ECLI:NL:RBROT:2018:2201

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 maart 2018
Publicatiedatum
19 maart 2018
Zaaknummer
10/960005-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van gewoontewitwassen en opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet met betrekking tot handel in bitcoins

Op 6 maart 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van gewoontewitwassen en opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De verdachte handelde in bitcoins en bood bitcoineigenaren de mogelijkheid om hun bitcoins om te zetten in contanten. Gedurende de ten laste gelegde periode van 1 mei 2014 tot 14 maart 2016 heeft de verdachte in totaal € 11.690.267,85 aan bitcoins verhandeld, waarbij hij gebruik maakte van bankrekeningen op naam van anderen en contante betalingen verrichtte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wetenschap had van de criminele herkomst van de bitcoins, aangezien een groot aantal bitcoins afkomstig was van darkwebmarkten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarbij de rechtbank rekening hield met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank concludeerde dat de verdachte door zijn handelwijze de kans op het gebruik van zijn diensten door malafide bitcoineigenaren heeft aanvaard, wat leidde tot de bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/960005-16
Datum uitspraak: 6 maart 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. F.H.H. Sijbers, advocaat te 's-Gravenhage.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 20 februari 2018.
2.Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting van 23 juni 2016 overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officieren van justitie mrs. D.J. Laman en M.A. van der Vlugt (hierna: officier van justitie) hebben gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
Inleiding
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden. De verdachte handelde in de ten laste gelegde periode in bitcoins. Hij bood (via internet) bitcoineigenaren aan om hun bitcoins om te zetten in contanten. De bitcoineigenaren schreven de bitcoins over naar een van de wallets (virtuele portemonnees) van de verdachte en kregen dan de tegenwaarde minus een commissiepercentage direct in contanten uitbetaald. Deze transacties werden op openbare plaatsen uitgevoerd. De verdachte verkocht de verkregen bitcoins vervolgens aan verkoopmaatschappijen als Kraken of Bitstamp. Deze verkoopmaatschappijen betaalden de verkoopprijs van de bitcoins uit op door de verdachte gebruikte bankrekeningen op zijn naam en op naam van anderen. In totaal is in de ten laste gelegde periode een bedrag van € 11.690.267,85 naar deze bankrekeningen overgemaakt. De verdachte nam het grootste deel van dit geld contant op. Uit het dossier volgt dat het commissiepercentage dat de verdachte voor zijn diensten rekende tussen de 5 en 8% heeft gelegen. Naar eigen zeggen ontving de verdachte gemiddeld ongeveer 4% van het bedrag van de transactie. Reguliere bitcoinexchanges hanteren een commissie van maximaal 1%.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van (gewoonte)witwassen. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de bitcoins die hij van zijn klanten kreeg uit misdrijf afkomstig waren. Door die bitcoins om te zetten in contant geld op de wijze zoals hiervoor beschreven heeft de verdachte de illegale herkomst hiervan verhuld.
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het medeplegen van (gewoonte)witwassen. De raadsman van de verdachte heeft hiertoe aangevoerd dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de bitcoins waarin hij handelde uit misdrijf afkomstig waren. De verdachte heeft ook niet opzettelijk de (illegale) herkomst hiervan willen verhullen.
Herkomst bitcoins
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het niet anders kan dan dat verdachte wist dat de bitcoins die hij in handen kreeg een criminele herkomst hadden, nu een groot aantal van de bitcoins die door de wallets van de verdachte zijn gegaan direct dan wel indirect afkomstig was van zogenoemde darkwebmarkets. Volgens de officier van justitie is algemeen bekend dat daar bijna uitsluitend verboden goederen worden verhandeld.
In het dossier bevindt zich een proces-verbaal van bevindingen waarin verwezen wordt naar een onderzoek door het Amerikaanse ATF. ATF heeft aan de Nederlandse autoriteiten een aantal bitcoinadressen verstrekt dat door de verdachte zou zijn gebruikt. Uit een analyse van die adressen blijkt volgens de politie dat een groot aantal bitcoins die op die adressen zijn ontvangen direct dan wel indirect afkomstig was van darkweb markets. De rechtbank is van oordeel dat deze analyseresultaten niet kunnen worden gebruikt voor het bewijs dat verdachte wetenschap had van de illegale herkomst van de bitcoins, nu op basis van het dossier niet kan worden geverifieerd dat en op welke wijze de bedoelde adressen aan de verdachte gelinkt zijn.
Wetenschap van witwassen
De raadsman heeft aangevoerd dat, nu de personen waarmee de verdachte handelde niet zijn te linken aan darkweb markets, de belangrijkste pijler onder het onder 1 ten laste gelegde is weggevallen.
Dat er geen directe of indirecte link kan worden vastgesteld tussen de verdachte en de genoemde darkweb markets, betekent naar het oordeel van de rechtbank nog niet dat de verdachte niet heeft witgewassen.
De rechtbank zal nagaan of de overige door het Openbaar Ministerie aangedragen feiten en omstandigheden de conclusie kunnen dragen dat verdachte wetenschap van de illegale herkomst van de bitcoins had. De rechtbank acht de navolgende feiten en omstandigheden hierbij van belang.
