Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie De Schie,
raadsman mr. R. Tetteroo, advocaat te Rotterdam.
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Eis officier van justitie
- bewezenverklaring van het onder 1 impliciet primair (verhandelen van cocaïne en hennep) en het onder 2 ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest;
- verbeurdverklaring van het onder de verdachte inbeslaggenomen geldbedrag van
4.Waardering van het bewijs
Op 13 augustus 2017 heeft de getuige [naam getuige 2] verklaard dat hij telefonisch cocaïne heeft besteld bij [nickname verdachte] . Deze [nickname verdachte] is een lange, Antilliaanse man met een donkere huidskleur en dreads van ongeveer 30 jaar oud. De afgelopen maanden heeft de getuige ongeveer zes keer cocaïne gekocht bij [nickname verdachte] , die de ponypacks vaak in zijn boxershort draagt.
Tijdens de doorzoeking in voormelde woning, de woning van de ouders van de verdachte, worden in de kamer van de verdachte in één van zijn schoenen ongeveer 19,6 en 5,4 gram verdovende middelen aangetroffen. Na onderzoek door het NFI wordt vastgesteld dat het cocaïne betreft. Voorts worden in de kamer van de verdachte € 2.900,= in kleinere coupures, 30 vellen papier om ponypacks mee te vouwen en een weegschaaltje met daarop vermoedelijk resten van verdovende middelen aangetroffen.
De getuigen hebben een gelijkluidend signalement van deze [nickname verdachte] opgegeven en de verbalisant [naam verbalisant] heeft op 5 juni 2017 al gerelateerd dat de hem ambtshalve bekende verdachte hetzelfde signalement heeft. De getuige [naam getuige 1] , van wie is waargenomen dat hij kort tevoren een ontmoeting heeft gehad met de verdachte, kent de verdachte als [nickname verdachte] en ter zitting heeft de verdachte zelf verklaard dat hij [nickname verdachte] wordt genoemd. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het de verdachte is geweest die in bovengenoemde periode aan de getuigen cocaïne heeft verkocht.
Dat de verdachte in cocaïne heeft gehandeld vindt verder steun in de in zijn onderbroek aangetroffen wikkels en zakjes cocaïne en de in de woning aangetroffen cocaïne en attributen voor de verkoop van drugs.
Wettig en overtuigend bewijs voor het verhandelen van hennep ontbreekt eveneens. Weliswaar hebben verschillende getuigen daarover verklaard, maar – anders dan ten aanzien van de cocaïne het geval is – ontbreekt objectief steunbewijs daarvoor bijvoorbeeld in de vorm van aangetroffen zakjes hennep. Van dat deel van het ten laste gelegde wordt de verdachte dan ook vrijgesproken.
Deze verklaring van aangever vindt steun in de eigen verklaring van de verdachte. In het verhoor bij de politie heeft de verdachte immers verklaard dat hij op dat moment wel dacht dat het politie-agenten betrof en dat hij probeerde weg te komen. Ter zitting heeft de verdachte bevestigd dat hij met zijn armen om zich heen bewoog (en dat hij probeerde weg te komen). Na medisch onderzoek is een fractuur van de rechterpink van aangever vastgesteld. Gelet hierop is het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
1 juni 2016tot en met 24 oktober 2017,
nde Opiumwet, op last van de officier van justitie buiten
5.Strafbaarheid feiten
1.opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod
2.wederspannigheid, terwijl het misdrijf of de daarmee gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
6.Strafbaarheid verdachte
7.Motivering straf
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaring, passend en geboden.In beslag genomen voorwerpen
9.Vordering benadeelde partij/ schadevergoedingsmaatregel
De raadsman verzoekt matiging van het schadebedrag en stelt dat de namens de benadeelde partij genoemde zaken andersoortige gevallen betreffen gelet op de duur van het verzet en het letsel dat is toegebracht.
10.Toepasselijke wettelijke voorschriften
11.Bijlagen
12.Beslissing
gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor feit 1;
€ 500,= (zegge: vijfhonderd euro)aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf tot aan de dag der algehele voldoening;
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 500,=(hoofdsom,
zegge: vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 oktober 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 500,= vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
tien dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;