ECLI:NL:RBROT:2018:2011

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 januari 2018
Publicatiedatum
13 maart 2018
Zaaknummer
10/680101-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met minderjarige, bewezenverklaring en strafoplegging

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 januari 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De verdachte, geboren op [geboortedatum verdachte], had op 21 januari 2016 in Dordrecht seksuele handelingen verricht met een meisje dat op dat moment 15 jaar oud was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en het slachtoffer elkaar nauwelijks kenden en dat de verdachte de aangeefster sterke drank had gegeven, waardoor zij onder invloed raakte en niet meer aanspreekbaar was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet kon worden vrijgesproken van de tenlastelegging, ondanks de verdediging die stelde dat de handelingen vrijwillig waren. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte ontuchtige handelingen had gepleegd met de minderjarige, en dat er geen feiten of omstandigheden waren die de strafbaarheid van het feit uitsloten. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 6 maanden op, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uur. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van € 3.000,00 aan immateriële schade aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/680101-16
Datum uitspraak: 26 januari 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] ,
[woonplaats verdachte] ,
raadsman H.W. Verberkmoes, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 12 januari 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. van den Berg heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en een taakstraf van 240 uur subsidiair 120 dagen hechtenis.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt raadsman
De raadsman bepleit vrijspraak. Niet kan worden bewezen dat aangeefster en de verdachte seks hebben gehad terwijl aangeefster in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde. Evenmin kan worden vastgesteld dat verdachte dit wist. Voorts is geen sprake geweest van ontucht. Er zijn - overeenkomstig jurisprudentie van de Hoge Raad - bijzondere omstandigheden die de strafbaarheid van de verdachte opheffen. Aangeefster heeft vrijwillig seks gehad met de verdachte. Ze had niet met de verdachte hoeven af te spreken, maar toch is ze naar hem toe gegaan. Voorts is van belang dat het hier gaat om mensen met een gering leeftijdsverschil. Aangeefster was bijna zestien en verdachte net achttien.
4.1.2.
Beoordeling
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
Op 20 januari 2016 spreken de verdachte en aangeefster via WhatsApp af om de volgende avond bij de verdachte thuis te Dordrecht te gaan chillen. Beiden kennen elkaar nauwelijks. Zij hebben elkaar enige weken eerder vluchtig ontmoet. De verdachte appt dat hij wodka zal halen, zodat ze dat kunnen drinken. Ook worden er over en weer seksueel getinte appjes gestuurd. Op enig moment appt aangeefster de verdachte dat zij vijftien jaar oud is. De volgende dag komt aangeefster op het afgesproken tijdstip bij de verdachte thuis. Er wordt wodka gedronken, een film gekeken en er wordt gezoend. De verdachte en aangeefster hebben seks, waarbij zij de penis van de verdachte in haar mond heeft gehad en de verdachte met aangeefster ook geslachtsgemeenschap heeft gehad. Op enig moment begint aangeefster te braken en blijkt zij dusdanig onder invloed van de wodka, dat zij niet meer aanspreekbaar is. De verdachte belt een vriend waarna zij aangeefster samen in de voortuin bij het huis van de verdachte leggen en haar daar achterlaten. Enige tijd later treft de moeder van aangeefster haar dochter half ontkleed, niet aanspreekbaar en onderkoeld in de voortuin aan.
Onmacht?
De rechtbank acht aannemelijk dat aangeefster in korte tijd een grote hoeveelheid wodka heeft gedronken, maar op welk moment zich de effecten hiervan hebben voorgedaan is niet duidelijk geworden. Met de verdediging en anders dan de officier van justitie is de rechtbank dan ook van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte en aangeefster seks hadden terwijl aangeefster toen al in geestelijke en/of lichamelijke onmacht verkeerde. Zo daarvan op dat moment al sprake zou zijn geweest, kan evenmin worden vastgesteld dat de verdachte daarvan wist. De verdachte heeft immers aangegeven direct het seksueel contact te hebben beëindigd toen aangeefster ging overgeven. De enkele omstandigheid dat aangeefster zich als gevolg van het alcoholgebruik niet kan herinneren dat zij seks met de verdachte heeft gehad, acht de rechtbank daarvoor onvoldoende. Van dit onderdeel van de tenlastelegging zal de rechtbank de verdachte dan ook vrijspreken.
Ontucht ?
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van ontuchtige handelingen. Op het moment dat de verdachte seks had met aangeefster, was zij net 15 jaar oud. Hoewel aangeefster en de verdachte niet veel in leeftijd verschillen, de verdachte was toen 19 jaar oud, en aangeefster de handelingen vrijwillig heeft verricht, kenden de twee elkaar nauwelijks. Zij hadden elkaar eenmaal eerder vluchtig ontmoet, zo verklaarde de verdachte ter zitting. Van een affectieve relatie was ook geen enkele sprake, hetgeen nog eens wordt onderschreven door het feit dat hij zich, toen zij ziek werd, geenszins om haar heeft bekommerd maar haar als oud vuil in de tuin heeft gedumpt.
4.1.3.
Conclusie
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte op 21 januari 2016 te Dordrecht ontuchtige handelingen, buiten echt, heeft verricht met [naam slachtoffer] die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien had bereikt.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij
op of omstreeks 21 januari 2016 te Dordrecht,
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien had
bereikt, te weten met [naam slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2000), buiten
echt een of meer (ontuchtige) handeling(en) heeft gepleegd die bestond(en) uit of
mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer]
, namelijk het brengen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van
die [naam slachtoffer] en (vervolgens) hebben van geslachtsgemeenschap met die
[naam slachtoffer] en het brengen van zijn, verdachtes, penis in de mond van
die [naam slachtoffer] en (vervolgens) hebben van orale seks met die [naam slachtoffer] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte wordt opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan seks met een 15-jarig meisje. Hij heeft haar sterke drank gegeven en vervolgens seksuele handelingen met haar verricht. Verdachte heeft zich hierbij louter laten leiden door zijn eigen lustgevoelens.
