheden ten behoeve van de algehele nalatenschap ongeveer € 6.500,00 is gedeclareerd, 2) dit bedrag is goedgekeurd, 3) de overige kosten zijn gemaakt in verband met de vereffening van het vermogen van Van Caem en Simsbury en ten laste van deze vennootschappen zijn gedeclareerd, en 4) [persoon 3] daarmee akkoord is gegaan.
3.16.
Op 8 september 2015 hebben de overige erfgenamen aan [eiseres in 16-1061 en tussenkomende partij in 17-43] gecedeerd de (mogelijke) vordering op [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] wegens onrechtmatige toe-eigening van gelden die tot de nalatenschap behoren
3.17.
Op 10 mei 2016 heeft [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] namens ABN Amro bank een verzoek ingediend bij deze rechtbank om haar te benoemen tot vereffenaar van de nalatenschap. Dit is aanleiding geweest voor de onder 3.1 genoemde procedure; aan de orde was dat [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] genoemd verzoek heeft ingediend zonder daartoe opdracht van ABN Amro bank te hebben verkregen.
3.18.
Op 6 juni 2016 heeft de Raad van Discipline te Den Haag naar aanleiding van een klacht van [persoon 3] tegen [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] - voor zover thans van belang - aangenomen dat [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] namens de erfgenamen is opgetreden zonder dat zij over een mandaat beschikte en daardoor in strijd heeft gehandeld met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet. Aan [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] is daarvoor de maatregel van berisping opgelegd.

4.Het geschil in de zaak C/10/513215 / 16-1061

4.1.
[eiseres in 16-1061 en tussenkomende partij in 17-43] vordert - na vermindering van eis - dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
1. [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] veroordeelt tot betaling aan [eiseres in 16-1061 en tussenkomende partij in 17-43] van een bedrag van € 351.939,00, onrechtmatig door [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] onder zich gehouden, welk bedrag vermeerderd dient te worden met de wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding tot aan die der algehele voldoening, dan wel [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] veroordeelt, wegens onrechtmatig handelen, aan [eiseres in 16-1061 en tussenkomende partij in 17-43] te betalen een bedrag door de rechtbank in goede justitie te bepalen;
2) [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] veroordeelt in de kosten van de procedure.
4.2.
Het verweer van [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] strekt tot afwijzing van de vorderingen en veroordeling van [eiseres in 16-1061 en tussenkomende partij in 17-43] in de kosten van het geding.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.Het geschil in de zaak C/10/518451 / 17-43

5.1.
[gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] vordert dat de rechtbank, bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagden in 17-43] veroordeelt om aan [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] te betalen, datgene waartoe [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] in de hoofdzaak mocht worden veroordeeld, met in begrip van de kostenveroordeling, met het verzoek om [gedaagden in 17-43] gezamenlijk en hoofdelijk te veroordelen in de kosten van het geding.
5.2.
Het verweer van [eiseres in 16-1061 en tussenkomende partij in 17-43] strekt tot afwijzing van de vorderingen en veroordeling van [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] in de kosten van het geding, daarin begrepen de kosten van het incident.
5.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

6.De beoordeling in de zaak C/10/513215 / 16-1061

6.1.
[eiseres in 16-1061 en tussenkomende partij in 17-43] heeft haar vordering en [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] haar verweer gebaseerd op Nederlands recht. In het testament van erflater is ook opgenomen dat Nederlands recht van toepassing is op de gehele nalatenschap. Daarbij komt dat - naar [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] onbestreden heeft gesteld - de kosten van de vereffening van het vermogen van de rechtspersoon naar Belgisch recht Van Caem zijn voldaan uit het vermogen van Simsbury. De rechtbank zal de vordering van [eiseres in 16-1061 en tussenkomende partij in 17-43] derhalve naar Nederlands recht beoordelen; dat [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] mogelijk ook in de vereffening van het vermogen van Van Caem naar Belgisch recht rekening en verantwoording dient af te leggen, kan buiten beschouwing blijven.
6.2.
[eiseres in 16-1061 en tussenkomende partij in 17-43] heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] haar taak als vereffenaar van de gehele nalatenschap van erflater niet als een goed vereffenaar in de zin van artikel 4:211 lid 1 BW heeft uitgeoefend. Zij heeft volgens [eiseres in 16-1061 en tussenkomende partij in 17-43] grote bedragen - in totaal € 359.804,00 - uit de boedel naar op haar eigen naam staande rekeningen overgeboekt en een deel daarvan nooit terug gestort terwijl [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] daarover geen rekening en verantwoording heeft afgelegd zodat nergens uit blijkt dat deze bedragen - met uitzondering van het door de rechtbank Den Haag goedgekeurde bedrag van € 6.500,00 - aan [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] toekomen. [eiseres in 16-1061 en tussenkomende partij in 17-43] is van mening dat [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] hierdoor onrechtmatig jegens de erven, waaronder [eiseres in 16-1061 en tussenkomende partij in 17-43] , heeft gehandeld. Ook heeft [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] in de visie van [eiseres in 16-1061 en tussenkomende partij in 17-43] aldus opzettelijk goederen die in de nalatenschap vallen aan verhaal van de schuldeisers onttrokken. Nu de vorderingen van de overige erven aan haar zijn gecedeerd, is [eiseres in 16-1061 en tussenkomende partij in 17-43] van mening dat aan haar de bevoegdheid toekomt de door de erven geleden schade van [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] terug te vorderen.
