In deze zaak vorderen eisers, [eiser 1] en [eiser 2], betaling van een contractuele boete van 10% van de koopsom van een appartement, omdat de verkoper, [gedaagde], niet in staat was om de woning op de overeengekomen leveringsdatum van 3 maart 2017 te leveren. De woning was op dat moment nog verhuurd. Eisers hebben de verkoper in gebreke gesteld, maar de levering vond pas op 17 mei 2017 plaats. De eisers hebben aanspraak gemaakt op de boete, maar de verkoper heeft deze niet betaald, wat leidde tot de rechtszaak.
De verkoper heeft verweer gevoerd en een beroep gedaan op matiging van de boete, stellende dat toewijzing van de vordering zou leiden tot een onaanvaardbaar resultaat. Hij voerde aan dat eisers op de hoogte waren van de huurperiode en dat de tijd tussen de koopovereenkomst en de leveringsdatum te kort was. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verkoper niet in staat was om de woning op de afgesproken datum vrij van huur te leveren en dat de eisers op de juiste wijze in gebreke hebben gesteld.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de contractuele boete van 10% van de koopsom verschuldigd is, omdat de verkoper niet aan zijn verplichtingen heeft voldaan. De rechter heeft geen aanleiding gezien om de boete te matigen, aangezien de omstandigheden niet tot een buitensporig resultaat leiden. De vordering van eisers tot betaling van € 19.050,00 aan hoofdsom, vermeerderd met wettelijke rente, is toegewezen. De verkoper is ook veroordeeld in de proceskosten.