In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 20 maart 2018, wordt de zaak behandeld van een minderjarige eiser, geboren op [geboortedatum], die jeugdhulp en een persoonsgebonden budget (pgb) aanvraagt. Eiser, die lijdt aan verschillende aandoeningen waaronder het syndroom van Asperger en ADHD, ontving eerder zorg op basis van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Met de inwerkingtreding van de Jeugdwet per 1 januari 2015 is de verantwoordelijkheid voor jeugdhulp overgeheveld naar de gemeente, wat leidde tot een herbeoordeling van de zorgbehoefte van eiser.
De rechtbank behandelt het beroep van eiser tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zwijndrecht, dat het bezwaar van eiser tegen een eerder besluit ongegrond verklaarde. Eiser stelt dat de zorg die zijn moeder verleent niet door een professional kan worden overgenomen en dat hij afhankelijk is van haar begeleiding. De rechtbank oordeelt dat het onderzoek door verweerder niet zorgvuldig is geweest, omdat onvoldoende is gekeken naar de financiële gevolgen van de weigering van het pgb voor de zorg die de moeder verleent. De rechtbank wijst erop dat de zorg van ouders voor hun kinderen een wettelijke verplichting is, maar dat dit niet betekent dat zij dit zonder vergoeding moeten doen.
De rechtbank besluit dat verweerder de gelegenheid krijgt om het gebrek in het besluit te herstellen en dat eiser binnen drie weken informatie moet verstrekken over zijn financiële situatie. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep open tegen deze tussenuitspraak, maar wel tegen de einduitspraak.