6.3.
[gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] heeft bij wege van exceptief verweer aangevoerd dat de dagvaarding nietig is omdat zij enkel in privé is gedagvaard terwijl de verwijten zien op door haar als advocaat en vereffenaar in de nalatenschap verrichte handelingen. [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] is van mening dat zij hierdoor in haar belangen is geschaad omdat voor haar onduidelijk is in welke hoedanigheid zij zich dient te verweren tegen de vordering.
6.4.
Overwogen wordt dat [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] - anders dan in de zaak waarnaar zij heeft verwezen - alleen in privé is gedagvaard. Daarmee kan er geen misverstand over bestaan dat [eiseres in 16-1061 en tussenkomende partij in 17-43] heeft beoogd [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] alleen in privé in rechte te betrekken. Nu duidelijk is dat hierna moet worden beoordeeld of het handelen van [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] als vereffenaar aan [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] in privé kan worden toegerekend, is [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] niet in haar belangen geschaad. De dagvaarding is derhalve niet nietig.
6.5.
[gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] is van mening dat de vordering is verjaard omdat zij in februari 2010 voor het laatst gelden uit Simsbury heeft ontvangen en in de tussenliggende periode nooit aansprakelijk is gesteld wegens het niet terugbetalen van door haar genoten salaris.
[eiseres in 16-1061 en tussenkomende partij in 17-43] heeft daarover aangevoerd dat de verjaring is aangevangen op het moment dat het eindverslag van de nalatenschap is opgemaakt in 2014. Toen werd volgens [eiseres in 16-1061 en tussenkomende partij in 17-43] pas duidelijk wat de omvang van het onrechtmatig handelen van [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] was.
6.6.
Anders dan [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] meent is voor het aanvangen van de verjaring niet bepalend dat er sinds februari 2010 geen gelden meer vanuit Simsbury naar [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] zijn overgemaakt. De grondslag van de vordering is dat [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] zonder rekening en verantwoording af te leggen gelden uit de boedel onder zich heeft gehouden. Uit de beschikking van 11 november 2014 van de rechtbank Den Haag blijkt dat [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] rekening en verantwoording heeft afgelegd tot een bedrag van € 6.500,00, op welk bedrag de rechtbank het salaris van [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] heeft vastgesteld. Dat betekent dat eerst toen duidelijk werd dat zij voor het meerdere mogelijk geen rekening en verantwoording zou afleggen. De verjaring is daarom niet eerder dan 11 november 2014 aangevangen. Nu de dagvaarding op 14 oktober 2016 is uitgebracht, is de vordering van [eiseres in 16-1061 en tussenkomende partij in 17-43] niet verjaard.
6.7.
[gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] heeft voorts als verweer gevoerd dat [eiseres in 16-1061 en tussenkomende partij in 17-43] Simsbury had moeten dagvaarden aangezien [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] in haar hoedanigheid van vereffenaar enkel vanuit deze vennootschap gelden heeft ontvangen.
Hierover wordt overwogen dat niet valt in te zien waarom de omstandigheid dat de gelden vanuit Simsbury aan [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] zijn overgemaakt ertoe moet leiden dat alleen Simsbury - en niet de erven aan wie het resterende vermogen van deze ontbonden vennootschap is uitgekeerd - bedragen terug zou kunnen vorderen.
6.8.
[eiseres in 16-1061 en tussenkomende partij in 17-43] heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd 1) dat [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] onrechtmatig heeft gehandeld en 2) dat [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] aan schuldeisers van de nalatenschap schade heeft toegebracht door opzettelijk goederen aan het verhaal van de schuldeisers te onttrekken (artikel 4:212 BW). De rechtbank is van oordeel dat de vordering niet toewijsbaar is op de tweede grondslag omdat de erven niet zijn aan te merken als schuldeisers van de nalatenschap; zij zijn de rechthebbenden op hetgeen na voldoening van de schuldeisers en betaling van de kosten resteert.
Hierna wordt onderzocht of [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] is gehouden tot voldoening van enig bedrag omdat zij onrechtmatig jegens de erven heeft gehandeld. De daarbij aan te leggen maatstaf is of [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] als vereffenaar de zorgvuldigheid heeft betracht die van een redelijk bekwaam en redelijk handelende vakgenoot mag worden verwacht.
6.9.
