ECLI:NL:RBROT:2018:1963

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 maart 2018
Publicatiedatum
12 maart 2018
Zaaknummer
10/650036-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorzittersbeslissing over de wijze van uitoefening van het spreekrecht in een strafzaak

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, is op 9 maart 2018 een voorzittersbeslissing genomen over de wijze van uitoefening van het spreekrecht in een strafzaak tegen een verdachte die preventief gedetineerd is. De zaak betreft het verzoek van mr. R.A. Korver, die optreedt namens de weduwe en kinderen van het slachtoffer, over hoe het spreekrecht tijdens de inhoudelijke behandeling van de zaak zal worden uitgeoefend. Mr. Korver heeft verzocht om de mogelijkheid voor de nabestaanden om hun spreekrecht in twee termijnen uit te oefenen, wat door de officier van justitie, mr. J.M. Bonnes, werd betwist. De voorzitter, mr. N. Doorduijn, heeft in zijn beslissing uiteengezet dat het spreekrecht door de nabestaanden zelf of hun advocaat kan worden uitgeoefend, maar dat dit moet gebeuren na de bespreking van het tenlastegelegde feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De voorzitter heeft ook bepaald dat mr. Korver zich namens de nabestaanden kan uitlaten over het bewijs en de strafmaat, maar dit dient te gebeuren in één termijn na het pleidooi van de verdediging. De beslissing is genomen met inachtneming van de rechten van de verdachte en de wettelijke bepalingen omtrent het spreekrecht.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Strafrecht team 3
Parketnummer: 10/650036-17

Voorzittersbeslissing

in bovengenoemde strafzaak tegen verdachte:

[naam verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
preventief gedetineerd in de PI Krimpen aan den IJssel,
raadsvrouw mr. O. Saki.

Verzoek mr. Korver, standpunt verdediging en standpunt officier van justitie

In deze strafzaak treedt mr. R.A. Korver op namens mevrouw [naam weduwe slachtoffer] , de weduwe van het overleden slachtoffer de heer [naam slachtoffer] . Zijn kantoorgenote mr. C.M. Bijl treedt op namens mevrouw [naam dochter slachtoffer] en de heer [naam zoon slachtoffer] , dochter respectievelijk zoon van het slachtoffer. Bij brief van 1 maart 2018 heeft mr. Korver, mede namens mr. Bijl, een verzoek gedaan over de wijze waarop het spreekrecht bij gelegenheid van de inhoudelijke behandeling zal worden uitgeoefend. Mr. Bijl heeft dit verzoek nader toegelicht op de zitting van 5 maart 2018.
Het verzoek behelst het volgende:
dat de nabestaanden, dan wel hun advocaat, wordt toegestaan te spreken over de gevolgen die het tenlastegelegde feit voor hen heeft gehad en (mogelijk) een enkel woord over de strafmaat;
dat mr. Korver wordt toegestaan namens de nabestaanden te spreken over het bewijs, de juridische duiding daarvan en de strafmaat, zulks primair in twee termijnen, subsidiair alleen na het pleidooi.
Mr. H. Raza, waarnemend voor mr. Saki, heeft ter terechtzitting van 5 maart 2018 bezwaar gemaakt tegen de verzochte wijze van uitoefening van het spreekrecht, in verband met het belang van de verdediging bij de bepalingen van artikel 6 EVRM en het laatste woord door de verdediging en de verdachte. Hij heeft bepleit dat het standpunt van de nabestaanden over het bewijs en de strafmaat op een centraal punt in de zitting naar voren gebracht moet worden en niet op meerdere momenten.
De officier van justitie mr. J.M. Bonnes heeft ter terechtzitting van 5 maart 2018 zich verzet tegen het uitoefenen van het spreekrecht in twee termijnen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat dit strijdig is met het wettelijke kader inzake het spreekrecht.

