ECLI:NL:RBROT:2018:2053

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 maart 2018
Publicatiedatum
13 maart 2018
Zaaknummer
C/10/546370 / FT EA 18/434
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een eigen aangifte faillissement door een natuurlijk persoon

Op 7 maart 2018 heeft de aangever, een natuurlijk persoon, een verzoek tot faillietverklaring op eigen aangifte ingediend bij de Rechtbank Rotterdam. De aangever is op 13 maart 2018 in raadkamer gehoord, waarna de rechtbank op dezelfde dag uitspraak deed. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangever verkeert in een toestand van betalingsonmacht, wat voldoet aan de eisen van de Faillissementswet (Fw) voor een faillietverklaring. Echter, de rechtbank oordeelt dat er onvoldoende vermogen aanwezig is om de kosten van het faillissement te dekken, en dat het doen van een eigen aangifte in dit geval misbruik van recht oplevert. De aangever was zich ervan bewust dat de boedel vrijwel leeg was en er geen baten te verwachten waren voor de schuldeisers. De rechtbank concludeert dat er een onevenredigheid bestaat tussen het belang van de aangever bij de faillietverklaring en het belang van de curator, die geconfronteerd zou worden met kosten zonder baten. Daarom heeft de rechtbank het verzoek tot faillietverklaring afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
Uitspraakdatum: 13 maart 2018
Rekestnummer: [nummer]
BESCHIKKING op het verzoek van:
[naam] ,
wonende aan de [adres]
[woonplaats] ,
aangever,
strekkende tot zijn (op eigen aangifte) faillietverklaring.

1.De procedure

Op 7 maart 2018 heeft aangever ter griffie van de rechtbank een verzoek tot (op eigen aangifte) faillietverklaring ingediend.
Op 13 maart 2018 is aangever in raadkamer gehoord.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De beoordeling

Uit de overgelegde stukken alsmede het verhandelde ter zitting is voldoende duidelijk geworden dat aangever verkeert in een toestand van te hebben opgehouden te betalen. In zoverre is voldaan aan de in de Faillissementswet (hierna: Fw) gestelde eisen om op eigen aangifte in staat van faillissement te worden verklaard. Dat neemt evenwel niet weg dat het faillissement strekt tot vereffening van het vermogen ten behoeve van de gezamenlijke schuldeisers en dat daarom tevens van belang is of sprake is van vermogen.
Aangever heeft ter terechtzitting verklaard dat hij een uitkering ontvangt ter aanvulling van de AOW-uitkering van zijn vrouw. Door aangever is niet aannemelijk gemaakt dat er voldoende baten aanwezig zijn of zullen zijn om de kosten van het faillissement te bestrijden, laat staan dat enige uitkering aan schuldeisers valt te verwachten.
Het doen van een eigen aangifte tot faillietverklaring levert in dit geval misbruik van recht op. Immers aangever wist op het moment van aangifte dat de boedel (nagenoeg) leeg is. Niet gesteld of gebleken is dat belangen van derden een faillissement rechtvaardigen. Dat (niettemin) sprake is van een voldoende gerechtvaardigd belang bij de aangifte is evenmin gebleken.
Dit leidt tot het oordeel dat sprake is van een onevenredigheid tussen het belang bij de eigen aangifte van aangever enerzijds en het belang van de aan te stellen curator om verschoond te blijven van een faillissement waarin op voorhand vaststaat dat alle kosten voor rekening van de curator zullen komen, anderzijds. Te verwachten is dat een curator vanwege een gebrek aan baten en de oplopende faillissementskosten het faillissement ex artikel 16 Fw zo snel mogelijk zal voordragen voor opheffing.
Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

3.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek tot faillietverklaring.
Deze beschikking is op 13 maart 2018 gegeven door mr. W.J. Geurts-de Veld, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Pieters-Boelhouwer, griffier. [1]

Voetnoten

1.