[eiseres in 16-1061 en tussenkomende partij in 17-43] heeft naar voren gebracht dat [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] een bedrag van € 359.804,02 aan zichzelf heeft uitgekeerd, hoewel daarvoor - deels, te weten tot € 351.939,00 - geen wettelijke grondslag of een andere (kenbare) rechtvaardiging bestaat. Ook ná haar ontslag als vereffenaar heeft [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] volgens [eiseres in 16-1061 en tussenkomende partij in 17-43] gelden van de nalatenschap onder zich gehouden. [eiseres in 16-1061 en tussenkomende partij in 17-43] heeft onder meer het volgende aangevoerd:
[gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] heeft salaris aan zichzelf doen uitkeren van in totaal (€ 308.982,11 - € 7.865,00) € 301.117,11, welk salaris onder meer ziet op de periode vóór of ná haar functioneren als vereffenaar;
[gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] heeft ten laste van de nalatenschap voor een bedrag van € 36.629,91 een advocaat - mr. [persoon 6] - ingeschakeld, hoewel de werkzaamheden zijn verricht ten behoeve van de verschillende klachtprocedures die tegen [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] zijn gevoerd;
[gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] heeft gelden van de nalatenschap op bankrekeningen gestort die op naam staan van [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] in privé. Zij heeft aan de erven meegedeeld dat zij op deze wijze extra rente wilde genereren. [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] heeft deze rente echter niet opgegeven of anderszins verantwoord en een bedrag aan genoten rente van € 14.192,00 niet doorgestort op de derdenrekening ten behoeve van de nalatenschap.
[eiseres in 16-1061 en tussenkomende partij in 17-43] heeft ter onderbouwing van het door haar gestelde onder meer verwezen naar het rapport Bokslag, de notitie van de notaris en de beschikkingen van de Raad van Discipline Den Haag en het Hof van Discipline.
6.10.
Vast staat dat [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] niet alleen is aangesteld als vereffenaar van de nalatenschap van erflater, maar ook als vereffenaar van zowel het vermogen van Van Caem als van Simsbury. De aanstelling als vereffenaar van de nalatenschap is gegeven op grond van artikel 4:206 BW. Dit betekent dat [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] in deze vereffening recht heeft op loon dat door de rechter-commissaris wordt vastgesteld (artikel 4:206 lid 3 BW) en dat zij bij haar ontslag aan de overblijvend (opvolgend) vereffenaar rekening en verantwoording dient af te leggen (artikel 4:207 BW). De aanstelling als vereffenaar van het vermogen van Simsbury is gegeven op grond van artikel 2:23 BW. In die hoedanigheid heeft [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] recht op een beloning die de rechter die haar heeft benoemd toekent en dient zij na haar ontslag rekening en verantwoording af te leggen aan [persoon 3] als degene die de vereffening voortzet (artikel 2:23 lid 2 en 6 BW).
Eventuele kosten in verband met de vereffening van het vermogen van Van Caem zijn niet apart gespecificeerd. [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] heeft - onbestreden - aangevoerd dat die kosten uit het vermogen van Simsbury zijn betaald, zodat [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] daarover op de hiervoor genoemde wijze verantwoording diende af te leggen.
6.11.
[eiseres in 16-1061 en tussenkomende partij in 17-43] stelt dat [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] niet aan de onder 6.10 genoemde verplichtingen heeft voldaan. De enkele omstandigheid dat [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] niet aan de verplichting tot het afleggen van rekening en verantwoording heeft voldaan maakt echter nog niet dat [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] onrechtmatig jegens de erven heeft gehandeld; daarvoor is ook vereist dat de erven schade hebben geleden. Indien duidelijk is (geworden) dat de bedragen die [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] heeft overgeboekt naar andere, waaronder haar eigen bankrekeningen - en niet heeft terug gestort - zien op door haar in redelijkheid verrichte werkzaamheden en ten behoeve van de afwikkeling van de vereffening gemaakte kosten, is geen sprake van schade en heeft [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] niet onrechtmatig gehandeld.
6.12.
[gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] heeft daarover aangevoerd dat [persoon 3] , aan wie zij stelt rekening en verantwoording te hebben afgelegd, over de administratie beschikt en daarom de daarop betrekking hebbende stukken onder zich zou moeten hebben. Dit neemt echter niet weg dat [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] de door haar opgestelde facturen en verantwoording, mede gelet op haar verplichtingen als hiervoor aangehaald, ook zelf tot haar beschikking dient te hebben. Dat [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] haar administratie - naar zij heeft opgemerkt - slechts vijf dan wel zeven jaar hoeft te bewaren doet daaraan niet af, nu [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] met enige regelmaat duidelijk is gemaakt dat zij niet (in voldoende mate) aan die verplichtingen heeft voldaan. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de eenduidige stellingname van [eiseres in 16-1061 en tussenkomende partij in 17-43] , verwoord in haar verzoekschrift dat heeft geleid tot de beschikking van de rechtbank Den Haag van 16 oktober 2008 en uit de door [eiseres in 16-1061 en tussenkomende partij in 17-43] ingediende klachten die hebben geleid tot beschikkingen van de Raad van Discipline Den Haag van 2 mei 2011en het Hof van Discipline van 6 februari 2012 Het blijkt ook uit het rapport Bokslag van 10 juni 2010 waarin staat dat hij [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] heeft geadviseerd een inzichtelijke en controleerbare eindverantwoording op te stellen, alsmede uit de e-mailwisseling tussen de advocaat van [eiseres in 16-1061 en tussenkomende partij in 17-43] en [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] van 7 januari 2015 (zie 3.15). De rechtbank zal daarom eventuele onduidelijkheden in de rekening van verantwoording in het nadeel van [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] uitleggen. Dit neemt niet weg dat [eiseres in 16-1061 en tussenkomende partij in 17-43] haar vordering concreet dient te onderbouwen en dat op haar de bewijslast rust.
