Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
De standpunten
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 maart 2018 uitspraak gedaan over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van een schuldenares. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bewindvoerder, K. Vieira Pereira-Boer, een verzoek tot tussentijdse beëindiging heeft ingediend, omdat de schuldenares haar informatieverplichtingen niet naar behoren is nagekomen. De rechter-commissaris heeft op 2 november 2017 ingestemd met dit verzoek. Tijdens de zittingen op 6 december 2017 en 1 februari 2018 is gebleken dat de schuldenares incomplete en gemanipuleerde bankafschriften heeft ingediend, wat heeft geleid tot ernstige twijfels over haar medewerking aan de schuldsaneringsregeling.
De rechtbank heeft in haar beoordeling geconcludeerd dat de schuldenares niet alleen tekort is geschoten in haar informatieverplichtingen, maar ook in haar sollicitatieverplichtingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenares slechts één sollicitatiebrief heeft ingediend en dat er nieuwe schulden zijn ontstaan. De rechtbank heeft de argumenten van de advocaat van de schuldenares, die pleitte voor voortzetting van de regeling, afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de tekortkomingen van de schuldenares dermate ernstig zijn dat deze een tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling rechtvaardigen.
De rechtbank heeft de toepassing van de schuldsaneringsregeling beëindigd op grond van artikel 350, derde lid, onder c en e, van de Faillissementswet. Tevens is het salaris van de bewindvoerder vastgesteld op maximaal € 3.262,15. De uitspraak is openbaar gedaan door mr. C. de Jong, rechter, en griffier mr. J.L. Lukaart, en is in het openbaar uitgesproken op 8 maart 2018. Tegen deze uitspraak kan binnen acht dagen hoger beroep worden ingesteld.