Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding
- de overgelegde producties
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van gedaagde.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 5 februari 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen ABN AMRO BANK N.V. (eiseres) en CATOM DISTRIBUTION B.V. (gedaagde). Eiseres, als eerste hypotheekhouder, heeft verzocht om het conservatoir beslag dat gedaagde op een onroerend goed heeft gelegd, op te heffen. De verkoopprijs van het onroerend goed is hoger dan de getaxeerde executiewaarde, en gedaagde's weigering om het beslag op te heffen wordt door de voorzieningenrechter als misbruik van bevoegdheid gekwalificeerd. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de verkoopprijs van € 425.000,- redelijk is en dat de mogelijkheid van een hogere opbrengst niet aannemelijk is. Bovendien zou executie leiden tot een lagere opbrengst, wat de financiële belangen van de eigenaar en de tweede hypotheekhouder schaadt. De voorzieningenrechter heeft de vordering van eiseres toegewezen en gedaagde veroordeeld in de proceskosten.
De procedure begon met een dagvaarding en mondelinge behandeling, waarbij de feiten zijn vastgesteld. Eiseres heeft een hypothecaire geldleningsovereenkomst met de eigenaren van het onroerend goed, die in gebreke zijn gebleven met hun betalingen. Gedaagde heeft conservatoir beslag gelegd op het onroerend goed, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat dit beslag onterecht is, gezien de omstandigheden van de zaak. De voorzieningenrechter heeft de primaire vordering tot opheffing van het beslag toegewezen en gedaagde in de proceskosten veroordeeld.