6.13.
Met betrekking tot het door [eiseres in 16-1061 en tussenkomende partij in 17-43] genoemde, onder 6.9 sub a) weergegeven verwijt dat [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] ten onrechte een bedrag van € 301.117,11 aan salaris aan zichzelf heeft uitgekeerd, heeft [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] zich verweerd door naar voren te brengen dat zij na haar ontslag als vereffenaar van de nalatenschap, nog vereffenaar was van het vermogen van Van Caem en Simsbury.
[gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] heeft een door [persoon 3] opgesteld overzicht over de periode 2006 tot en met 2009 betreffende betalingen aan crediteuren van Simsbury overgelegd waarin is vermeld dat aan [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] vanuit Simsbury een bedrag van € 221.936,00 aan salaris is overgemaakt. [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] is van mening dat van dit bedrag moet worden uitgegaan en dat [persoon 3] met die betalingen akkoord is gegaan omdat hij akkoord is gegaan met de inhoud van de jaarstukken waarin volgens haar dat bedrag is opgenomen.
Deze opvatting houdt geen stand. Door - naar [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] heeft gesteld - opname van genoemd bedrag in de jaarrekeningen van Simsbury over genoemde periode wordt alleen duidelijk dat in de administratie van Simsbury tot dat bedrag boekingen van betalingen aan [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] voorkomen, maar daarmee is niet gezegd dat deze bedragen terecht in rekening zijn gebracht. [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] mocht daar ook niet van uitgaan nu [persoon 3] met regelmaat aan haar heeft duidelijk gemaakt dat hij het er niet mee eens was dat de bedragen zonder rekening en verantwoording af te leggen werden betaald.
6.14.
[eiseres in 16-1061 en tussenkomende partij in 17-43] heeft ter onderbouwing van haar standpunt dat in totaal € 308.982,11 aan salaris is betaald aan [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] zonder dat daarover rekening en verantwoording is afgelegd, verwezen naar de opsomming in het finaal verslag (zie 3.12). Uit hetgeen in dat verslag eveneens is vermeld volgt dat er - via één van de erven - lijsten van prestaties over de jaren 2006 tot en met 2010 beschikbaar zijn. [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] heeft niet bestreden dat zij de lijsten van prestaties aan één van de erven heeft verzonden. Zij heeft het standpunt ingenomen dat zij rekening van verantwoording heeft afgelegd, maar zij heeft ter onderbouwing van die stelling slechts urenspecificaties over een aantal maanden van 2009 en een beschrijving van haar werkzaamheden overgelegd. Zij heeft aangevoerd dat zij deze stukken in het kader van een klachtprocedure aan [persoon 3] en de Deken heeft doen toekomen. Dit kan niet worden aangemerkt als een deugdelijke verantwoording van haar werkzaamheden. De rechtbank houdt het er daarom voor dat [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] niet op de geëigende wijze rekening en verantwoording heeft afgelegd. Zoals onder 6.10 is overwogen, dient [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] die verantwoording af te leggen aan de rechter(-commissaris) en degene die de vereffening voortzet, derhalve [persoon 3] .
6.15.
[gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] heeft nog allerlei verwijten aan het adres van [persoon 3] geuit, kennelijk omdat zij van mening is dat dit invloed heeft op de verwijtbaarheid van haar handelen. Mogelijk onjuist handelen van [persoon 3] doet er echter niet aan af dat [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] verantwoording dient af te leggen over het door haar gevoerde beheer van de vereffeningen, waaronder de aan haar en mr. [persoon 6] betaalde bedragen, zodat beoordeeld kan worden of het beheer correct is gevoerd.
6.16.
In het finaal verslag is vermeld dat [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] over de jaren 2006 tot en met 2010 uren in rekening heeft gebracht, waaronder ná 12 oktober 2009 (de datum van haar ontslag als vereffenaar van het vermogen van Van Caem) nog 278,26 uur, welke uren alleen betrekking kunnen hebben op de vereffening van Simsbury.
In de notitie van de notaris (zie 3.10) is daarover vermeld dat [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] in 2006 voor een bedrag van € 31.001,44 (incl. btw) heeft gedeclareerd en dat dit correspondeert met 126,88 declarabele uren. De rechtbank heeft geen aanleiding aan de juistheid van het in opdracht van [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] door de notaris verrichte onderzoek te twijfelen. Nu [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] in 2006 nog niet tot vereffenaar in één van de vereffeningen was benoemd en zij niets heeft aangevoerd waaruit zou kunnen volgen dat dit bedrag desalniettemin terecht ten laste van de nalatenschap van erflater dan wel het vermogen van Simsbury is gebracht, heeft [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] ten onrechte declaraties ten laste van de vereffeningen gebracht.
