ECLI:NL:RBROT:2018:2151

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 februari 2018
Publicatiedatum
15 maart 2018
Zaaknummer
6453672 \ CV EXPl 17-38832
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van parkeerkosten en schadevergoeding na 'treintje rijden' in parkeergarage

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 23 februari 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen Q-Park Beheer B.V. en een gedaagde, die als kentekenhouder van een motorfiets wordt verdacht van 'treintje rijden' in de parkeergarage 'Rotterdam Zuidplein'. Eiseres, Q-Park, vorderde betaling van parkeerkosten en een schadevergoeding van de gedaagde, die ontkende zelf de parkeergarage op de door eiseres genoemde wijze te hebben verlaten. De kantonrechter oordeelde dat het vermoeden gerechtvaardigd was dat de gedaagde de bestuurder was, omdat hij kentekenhouder was van het voertuig. Eiseres had bewijs geleverd in de vorm van een DVD waarop de gedraging zichtbaar was. De kantonrechter oordeelde dat gedaagde geen bewijs had geleverd dat hij niet de bestuurder was en dat de vordering van Q-Park toewijsbaar was. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van € 407,10, vermeerderd met rente en kosten, en heeft de proceskosten voor gedaagde vastgesteld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 6453672 \ CV EXPL 17-38832
uitspraak: 23 februari 2018
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Q-Park Beheer B.V.,
woonplaats: Maastricht,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 23 oktober 2017,
gemachtigde: mr. C.F.M.P. Spreksel te Maastricht,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [plaatsnaam],
gedaagde,
procederend in persoon.

1.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken.
  • het exploot van dagvaarding met producties;
  • de aantekeningen van het mondelinge antwoord van gedaagde;
  • de conclusie van repliek met producties.
Gedaagde heeft, hoewel daartoe behoorlijk in de gelegenheid te zijn gesteld, niet meer gereageerd op de conclusie van repliek van eiseres.
De kantonrechter heeft vervolgens de uitspraak van het vonnis bepaald op heden.

2.Het geschil en de stellingen van partijen

2.1
Eiseres heeft gevorderd om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagde te veroordelen tot betaling aan eiseres van € 407,10, vermeerderd met rente en kosten.
2.2
Aan die vordering heeft Q-Park -samengevat en voor zover nu van belang- ten grondslag gelegd dat gedaagde op 14 december 2016 met zijn voertuig ([merk- en kenteken]) gebruik heeft gemaakt van de aan Q-Park toebehorende parkeergarage ‘Rotterdam Zuidplein’ te Rotterdam en zich toen bij het verlaten daarvan, rond 16:19 uur, schuldig heeft gemaakt aan zogenaamd ‘treintje rijden’, dat wil zeggen dat hij heel kort achter zijn voorganger is gaan staan of gaan rijden om zo zonder te betalen de parkeergarage te (kunnen) verlaten, door gebruik te maken van de ten behoeve van zijn voorganger nog openstaande slagboom.
Op grond van de toepasselijke voorwaarden is gedaagde hierdoor aan Q-Park verschuldigd geworden het tarief van een verloren kaart ad € 54,00, alsook een bedrag van € 300,00 als aanvullende schadevergoeding. Naast de hoofdsom ad € 354,00 en de wettelijke rente (in de zin van artikel 6:119 BW) daarover maakt Q-Park jegens gedaagde aanspraak op een bedrag van € 53,10 aan buitengerechtelijke kosten.
2.3
Gedaagde heeft mondeling op de eis geantwoord en hij heeft daarbij aangevoerd dat hij niet zelf de parkeergarage op de door eiseres genoemde wijze heeft verlaten, maar dat hij zijn motorfiets op dat moment had uitgeleend. Hij weet niet meer aan wie, waarschijnlijk aan één van zijn neven. Daarnaast heeft gedaagde aangevoerd dat hij de boete erg hoog vindt.
2.4
Eiseres heeft -kort gezegd- gesteld dat gedaagde geen enkel bewijs heeft overgelegd waaruit zou kunnen blijken dat hij niet de bestuurder is geweest van het voornoemde voertuig. De registratie van gedaagde als kentekenhouder billijkt dan ook het vermoeden dat gedaagde de bestuurder was. Nu gedaagde, als degene die vermoed wordt de bestuurder te zijn, de parkeerfaciliteit zonder gebruikmaking van het parkeerbewijs treintje rijdend heeft verlaten, handelt hij in strijd met de overeenkomst (artikel 6.3 van de algemene voorwaarden) en handelt hij onrechtmatig in de zin van artikel 6:162 BW. Doordat gedaagde de parkeerkosten niet heeft voldaan, heeft eiseres derhalve schade geleden.
Daarnaast stel eiseres dat de boete in redelijke verhouding staat tot de schade door de gedraging waarop de boete is gesteld. Bovendien staat de boete als prikkel tot nakoming in redelijke verhouding tot het belang voor eiseres dat met nakoming van de verplichting is gediend, te weten het voorkomen van verkeersonveilige gedragingen door het financieel onaantrekkelijk maken van ‘treintje rijden’. Ter onderbouwing van haar stellingen heeft eiseres een DVD overgelegd waarop voornoemde gedraging in beeld is gebracht.

