Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
2.De feiten
3.De beoordeling
€ 7.094,70 en aan de gemeente Den Haag van € 7.179,22. Volgens verzoeker is deze schuld ontstaan omdat hij in de jaren 2000, 2008 en 2016 een uitkering heeft ontvangen terwijl hij daar geen recht op had. Naar het oordeel van de rechtbank is het de verantwoordelijkheid van verzoeker om er voor zorg te dragen dat de uitkeringsinstantie juist en volledig is geïnformeerd. Verzoeker heeft dit niet gedaan. Dit valt verzoeker te verwijten. Voorts valt het verzoeker te verwijten dat het bedrag waarop geen recht bestond na ontvangst niet is gereserveerd zodat dit terugbetaald had kunnen worden. Aldus is deze schuld niet te goeder trouw ontstaan althans onbetaald gelaten.
4.De beslissing
M. Hashemi, griffier, in het openbaar uitgesproken op 23 februari 2018. [1]