In het finaal verslag is voorts vermeld dat [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] declaraties heeft ingediend en aan zich heeft laten betalen over de periode ná haar ontslag als vereffenaar van Simsbury op 8 april 2010, derhalve toen zij in geen van de onder 3.4 genoemde vereffeningen nog werkzaamheden als vereffenaar mocht verrichten. Dat sprake is van na afloop van de vereffenaarsbenoemingen in rekening gebrachte kosten volgt ook uit de beschikking van de Raad van Discipline van 2 mei 2011, waarin onder 5.11 is weergegeven dat [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] zulks heeft erkend. Ook dit duidt erop dat [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] niet zorgvuldig is geweest in haar declaratiegedrag. Dat is eveneens op te maken uit het rapport Bokslag. In dat rapport staat over de eindafrekening dat 1) op 10 november 2009 in totaal € 66.151,00 vanuit Simsbury naar een bankrekening met [rekeningnummer] van [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] is overgemaakt, 2) het saldo op deze bankrekening eind maart 2010 € 91.151,00 was, 3) dit bedrag "naar mededeling van mr. [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] " na verrekening van een aantal kosten na eind maart 2010 is teruggeboekt en 4) uiteindelijk een bedrag van € 65.845,00 is overgemaakt naar de bankrekening met [rekeningnummer] van de Stichting Derdengelden van mr. [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] . Vermeld is ook dat dit bedrag (samen met een op 23 april 2010 op die bankrekening overgemaakt rentebedrag over het Icesave-deposito) "naar mededeling van mr. [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] " nog noodzakelijk zou zijn voor de kosten van de afwikkeling van de nalatenschap.
De rechtbank leidt uit de hiervoor weergegeven delen van het rapport Bokslag af dat hij een aantal mededelingen van [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] niet heeft kunnen verifiëren. Bokslag komt aan het slot van zijn rapport dan ook tot de conclusie dat hij geen compleet beeld heeft verkregen van het financiële verloop van de vereffeningen en hij heeft [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] geadviseerd een inzichtelijke en controleerbare eindverantwoording op te stellen waaruit de juistheid van de eindafrekeningen eenvoudig valt af te leiden. Zoals [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] heeft opgemerkt, heeft Bokslag ook vermeld dat hij geen aanwijzingen heeft gevonden dat [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] bedragen heeft onttrokken aan de nalatenschap. Hieraan kan echter slechts beperkte waarde worden toegekend, te meer omdat hij ook heeft vermeld dat ten tijde van het opmaken van het rapport op 10 juni 2010 nog aan haar toevertrouwde gelden aanwezig waren op de bankrekening van de Stichting Derdengelden van [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] .
Dat [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] zorgvuldig is geweest in haar declaratiegedrag is evenmin op te maken uit de door haar bij fax overgelegde urenspecificaties over zeven maanden van 2009. Het met die specificaties corresponderende bedrag - € 24.356,54 - komt niet overeen met het in de notitie van de notaris genoemde totaalbedrag over 2009 van € 49.675,89. Het had op de weg van [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] gelegen hierover duidelijkheid te verschaffen. Daartoe kan de door haar gegeven beschrijving van haar werkzaamheden niet dienen omdat deze te algemeen en niet concreet is.
6.17.
Gelet op hetgeen onder 6.16 is overwogen, staat vast dat [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] in elk geval een deel van de declaraties aan zichzelf heeft laten betalen zonder dat daarvoor een wettelijke grondslag of andere (kenbare) rechtvaardiging bestaat. Welk deel dat is, kan gelet op de bevindingen en conclusie van Bokslag niet worden vastgesteld aan hand van de administratie van [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] ; die administratie geeft onvoldoende inzicht in het financiële verloop van de vereffeningen. De schade zal daarom worden geschat.
6.18.
Als onbetwist staat vast dat [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] als vereffenaar werkzaamheden heeft verricht. Teneinde te schatten tot welk bedrag [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] in elk geval terecht heeft gedeclareerd, zoekt de rechtbank aansluiting bij het aan [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] als vereffenaar van de nalatenschap door de rechtbank Den Haag vastgestelde salaris van € 6.500 (ex btw). Dit salaris is vastgesteld voor een periode van anderhalf jaar. [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] is gedurende ruim drie jaar vereffenaar geweest van het vermogen van Simsbury (en Van Caem). Deze langere periode kan een verdubbeling van dat bedrag rechtvaardigen, derhalve € 13.000,00 (ex btw). In de omstandigheid dat het - zoals de rechter-commissaris van de rechtbank Den Haag heeft vermeld in zijn door [eiseres in 16-1061 en tussenkomende partij in 17-43] overgelegde brief van 5 november 2010 - een ingewikkelde vereffening van twee vennootschappen betreft, ziet de rechtbank evenwel aanleiding dit bedrag te verdubbelen. Geschat wordt daarom dat [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] een bedrag van € 26.000 (ex btw), derhalve € 30.940,00 (incl. 19% btw) niet ten onrechte in rekening heeft gebracht, zodat de erven tot dat bedrag geen schade hebben geleden. Voor een hoger bedrag bestaat geen aanleiding: zoals hiervoor onder 6.11 is overwogen worden onduidelijkheden in het nadeel van [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] uitgelegd omdat op haar de verplichting rust rekening en verantwoording af te leggen.