3.De beoordeling

3.1
Eiseres heeft bij repliek een DVD overgelegd waarop te zien is dat een bestuurder van een motorfiets, [merk- en kenteken], zich schuldig maakt aan ‘treintje rijden’. Nu gedaagde geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om te reageren op de nadere stellingen van eiseres bij repliek, staat voor de kantonrechter vast dat de door eiseres verweten gedraging met de motorfiets van gedaagde is verricht.
3.2
Van belang is verder dat gedaagde kentekenhouder van die motorfiets is, zodat het vermoeden gerechtvaardigd is dat hij het ook is geweest die ‘treintje gereden’ heeft. Het was dan ook aan gedaagde om feiten of omstandigheden aan te dragen en deze te onderbouwen waaruit blijkt dat die gedraging niet door hem is verricht. Een dergelijke onderbouwing heeft gedaagde echter niet verstrekt, zodat de kantonrechter ervan uitgaat dat het gedaagde is geweest die zich schuldig heeft gemaakt aan ‘treintje rijden’.
3.3
De door eiseres gevorderde parkeerkosten ad € 54,00 (gebaseerd op het tarief voor een verloren parkeerkaart) zijn dan ook toewijsbaar.
3.4
De door eiseres gevorderde aanvullende schadevergoeding ten bedrage van € 300,00 komt de kantonrechter niet onredelijk voor, nu eiseres door het ‘treintje rijden’ niet alleen schade lijdt, maar dat het ‘treintje rijden’ ook gevaarzetting oplevert voor andere verkeersdeelnemers. De betreffende schadevergoeding ad € 300,00 wordt derhalve eveneens toegewezen.
3.5
Met betrekking tot de gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wordt het volgende overwogen. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is, nu het verzuim van gedaagde na 30 juni 2012 is ingetreden. Eiseres heeft aan gedaagde een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96, zesde lid BW. Voldoende gebleken is dat ook overigens is voldaan aan de wettelijke vereisten voor toewijzing van buitengerechtelijke incassokosten, zodat, rekening houdend met de vergoeding waarop aanspraak kan worden gemaakt op grond van genoemd Besluit, de gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten tot een bedrag van € 53,10 toegewezen wordt.
3.6
De apart gevorderde nakosten zullen worden toegewezen als hierna vermeld, nu de proceskostenveroordeling hiervoor reeds een executoriale titel geeft en de kantonrechter van oordeel is dat de nakosten zich reeds vooraf laten begroten.
3.7
Gedaagde wordt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld.
3.8
Voor het (eventueel) treffen van een betalingsregeling met eiseres wordt gedaagde verwezen naar de gemachtigde van eiseres.

4.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt gedaagde om aan eiseres tegen kwijting te betalen € 407,10, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag van algehele voldoening;
veroordeelt gedaagde in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van eiseres vastgesteld op:
 € 200,51 € 200,51 aan verschotten;
 € 200,51 € 120,00 aan salaris voor de gemachtigde;
en indien gedaagde niet binnen 14 dagen na aanschrijving vrijwillig aan dit vonnis heeft voldaan, begroot op:
 € 15,00 € 15,00 aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,00 aan kosten voor betekening onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.L.M. van der Wildt en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
897