- De verdachte hanteerde een ongewoon hoog commissiepercentage voor zijn diensten. Ook indien wordt uitgegaan van de verklaring van de verdachte dat hij 4% van het verhandelde bedrag verdiende, dan is dat nog altijd vele malen hoger dan de 1% die reguliere bitcoinexchanges maximaal hanteerden.
- De verdachte gebruikte bankrekeningen op naam van andere personen en vennootschappen voor het ontvangen van de gelden uit de verkoop van de bitcoins.
- De verdachte betaalde de bitcoineigenaren uit in grote contante bedragen. Uit het dossier blijkt dat het in sommige gevallen ging om € 50.000,- in contanten. De overdrachten van die contanten vonden plaats in openbare plaatsen.
- De verdachte heeft de identiteit van zijn klanten niet vastgesteld en hield ook overigens geen administratie bij van zijn klanten.
De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, rechtvaardigen de conclusie dat verdachte wetenschap had van een criminele herkomst van de bitcoins.
Verklaring verdachte
De verdachte heeft zich bij de politie telkens beroepen op zijn zwijgrecht en heeft pas ter terechtzitting een verklaring afgelegd. Kort samengevat heeft de verdachte verklaard dat het commissiepercentage dat hij hanteerde volgens hem in redelijkheid niet kan worden vergeleken met de percentages die werden gebruikt door de in het dossier genoemde wisselkantoren. In tegenstelling tot de reguliere wisselkantoren waren zijn diensten snel, veilig en eenvoudig. Het hogere commissiepercentage kan bovendien verklaard worden doordat hij het risico van waardedaling van de verkregen bitcoins droeg. Zijn klanten waren studenten en IT’ers en geen criminelen. Voorts verklaarde de verdachte dat hij bankrekeningen van anderen gebruikte, omdat zijn bank zijn rekeningen sloot. Volgens de verdachte gebeurde dat omdat de banken bitcoins als een concurrent zagen. Over de overdrachten van de grote contante geldbedragen verklaarde de verdachte dat daar vraag naar was en dat het giraal overmaken van de bedragen langer duurde, zodat gelijk oversteken (het ontvangen van de bitcoins en direct betalen) dan niet mogelijk was.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze verklaringen niet voldoende om te weerleggen dat verdachte wetenschap had of tenminste had moeten hebben van een criminele herkomst van de bitcoins. De verdachte heeft met zijn handelwijze de deur opengezet voor malafide bitcoineigenaren en geen enkele moeite gedaan om de achtergrond van deze eigenaren dan wel de herkomst van de bitcoins te onderzoeken. Dat hij handelde met studenten en IT’ers is op geen enkele wijze te verifiëren, nu hij geen administratie van zijn klanten heeft bijgehouden.
Door geen persoonsgegevens te vragen, geen onderzoek te verrichten naar de herkomst van de bitcoins en betaling in contant geld aan te bieden, heeft de verdachte naar het oordeel van de rechtbank de aanmerkelijke kans in het leven geroepen en aanvaard dat malafide bitcoineigenaren gebruik maakten van zijn diensten en de door hem omgezette bitcoins dus een criminele herkomst hadden. Bitcoins werden in elk geval destijds veelvuldig gebruikt als betaalmiddel in het criminele circuit, hetgeen een feit van algemene bekendheid is, waar de verdachte ook op is gewezen door een ander, blijkens een chatgesprek in het dossier. De rechtbank is dan ook van oordeel dat hiermee bewezen is dat de verdachte tenminste voorwaardelijk opzet heeft gehad op het witwassen van bitcoins en geldbedragen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
Hij op tijdstippen in de periode van 1 mei 2014 tot 14 maart 2016 in Nederland
telkens
tezamen en in verenging met anderen, van voorwerpen, te weten bitcoins en geldbedragen
(in totaal EUR 11.690.267,85), de herkomst heeft verborgen en verhuld, dan wel verborgen en verhuld wie de rechthebbenden op die geldbedragen zijn en dat geldbedrag
voorhanden heeft gehad,
en voorwerpen, te weten bitcoins en geldbedragen (in totaal EUR 11.690.267,85) heeft verworven en voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen en omgezet en van die
geldbedragen gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte en zijn mededaders wisten dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf
terwijl hij, verdachte en/ zijn mededaders van bovengenoemd feiten
een gewoonte hebben gemaakt;
2.
Hij in de periode van 7 juni 2012 tot en met 8 november 2012 te
Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk heeft geteeld in
een pand aan de [adres delict] te Amsterdam, een hoeveelheid van in totaal
76 hennepplanten, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1..medeplegen van gewoontewitwassen

2. medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met meerdere bitcoineigenaren bijna twee jaar lang bezig gehouden met het witwassen van bitcoins. In totaal is een bedrag van ruim 11 miljoen euro witgewassen door de verdachte en zijn mededaders. Door het witwassen van crimineel vermogen wordt de onderliggende criminaliteit gefaciliteerd. Het vormt bovendien een aantasting van de legale economie en is, mede vanwege de corrumperende invloed ervan op het reguliere handelsverkeer, een bedreiging voor de integriteit van het financiële handelsverkeer. Ook worden op deze manier inkomens en vermogens onttrokken aan het zicht van de belastingdienst. Het kan niet anders dan dat verdachte bij dit alles zich enkel heeft laten drijven door winstbejag, zulks ten koste van de samenleving.