6.19.
In de notitie van de notaris is vermeld dat [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] in totaal voor een bedrag van € 269.216,18 (incl. btw) heeft gedeclareerd. De rechtbank gaat van dit bedrag uit omdat het de meest gedetailleerde optelling is en er geen aanleiding is te twijfelen aan de juistheid van het in opdracht van [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] verrichte onderzoek van de notaris. [eiseres in 16-1061 en tussenkomende partij in 17-43] heeft ook niet aangegeven waarom dat bedrag niet juist is en uitgegaan moet worden van het in het finaal verslag genoemde bedrag waarvan onduidelijk is hoe dat tot stand gekomen is. Van het door [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] genoemde bedrag van € 221.936,00 kan niet worden uitgegaan omdat dat niet ziet op de gehele periode.
Dit alles leidt ertoe dat de door de erven geleden schade wegens te hoge declaraties geschat op € 238.276,18. (€ 269.216,18 - € 30.940,00).
6.20.
Met betrekking tot het door [eiseres in 16-1061 en tussenkomende partij in 17-43] genoemde, onder 6.9 sub b) weergegeven verwijt dat [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] mr. [persoon 6] ten behoeve van verschillende tegen haar aangespannen klachtprocedures heeft ingeschakeld en de kosten daarvan, in totaal € 36.629,91, ten laste van de nalatenschap en de daarop betrekking hebbende vereffeningen heeft gebracht, heeft [eiseres in 16-1061 en tussenkomende partij in 17-43] bij dagvaarding diverse aan [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] gerichte facturen van mr. [persoon 6] met factuurdata vanaf 16 maart 2010 (betreffende werkzaamheden over de periode 1 februari tot en met 15 maart 2010) tot 5 september 2011 overgelegd. Deze tellen volgens [eiseres in 16-1061 en tussenkomende partij in 17-43] op tot een bedrag van € 73.734,88.
[gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] heeft na de comparitie stukken in het geding gebracht waaruit volgt dat zij het merendeel van de door [eiseres in 16-1061 en tussenkomende partij in 17-43] overgelegde facturen van mr. [persoon 6] heeft betaald vanaf haar eigen bankrekening (met [rekeningnummer] ).
In reactie daarop heeft [eiseres in 16-1061 en tussenkomende partij in 17-43] gesteld dat tussen 9 september 2008 en 2 december 2009 ten laste van de nalatenschap en de daarop betrekking hebbende vereffeningen ten onrechte een bedrag van € 36.629,91 is betaald aan mr. [persoon 6] . Zij heeft ter onderbouwing hiervan een opsomming gegeven van bedragen, met betaaldata, die volgens haar aan mr. [persoon 6] zijn betaald. Zij heeft voorts verwezen naar een citaat uit het rapport Bokslag dat is aangehaald in de uitspraak van het Hof van Discipline van 25 augustus 2014 (zie 3.13).
6.21.
In het rapport Bokslag is vermeld dat van de bankrekening van Simsbury bedragen aan mr. [persoon 6] zijn betaald hoewel uit de specificatie van de onderliggende facturen blijkt dat de werkzaamheden deels betrekking hebben op de verdediging van mr. [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] , waaronder overleg met de Deken.
Hieruit is af te leiden dat [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] een deel van de werkzaamheden van mr. [persoon 6] ten onrechte ten laste van de vereffeningen heeft gebracht. Bokslag heeft in zijn rapport nog aangegeven dat deze kosten wel gerelateerd zijn aan de activiteiten van [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] als vereffenaar, maar dat betekent niet dat [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] deze kosten ten laste van Simsbury en/of de nalatenschap mocht brengen. In het rapport Bokslag is niet vermeld tot welk bedrag [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] ten onrechte facturen van mr. [persoon 6] ten laste van de nalatenschap en/of Simsbury heeft gebracht.
6.22.
Uit hetgeen [eiseres in 16-1061 en tussenkomende partij in 17-43] naar voren heeft gebracht is niet af te leiden voor welk bedrag [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] in de periode van 9 september 2008 tot en met 2 december 2009 gefactureerde werkzaamheden van mr. [persoon 6] bij Simsbury en/of de nalatenschap in rekening heeft gebracht en aan haar heeft laten betalen. De bij dagvaarding overgelegde facturen verschaffen daarover geen duidelijkheid omdat zij zien op een andere periode dan de door [eiseres in 16-1061 en tussenkomende partij in 17-43] bij haar laatste antwoordakte (tevens het laatst ingediende processtuk) genoemde periode. De bij die antwoordakte gegeven opsomming van bedragen met betaaldata kan evenmin dienen als (voldoende) onderbouwing. [eiseres in 16-1061 en tussenkomende partij in 17-43] heeft daarover enkel naar voren gebracht dat dit betalingen aan mr. [persoon 6] betreft, waarvan door [persoon 3] in twee bijlagen bij het finaal verslag een chronologische weergave is gegeven. Volgens [eiseres in 16-1061 en tussenkomende partij in 17-43] moeten deze bedragen zijn doorgegeven door [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] . Zij heeft de bijlagen bij het finaal verslag niet overgelegd en evenmin op andere wijze onderbouwd dat genoemde betalingen aan mr. [persoon 6] zijn gedaan. Dit had wel op de weg van [eiseres in 16-1061 en tussenkomende partij in 17-43] gelegen nu zij in een zeer laat stadium van de procedure de gronden van dit deel van haar vordering heeft gewijzigd. In een dergelijk geval mag van degene die zijn vordering wijzigt, verlangd worden dat daarbij direct een onderbouwing gegeven wordt en kan niet volstaan worden met het uitspreken van de bereidheid die onderbouwing alsnog in het geding te brengen.
[eiseres in 16-1061 en tussenkomende partij in 17-43] heeft nog opgemerkt dat het finaal verslag is goedgekeurd door de rechter-commissaris - zodat kennelijk van de juistheid van het daarin vermelde zou moeten worden uitgegaan - maar van die goedkeuring blijkt niet. In een door [eiseres in 16-1061 en tussenkomende partij in 17-43] overgelegde brief van de rechter-commissaris van de rechtbank Den Haag van 29 oktober 2010 is juist vermeld dat het door [persoon 3] opgemaakte verslag uitgangspunt voor de door een notaris op te stellen vereffening kan zijn, maar dat er nog een aantal punten van aandacht zijn.
6.23.
Nu onduidelijk is gebleven waarop de in de antwoordakte van [eiseres in 16-1061 en tussenkomende partij in 17-43] opgenomen opsomming van betalingen ziet, maar wel duidelijk is dat een deel van de betalingen aan mr. [persoon 6] ten onrechte zijn gedaan, zal de rechtbank de door de erven als gevolg daarvan geleden schade schatten op € 3.662,91. [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] dient deze schade te vergoeden.
6.24.
Met betrekking tot het door [eiseres in 16-1061 en tussenkomende partij in 17-43] genoemde, onder 6.9 sub c) weergegeven verwijt dat [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] een bedrag aan rente van in totaal € 14.192,00 niet ten behoeve van de nalatenschap heeft doorgestort, heeft [eiseres in 16-1061 en tussenkomende partij in 17-43] verwezen naar het tussentijds verslag van [persoon 3] van 30 juni 2013. De inhoud van dit verslag is voor wat betreft dit onderwerp exact gelijk aan het finaal verslag. Daarin is vermeld dat [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] heeft gezwegen over verschenen rente ten bedrage van € 6.597,00, € 1.027,00 en € 6.568,00. Daarbij heeft [persoon 3] gewezen op het rapport Bokslag. Daarin zijn deze bedragen genoemd als netto aan de nalatenschap toekomende rente.
In het rapport Bokslag is vermeld dat [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] gelden van Simsbury - samen met geld van haarzelf - op deposito's bij DSB bank en SNS bank heeft geplaatst. De netto rente van het SNS-deposito kan berekend worden op € 6.568,00 en dit bedrag is op 13 februari 2010 overgemaakt op [rekeningnummer] van de Stichting Derdengelden van [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] . In het rapport is ook vermeld dat [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] heeft meegedeeld dat zij kosten verrekend heeft met het saldo op deze bankrekening en het restant heeft terug geboekt. Dit vindt bevestiging in het finaal verslag van [persoon 3] waarin is vermeld dat het saldo van deze bankrekening is overgemaakt naar de ABN Amro rekening van Simsbury. Nu het bedrag van € 6.568,00 per 13 februari 2010 op de bankrekening van [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] was bijgeschreven, houdt de rechtbank het ervoor dat [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] bevoegd was dit bedrag te gebruiken voor betaling van kosten van de vereffening. Er is daarom geen aanleiding [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] te veroordelen tot terugbetaling van de op het SNS-deposito verschenen rente; hiervoor is reeds geoordeeld dat [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] ten onrechte verrekende bedragen moet terugbetalen.
In het rapport is voorts vermeld dat de aan de gehele nalatenschap toekomende netto-rente op het Icesave-deposito is berekend op € 1.027,00. Dit bedrag is op 23 april 2010 gestort op [rekeningnummer] van Stichting Derdengelden van [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] . Dit bedrag zou naar mededeling van [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] nodig zijn voor de kosten van afwikkeling van de nalatenschap. Nu [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] op 23 april 2010 geen vereffenaar meer was van het vermogen van Simsbury en evenmin van de nalatenschap, was zij niet meer gerechtigd het geld te beheren dat aan Simsbury of de nalatenschap toebehoorde. Het bedrag van € 1.027,00 dient daarom alsnog door [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] betaald te worden.
In het rapport is ook vermeld dat de rente op het DSB-deposito tot een bedrag van € 6.732,00 is verrekend met een factuur van 23 juli 2008 met als omschrijving " [gedaagde sub 2 in 17-43] ", maar dat deze factuur niet in de financiële administratie van het advocatenkantoor voorkomt. De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] de rente over het DSB-deposito alsnog dient te betalen. Daarvoor is aanleiding omdat aan Simsbury te betalen bedragen niet zonder meer mogen worden verrekend met vorderingen op de nalatenschap van erflater; het zijn twee te onderscheiden vereffeningen. Daarnaast doet de omstandigheid dat deze factuur in 2010 niet in de administratie van [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] was verwerkt, twijfels rijzen over de vraag of de gang van zaken is geweest zoals die op de door Bokslag onderzochte factuur is vermeld. Nu [eiseres in 16-1061 en tussenkomende partij in 17-43] haar vordering op dit punt heeft beperkt tot een bedrag van € 6.597,00 dient [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] dit bedrag te betalen.
6.25.
Recapitulatie
Het totaal bedrag dat [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] verschuldigd is bedraagt € 249.563,09 en bestaat uit de volgende posten:
  • rechtsoverweging 6.19 € 238.276,18
  • rechtsoverweging 6.23 € 3.662,91
  • rechtsoverweging 6.24 € 1.027,00
  • rechtsoverweging 6.24 € 6.597,00
6.26.
Gelet op het feit dat de overige erven hun vordering op [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] hebben gecedeerd aan [eiseres in 16-1061 en tussenkomende partij in 17-43] , dient [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] de te betalen bedragen (zie 6.25) van - in totaal - € 249.563,09 aan [eiseres in 16-1061 en tussenkomende partij in 17-43] te voldoen. Zij zal daartoe worden veroordeeld. Dit bedrag wordt - zoals door [eiseres in 16-1061 en tussenkomende partij in 17-43] gevorderd - vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding, derhalve 14 oktober 2016.
6.27.
[gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres in 16-1061 en tussenkomende partij in 17-43] worden begroot op:
- dagvaarding € 97,74
- griffierecht 1.548,00
- salaris advocaat
5.000,00(2,5 punten × tarief € 2.000,00)
Totaal € 6.645,74

7.De beoordeling in de zaak C/10/518451 / 17-43

7.1.
[gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] vordert dat [gedaagden in 17-43] worden veroordeeld om aan haar te betalen datgene waartoe zij in de zaak met het nummer C/10/513215 / 16-1061 mocht worden veroordeeld. Zij heeft daaraan ten grondslag gelegd dat [persoon 3] in strijd met de waarheid een vordering op haar in het vereffenaarsverslag heeft opgenomen. Volgens [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] bestaat deze vordering niet omdat [persoon 3] door ondertekening van de jaarstukken van Simsbury en het vervolgens ontbinden en uitschrijven uit het Handelsregister, akkoord is gegaan met het honorarium van [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] en dat gelet daarop de discussie daarover is afgesloten. [gedaagden in 17-43] handelen in de visie van [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] onrechtmatig omdat het hen duidelijk moet zijn geweest dat [persoon 3] niet kon menen dat er een vordering op [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] was. [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] is van mening dat [gedaagden in 17-43] de akte van cessie enkel hebben ondertekend omdat [eiseres in 16-1061 en tussenkomende partij in 17-43] daarop aandrong en zij van haar af wilden.
7.2.
In de zaak met het nummer C/10/513215 / 16-1061 is [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] veroordeeld tot betaling van een bedrag aan [eiseres in 16-1061 en tussenkomende partij in 17-43] . Dat betekent dat er een vordering op haar bestond zodat de vordering van [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] ongegrond is; deze zal worden afgewezen.
7.3.
Nu de vordering van [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] zal worden afgewezen behoeven de argumenten van [eiseres in 16-1061 en tussenkomende partij in 17-43] als tussengekomen partij geen bespreking.
7.4.
In de omstandigheid dat weliswaar [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] in het ongelijk is gesteld, maar daarbij de argumenten van [eiseres in 16-1061 en tussenkomende partij in 17-43] geen rol hebben gespeeld, ziet de rechtbank aanleiding de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

8.De beslissing in de zaak C/10/513215 /16-1061

De rechtbank
8.1.
veroordeelt [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] om aan [eiseres in 16-1061 en tussenkomende partij in 17-43] te betalen een bedrag van € 249.563,09 (tweehonderdnegenenveertigduizend vijfhonderddrieënzestig euro en negen eurocent),
vermeerderd met de wettelijke rente over het toegewezen bedrag met ingang van 14 oktober 2016 tot de dag van volledige betaling;
8.2.
veroordeelt [gedaagde in 16-1061, eiseres in 17-43] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres in 16-1061 en tussenkomende partij in 17-43] tot op heden begroot op € 6.645,74;
8.3.
verklaart dit vonnis in deze zaak tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
8.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.

9.De beslissing in de zaak C/10/518451 / 17-43

De rechtbank
9.1.
wijst de vorderingen af;
9.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Eerdhuijzen en in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2018.
[2066/2294]