In zijn algemeenheid geldt in het Nederlandse burgerlijk procesrecht dat wanneer bloot gesteld wordt, zoals aan de zijde van COFCO overwegend is geschied blijkens het hiervoor onder 4.9 overwogene, ook bloot mag worden betwist.
Gelet op de inhoud van het verweer aan de zijde van Cygne, waarin de pijlers zijn gericht op de onjuistheid van de schadebegroting van COFCO, althans de onvolkomenheden daarin, heeft deze partij meer dan bloot betwist. Dat brengt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat COFCO, bij gebreke van een, ook nader niet, deugdelijk onderbouwde schadeberekening, de indruk wekt dat zij zich enkel baseert op gissingen en dus slechts sprake kan zijn van een heel summierlijke beslagvordering. Zoals hiervoor al is geoordeeld lijkt wel in enige mate te moeten worden aangenomen dat er een vordering bestaat. Niet concreet inzichtelijk is echter dat die vordering, ook maar bij benadering, meer omvat dan de zekerheid die COFCO al heeft, namelijk het bedrag in escrow van 187,5 miljoen dollar. COFCO heeft nagelaten in dit kort geding het financiële plaatje, voor en na fiscaliteit, ook met het oog op afschrijvingen en herwaarderingen, op te stellen en concreet en specifiek te onderbouwen. Hoewel COFCO in haar pleitnota onder randnummers 42-52 en 74 het nodige stelt en ook een staatje met cijfers opneemt, koppelt zij ook daaraan geen concreet schadebedrag met een daaraan ten grondslag liggende gespecificeerde berekening. COFCO stelt onder meer dat inmiddels duidelijk is dat het bedrag in escrow evident onvoldoende is. Zij wijst in dat kader op ontwikkelingen die dateren van na de ‘Emergency Arbitration’ en in het bijzonder op de jaarrekening 2016 van Nidera Capital - met ‘restatement’ - en de goedkeuring daarvan door Ernst & Young. Ook deze stelling onderbouwt zij niet concreet en zij verbindt ook geen enkel cijfermatig gevolg aan de jaarrekening. Bovendien moet worden geconstateerd dat de schatting van de vordering in de ‘Terms of Reference’ dateert van juli 2017, terwijl de jaarrekening van april 2017 is. Dat lijkt niet met elkaar te rijmen. Over de goedgekeurde jaarrekening moet verder worden opgemerkt dat deze in het beslagrekest niet wordt genoemd en daar ook niet als productie is bijgevoegd. Dat raakt aan (schending van de eerste zin van) artikel 21 Rv. Overigens kan uit de als productie 21 van COFCO overgelegde jaarrekening van Nidera Capital over 2016, en dan in het bijzonder bladzijde 3 daarvan, worden afgeleid dat cijfers betreffende overstatements bij Nidera Brazilië in de periode 2014-2016 beschikbaar zijn en dat de accountant deze heeft goedgekeurd. Voor de hand ligt dan dat COFCO (al enige tijd) in staat moet zijn (een begin van) een berekening te maken, desnoods met PM-posten. In dit verband is ook relevant dat COFCO niet gereageerd heeft op de berekening die Cygne in de randnummers 32 en 33 van haar pleitnota aan de hand van de jaarrekening maakt. Cygne constateert in die berekening dat sprake is van een ‘restatement’, te weten een éénmalige vermindering van het eigen vermogen per 31 december 2015 van 54,8 miljoen dollar, zonder dat dit het resultaat heeft geraakt, en dat is minder dan het bedrag in escrow.
Ook is van belang dat tussen partijen niet in geschil is dat de omvang van de schade, als daaraan al toegekomen wordt, pas in fase 2 van de arbitrage aan de orde zal komen. Dan dringt zich nog meer de vraag op hoe COFCO nu al haar vordering heeft kunnen begroten op ten minste 500 miljoen dollar. De conclusie moet dan ook zijn dat COFCO blijft steken in een, naar de voorzieningenrechter moet aannemen, ongefundeerde schatting die blijkbaar dateert van begin 2017. Dat COFCO in de tweede termijn van haar pleidooi stelt dat de schade “
de multiple van de voorgehouden winst, die er niet blijkt te zijn, maal 51% (aandelen) en daarmee ruim, boven de 500 miljoen dollar uitkomt” maakt dit niet anders. Zij noemt ook dan nog steeds geen enkel (concreet) bedrag en geeft geen berekening terwijl het (niet gespecificeerde) bedrag van de voorgehouden winst niet eerder is genoemd en ook niet duidelijk is dat dit ergens in de stukken zou staan. De omstandigheid dat Cygne niet heeft gereageerd op de stellingen van COFCO dat en waarom een bedrag van 87 miljoen dollar (aan te betalen leningen) en een bedrag van 25 miljoen dollar (de ‘upside consideration’) geen zekerheid voor de vordering van COFCO bieden, is, in de gegeven situatie, verder zonder betekenis.