Beoordeling

Het verzoek van mr. Korver betreft de orde en het verloop van de behandeling van de zaak ter terechtzitting. Het is de taak van de voorzitter om met inachtneming van de wettelijke bepalingen die orde zo te bepalen dat er sprake is van een efficiënt en goed verloop van de zitting dat recht doet aan de rechten en belangen van alle betrokkenen, zowel de verdachte als de nabestaanden. Het is ook de taak van de voorzitter om te bepalen in welke volgorde de procesdeelnemers worden gehoord en zorg te dragen voor een correcte bejegening van alle betrokkenen. Van belang bij de beoordeling is voorts dat de wet geen specifieke instructie geeft over het moment waarop het spreekrecht ter terechtzitting dient te worden uitgeoefend, zulks in tegenstelling tot de benadeelde partij en de toelichting op haar schadevordering.
Over de verschillende onderdelen van het verzoek oordeel ik als volgt.
Over de vraag wie het spreekrecht zal uitoefenen en voor welk deel
Op grond van artikel 51c en 51e van het Wetboek van Strafvordering kunnen nabestaanden zich laten bijstaan en vertegenwoordigen door een advocaat. Het verzoek om delen van het spreekrecht door de nabestaanden zelf te laten uitoefenen en delen daarvan door de advocaat, behoort dan ook gehonoreerd te worden. Zoals verzocht zullen de nabestaanden zelf (danwel hun advocaat) het spreekrecht kunnen uitoefenen wat betreft de gevolgen die het ten laste gelegde bij hen teweeg heeft gebracht. Ook kunnen zij zich – in de woorden van mr. Korver: met een enkele woord – uitlaten over de strafmaat. Mr. Korver kan zich namens de nabestaanden uitlaten over het bewijs, de juridische duiding daarvan en de strafmaat. Daarbij ga ik wel uit van een duidelijke onderwerpsverdeling tussen de sprekers, in het bijzonder ten aanzien van de door hen voorgestane strafmaat. Met dit laatste wordt beoogd een balans te treffen tussen de belangen van de verdachte en die van de nabestaanden.
Volgorde op zitting: één of twee termijnen voor mr. Korver?
Wat betreft het moment waarop het spreekrecht kan worden uitgeoefend, beslis ik als volgt.
De uitoefening van het spreekrecht door de nabestaanden zelf (danwel hun advocaat) over de gevolgen die het feit voor hen heeft gehad en (desgewenst) de strafmaat, zal kunnen plaatsvinden na de bespreking van het tenlastegelegde feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Ik ben van oordeel dat dit het meeste recht doet aan het karakter van dit deel van het spreekrecht. De gevolgen voor de nabestaanden zijn naar hun aard persoonlijk van aard. Zij moeten de mogelijkheid hebben zich hierover uit te laten voordat de professionele procespartijen hun standpunten over de zaak naar voren brengen. Dit geeft de officier van justitie en de advocaat van de verdachte ook de mogelijkheid om bij requisitoir respectievelijk het pleidooi rekening te houden met hetgeen in verband met deze gevolgen op zitting zal zijn gebleken.
Uitgaand van deze keuze is de vervolgvraag of mr. Korver aansluitend op de nabestaanden het woord zou moeten krijgen om zich uit te laten over het bewijs en de strafmaat of dat dit dient te geschieden na het requisitoir en/of het pleidooi. Ik vind het ongewenst mr. Korver voorafgaand aan het requisitoir de gelegenheid te bieden zich uit te laten over het bewijs en de strafmaat. Dat past niet bij de centrale plaats die aan de officier van justitie op dit punt is toebedeeld. Bovendien vind ik het passend en recht doen aan de bedoeling van de wetgever dat mr. Korver een mogelijkheid krijgt om te reageren op het pleidooi van de advocaat van de verdachte. Dit laatste is echter wel beperkt tot één termijn. De nabestaanden zijn in de door de wetgever gekozen opzet van het strafproces wel procesdeelnemers, maar geen procespartijen (behalve voor zover het een vordering als benadeelde partij betreft). Dit in tegenstelling tot het Openbaar Ministerie en de verdachte die in het strafproces tegenover elkaar staan. In die benadering past niet, en er is dus ook geen wettelijke basis, voor een tweede termijn van het spreekrecht na een reactie (in tweede termijn) van de officier van justitie en de verdediging. Een dergelijke mogelijkheid zou ook tekort doen aan de rechten van de verdachte: hij is degene die terecht staat en zijn verdediging en hij dienen daarom het laatste woord te krijgen. Anders dan mr. Korver betoogt, is deze benadering niet in strijd met artikel 6 EVRM.

Beslissing

Op de terechtzitting waar de strafzaak inhoudelijk zal worden behandeld, zal de volgorde daarom als volgt zijn:
  • bespreking van het tenlastegelegde feit;
  • bespreking van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte;
  • spreekrecht van de nabestaanden (althans hun advocaat) over de gevolgen van het tenlastegelegde feit en over de strafmaat;
  • mogelijkheid tot toelichting(en) op de eventuele vordering(en) van de benadeelde partij(en);
  • requisitoir;
  • pleidooi;
  • mr. Korver namens de nabestaanden over het bewijs, de juridische duiding daarvan en de strafmaat;
  • de mogelijkheid tot een reactie van of namens de benadeelde partij(en), zulks uitsluitend voor zover het betreft de vordering als benadeelde partij;
  • repliek van de officier van justitie;
  • dupliek van de verdediging;
  • laatste woord van verdachte.
Aldus gegeven door mr. N. Doorduijn, voorzitter, op 9 maart 2018.