Daarbij neemt de rechtbank het de verdachte bijzonder kwalijk dat hij - nadat aangeefster had overgegeven en zij nauwelijks meer aanspreekbaar was - haar naar buiten heeft gedragen en haar midden in de winter ’s avonds in de voortuin, half ontkleed en liggend in haar eigen braaksel, heeft achtergelaten. Omdat de moeder het slachtoffer op tijd heeft gevonden, is voorkomen dat aangeefster verder onderkoeld is geraakt. De afloop had veel ernstiger kunnen zijn.
Ook heeft de verdachte bijna twee jaar lang geen openheid van zaken gegeven over hetgeen er die avond precies is voorgevallen. Deze onzekerheid is - zo bleek tijdens het gebruikmaken van het spreekrecht door aangeefster - slopend geweest voor haar. Dit gebeuren heeft haar ernstig ontregeld en is zij nog steeds niet geheel hiervan hersteld. Haar vertrouwen in mensen is ernstig beschadigd en aangeefster vindt het moeilijk om zich te gedragen overeenkomstig haar leeftijd. Door dit handelen van de verdachte is aangeefster een deel van haar jeugdige onbevangenheid kwijtgeraakt, iets wat nu juist door deze wettelijke bepaling beschermd wordt.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 22 december 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 19 oktober 2017, waarin geadviseerd wordt het jeugdrecht toe te passen. Ook de raadsman heeft hiervoor gepleit.
Op grond van de stukken in het dossier en de behandeling op de zitting ziet de rechtbank noch in de persoon van de verdachte noch in de omstandigheden aanleiding hiervoor. Het feit dat de verdachte scholing nodig heeft doet daar niet aan af.
Daarnaast heeft de reclassering onder meer aangegeven dat gelet op het ontbreken van recidive geen verplicht reclasseringscontact wordt geadviseerd. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal in deze zaak - gelet op de omstandigheden van het geval en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte - echter afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. In plaats daarvan wordt een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd, die ertoe dient te voorkomen dat de verdachte in de toekomst opnieuw strafbare feiten pleegt. Daarnaast zal de rechtbank aan de verdachte een taakstraf opleggen van maximale duur.
Op grond van artikel 22b, eerste lid, aanhef en onder a, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is een taakstraf alleen uitgesloten indien daadwerkelijk een
ernstigeinbreuk is gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. De rechtbank is van oordeel dat daar in het onderhavige geval in onvoldoende mate sprake van is, zodat het taakstrafverbod niet van toepassing is.
8.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.Vordering benadeelde partij/schadevergoedingsmaatregel
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] ter zake van het primair ten laste gelegde strafbare feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van
€ 3.000,00 aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie concludeert tot toewijzing van de vordering met vermeerdering van de wettelijke rente. Ook verzoekt de officier van justitie de rechtbank tot het opleggen van een schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de vordering moet worden afgewezen, omdat hij vrijspraak heeft bepleit en er geen onderbouwing is gegeven voor de schade.
8.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 3.000,=.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 21 januari 2016.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 3.000,=, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 245 Sr.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarde overtreedt;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
240 (tweehonderd en veertig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
120 dagen;
veroordeelt de verdachte tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
M. [naam slachtoffer] , te betalen een bedrag van
€ 3.000,= (zegge: drieduizend euro), bestaande immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 21 januari 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 3.000,=(hoofdsom,
zegge: drieduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 januari 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 3.000,= vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.G. van de Grampel, voorzitter,
en mrs. S. Riege en G.P. van de Beek, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A. van den Bosch, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld 26 januari 2018.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij
op of omstreeks 21januari 2016 te Dordrecht,
met iemand, te weten [naam slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2000), van wie
hij, verdachte, wist dat die [naam slachtoffer] in staat van bewusteloosheid, verminderd
bewustzijn, of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige
ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed dat die [naam slachtoffer]
niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of
kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden,
en/of
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien had
bereikt, te weten met [naam slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2000), buiten
echt een of meer (ontuchtige) handeling(en) heeft gepleegd die bestond(en) uit of
mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer]
, namelijk het brengen/duwen/houden van zijn, verdachtes, penis in de vagina van
die [naam slachtoffer] en/of (vervolgens) hebben van geslachtsgemeenschap met die
[naam slachtoffer] en/of het brengen/duwen/houden van zijn, verdachtes, penis in de mond van
die [naam slachtoffer] en en/of (vervolgens) hebben van orale seks met die [naam slachtoffer] ;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij
op of omstreeks 21januari 2016 te Dordrecht,
met [naam slachtoffer] , van wie hij, verdachte, wist dat die [naam slachtoffer] in
staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn, of lichamelijke onmacht verkeerde,
dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar
geestvermogens leed dat die [naam slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was haar
wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te
bieden,
en/of
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten [naam slachtoffer]
(geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2000) (buiten echt) een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, namelijk het
- ( gedeeltelijk) uittrekken van de kleding van die [naam slachtoffer] , en/of
- betasten van het lichaam/de geslachtsdelen van die (gedeeltelijk) ontklede
[naam slachtoffer] , en/of
- ( tong)zoenen met die [naam slachtoffer] , en/of
- plegen van handelingen waardoor hij, verdachte, is klaargekomen op het
lichaam en/of de kleding van die [naam slachtoffer] ;