Voorts heeft de verdachte zich samen met een ander schuldig gemaakt aan het telen van hennep. Hennepteelt is onaanvaardbaar en moet vanwege het belang van de volksgezondheid, om sociale en economische redenen en ter bestrijding van de bijkomende criminaliteit worden bestreden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 16 maart 2016, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf
De rechtbank heeft acht geslagen op de omstandigheid dat ter zake het onder 2 ten laste gelegde de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM is overschreden. De rechtbank ziet geen bijzondere omstandigheden die een behandeltermijn langer dan de gebruikelijke maximaal twee jaar rechtvaardigen. De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmaat ten voordele van verdachte rekening met deze omstandigheid
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen en maatregel, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaringen en onttrekkingen aan het verkeer, passend en geboden.
8. In beslag genomen voorwerpen
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het in beslag genomen Longines horloge (nummer 17 op de bij dit vonnis als bijlage aangehechte beslaglijst) en de in beslag genomen kleinere bedragen van diverse valuta (nummers 4, 5, 6, 8, 9, 10 en 11) kunnen worden teruggegeven aan de verdachte.
Ten aanzien van de in beslag genomen pepperspray en de aan hennep-gerelateerde artikelen heeft de officier gevorderd deze goederen te onttrekken aan het verkeer.
Ten aanzien van de overige inbeslaggenomen goederen, bankrekeningen en tegoeden heeft de officier van justitie gevorderd deze verbeurd te verklaren.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsman van de verdachte heeft zich niet uitgesproken over de in beslag genomen voorwerpen.
8.3.
Beoordeling
Teruggave aan de verdachte
Ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen onder de nummers 10, 11 en 17 zal overeenkomstig de vordering van de officier van justitie een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte. Op de overige door de officier van justitie als voor teruggave vatbaar aangemerkte voorwerpen ligt blijkens de beslaglijst conservatoir beslag. Nu de ontnemingsvordering nog niet is afgedaan zal de rechtbank over die voorwerpen geen beslissing nemen.
Onttrekken aan het verkeer
Het in beslag genomen voorwerp onder nummer 2 zal worden onttrokken aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit van dit voorwerp is in strijd met de wet en het algemeen belang.
Verbeurdverklaren
De in beslag genomen voorwerpen onder nummer 72 zullen worden verbeurd verklaard, nu dit voorwerpen betreft met behulp van welke het onder 2 bewezen feit is begaan of voorbereid.
Geen beslissing in verband met conservatoir beslag
De vordering om “de overige voorwerpen verbeurd te verklaren” is door de officier van justitie niet onderbouwd door ten aanzien van elk van die voorwerpen aan te geven van wie de voorwerpen zijn en dat en waarom elk van die voorwerpen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring. Bovendien geldt voor een aantal van de voorwerpen dat daarop nog conservatoir beslag ligt, hetgeen in het kader van de afwikkeling van de ontnemingsvordering nog nader beoordeeld dient te worden.
De rechtbank zal daarom over de overige in beslag genomen voorwerpen thans geen beslissing geven.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 47, 57, 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.

10.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren.
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de aan dit vonnis als bijlage gehechte lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf de onder nummer 72 bedoelde voorwerpen;
- verklaart onttrokken aan het verkeer het voorwerp met nummer 2;
- gelast de teruggave aan de verdachte van de voorwerpen met de nummers 10, 11 en 17.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M.H. Geerars, voorzitter,
en mrs. J. Bergen en E.B.J. van Elden, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Witteman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
Hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2014 tot
14 maart 2016 te Amsterdam, althans in Nederland
(telkens)
tezamen en in verenging met een ander of anderen, althans alleen,
van (een) voorwerp(en), te weten een of meer bitcoins en/of een of meer geldbedrag(en)
(in totaal EUR 11.690.267,85), de werkelijke aard en/of herkomst en/of vindplaats en/of vervreemding en/of verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, dan wel verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op dat/die geldbedrag(en) is/zijn en/of dat geldbedrag
voorhanden heeft gehad,
en/of (een) voorwerp(en), te weten een of meer bitcoins en/of een of meer geldbedrag(en) (in totaal EUR 11.690.267,85) heeft verworven en/of voorhanden
heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of omgezet en/of van dat/die
geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs
moest(en) vermoeden dat dit/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk -
afkomstig was/waren uit enig misdrijf
terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) van bovengenoemd(e) feit(en)
een gewoonte heeft/hebben gemaakt;
2.
Hij in of omstreeks de periode van 7 juni 2012 tot en met 8 november 2012 te
Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, in
een pand aan de [adres delict] te Amsterdam, een hoeveelheid van in totaal
76 hennepplanten, althans een hoeveelheid hennepplanten,
zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;