Op 8 februari 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot doodslag en openlijke geweldpleging. De verdachte was ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd in de PI Krimpen aan den IJssel. De rechtbank heeft het onderzoek op de terechtzitting op 25 januari 2018 in acht genomen. De officier van justitie, mr. E.M. Harbers, eiste vrijspraak voor het primair ten laste gelegde en bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde, met een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 100 uren. De rechtbank oordeelde dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen was, en sprak de verdachte daarvan vrij. Voor het subsidiair ten laste gelegde oordeelde de rechtbank dat de verdachte geen wezenlijke bijdrage aan het geweld had geleverd. De verdachte had geprobeerd de ruzie te sussen en was zelf het slachtoffer van geweld. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet schuldig was aan de ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij, die schadevergoeding vorderde, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat er geen straf of maatregel aan de verdachte was opgelegd. De rechtbank veroordeelde de benadeelde partij in de kosten van de verdediging, die op nihil werden begroot.