ECLI:NL:RBROT:2018:2339

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 maart 2018
Publicatiedatum
21 maart 2018
Zaaknummer
10/691185-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen door een minderjarige

Op 15 maart 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2003, die beschuldigd werd van openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen. De zaak vond plaats in het kader van een meervoudige kamer voor strafzaken. De verdachte was op 18 november 2017 betrokken bij een geweldsincident in Rotterdam, waarbij hij samen met anderen een slachtoffer heeft geslagen en geschopt. De officier van justitie eiste vrijspraak voor enkele feiten, maar ook een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit, wat resulteerde in een taakstraf van 80 uur, met een voorwaardelijk deel van 40 dagen jeugddetentie. De rechtbank oordeelde dat het primair ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, maar dat het subsidiair ten laste gelegde feit wel bewezen was, gezien de bekentenis van de verdachte. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die op het moment van het feit 14 jaar oud was, en de aanbevelingen van de Raad voor de Kinderbescherming. De rechtbank legde een taakstraf op, met bijzondere voorwaarden, waaronder toezicht door de jeugdreclassering. De uitspraak benadrukt de ernst van geweldpleging en de impact daarvan op slachtoffers en de samenleving.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/691185-17
Datum uitspraak: 15 maart 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum verdachte] 2003 te [geboorteplaats verdachte] , [geboorteland verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. J. Sneep, advocaat te Breda.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 1 maart 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.P.G. de Beer heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder feit 1 primair en feit 2 primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder feit 1 subsidiair en feit 2 subsidiair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 80 (tachtig) uur, subsidiair 40 (veertig) dagen vervangende jeugddetentie, met aftrek

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder feit 1 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde is door de verdachte bekend. De verdediging heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Vrijspraak ten aanzien van feit 2
4.3.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder feit 1 primair ten laste gelegde en een bewezenverklaring van het onder feit 2 subsidiair ten laste gelegde.
4.3.2.
Beoordeling
Anders dan de officier van justitie - en de raadsman voor wat betreft het subsidiair ten laste gelegde - is de rechtbank van oordeel dat zowel het onder feit 2 primair alsook het subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, nu niet vast is komen te staan dat aan de betreffende scooter schade is ontstaan.
4.3.3.
Conclusie
Het onder feit 2 primair en subsidiair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1. Subsidiair,
hij op 18 november 2017 te Rotterdam, op of aan de openbare weg, de Sportsingel, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer 1] ,
welk geweld bestond uit het meermalen slaan en/of stompen en/ schoppen tegen/in het gezicht en lichaam en linkerbeen van die [naam slachtoffer 1] waardoor en/of nadat die [naam slachtoffer 1] ten val was gekomen;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:

1.Subsidiair,

openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
Verdachte was ten tijde van het gepleegde feit 14 jaar.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen personen. De aangever was door één van de medeverdachten gevraagd om mee te lopen om een gesprek te voeren. Vervolgens heeft de medeverdachte een klap uitgedeeld aan de aangever, waarna de verdachte en de andere medeverdachte zich bij de vechtpartij voegden. De verdachten hebben de aangever geschopt en geslagen, ook toen hij al op de grond lag. De verdachte heeft zich niet kunnen beheersen en heeft actief deelgenomen aan het gepleegde geweld. De rechtbank acht het gedrag en de handelwijze van de verdachte onaanvaardbaar.
Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijk zinloos geweld, lichamelijke en/of psychische gevolgen daarvan kunnen dragen. Daarnaast draagt openlijk geweld bij aan de gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 februari 2018, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
7.3.2.
Rapportages en verklaringen van deskundige(n) op de terechtzitting
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 6 februari 2018.
De Raad heeft geadviseerd aan de verdachte een deels voorwaardelijke werkstraf op te leggen, met algemene en bijzondere voorwaarden, onder meer inhoudende dat de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond en een meldplicht, een avondklok zolang de jeugdreclassering dat noodzakelijk acht, een contactverbod met de medeverdachten en dat de verdachte wordt verplicht hulpverlening te accepteren, ook als dat inhoudt dat hij voor langere tijd het traject bij schoolmaatschappelijk werk dient te volgen. Aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond dient de opdracht te worden gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, (hierna: te noemen de jeugdreclassering) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 20 februari 2018.
De jeugdreclassering heeft geadviseerd aan de verdachte een deels voorwaardelijke werkstraf op te leggen, met algemene en bijzondere voorwaarden, onder meer inhoudende dat de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering en contact blijft houden met het schoolmaatschappelijk werk.
Ter terechtzitting is door de jeugdreclassering toegelicht dat de ouders naar aanleiding van de ontstane situatie het toezicht in de thuissituatie hebben verscherpt en hun dagelijkse leven hebben aangepast, om de verdachte het nodige toezicht en begeleiding te kunnen bieden. Mede om die reden, alsook het feit dat de verdachte gedurende de schorsingsperiode zich goed heeft gehouden aan de voorwaarden en gelet op het feit dat de verdachte vanwege zijn school en intensieve voetbalprogramma een zeer druk weekschema kent, is de jeugdreclassering van mening dat een avondklok niet langer noodzakelijk is.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Straffen
Gezien de ernst van het feit zal de rechtbank een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van na te noemen duur opleggen. De rechtbank houdt bij de hoogte van de straf rekening met de omstandigheid dat de verdachte gedeeltelijk wordt vrijgesproken van het ten laste gelegde en dat de verdachte ten aanzien van het onder feit 1 subsidiair bewezen verklaarde feit een kleinere rol dan de medeverdachten had.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de verdachte gebaat is bij voortzetting van de begeleiding van de jeugdreclassering. De rechtbank zal daarom een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarde die hierna wordt genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Algemene afsluiting
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 77a, 77g, 77h, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
legt de verdachte een taakstraf op, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
60 (zestig) uur, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming dient te bepalen uit welke werkzaamheden de werkstraf dient te bestaan;
bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf groot
40 (veertig) uur, subsidiair
20 (twintig) dagenvervangende jeugddetentie, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
10 (tien) uurte verrichten werkstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
5 (vijf) dagen;
stelt de proeftijd vast op
2 (twee) jarenonder de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde:
- gedurende de proeftijd zijn medewerking zal blijven verlenen aan de begeleiding van het schoolmaatschappelijk werk, zo lang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.N. Melkert, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. H. Benaissa en S. Woudman-Bijl, rechters,
in tegenwoordigheid van V.E. Scholtens, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 maart 2018.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 18 november 2017 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het voornemen om
al dan niet met voorbedachte rade, al dan niet na rijp beraad en rustig
overleg, aan [naam slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te
brengen,
(meermalen) tegen/in het/de gezicht en/of hoofd en/of lichaam en/of
(linker)be(e)n(e) heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt (waardoor en/of
nadat die [naam slachtoffer 1] ten val was gekomen),
terwijl de uitvoering van dat voornemen niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 november 2017 te Rotterdam,
op of aan de openbare weg, de Sportsingel,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer 1] ,
welk geweld bestond uit het (meermalen) slaan en/of stompen en/of schoppen
en/of trappen en/of duwen tegen/in het/de gezicht en/of hoofd en/of lichaam
en/of (linker)be(e)n(en) van die [naam slachtoffer 1] (waardoor en/of nadat die [naam slachtoffer 1] ten
val was gekomen);
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 19 november 2017 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het voornemen misdrijf om
een scooter (merk: Kymco) die geheel of ten dele aan een ander dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 2] ,
weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik te brengen door
middel van braak en/of verbreking,
- met een voorwerp (een) handeling(en) heeft verricht bij de kap van die
scooter en/of
- ( met kracht) aan het stuur van die scooter heeft getrokken (terwijl er een
voet/been tegen het zadelframe was geplaatst),
terwijl de uitvoering van dat voornemen niet is voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 november 2017 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
opzettelijk en wederrechtelijk een scooter (merk: Kymco), die geheel of ten
dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), te weten aan
[naam slachtoffer 2] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt
en/of weggemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht