ECLI:NL:RBROT:2018:1933

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 maart 2018
Publicatiedatum
9 maart 2018
Zaaknummer
C/10/517165 / HA ZA 16-1427
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringsuitkering bij overlijden en zorgplicht van de bank

In deze zaak vordert eiseres, na het overlijden van haar partner, een hogere uitkering van de verzekeraar dan het uitgekeerde bedrag van € 15.592,36. Eiseres stelt dat de bank haar zorgplicht heeft geschonden door niet te wijzen op de risico's van het afzien van een levensverzekering. De rechtbank oordeelt dat de bank voldoende heeft voldaan aan haar zorgplicht. Eiseres en haar partner hebben in 2007 bevestigd af te zien van een levensverzekering, wat duidelijk was vastgelegd in de aanvraag voor de hypotheekverzekering. De rechtbank concludeert dat eiseres op de hoogte was van de voorwaarden en dat de bank niet verplicht was om een ander product aan te bieden. De vordering van eiseres wordt afgewezen, en zij wordt veroordeeld in de proceskosten van de bank en de verzekeraar, die samen € 2.407,00 bedragen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
Zaaknummer / rolnummer: C/10/517165 / HA ZA 16-1427
Vonnis van 7 maart 2018
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. M.W. Huijzer te Papendrecht,
tegen
1. de naamloze vennootschap
ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam en kantoorhoudend te Dordrecht,
2. de naamloze vennootschap
ABN AMRO LEVENSVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Zwolle,
gedaagden,
advocaat mr. J.W. Achterberg te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] , de Bank en de Verzekeraar worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 2 december 2016, met producties 1 t/m 13,
  • de conclusie van antwoord, met producties 1 t/m 3,
  • de brieven van deze rechtbank van 22 februari en 7 maart 2017, waarbij partijen zijn opgeroepen voor een comparitie van partijen,
  • de akte overleggen aanvullende producties van [eiseres] , met producties 14 t/m 20,
  • het proces-verbaal van comparitie, gehouden op 12 juni 2017,
  • de brief van mr. Huijzer van 16 juni 2017, met opmerkingen over het proces-verbaal,
  • de brief van deze rechtbank van 24 oktober 2017.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen – voor zover van belang – het volgende vast.
2.1.
Eind 2006 hebben [eiseres] en haar partner, [partner eiseres] , zich tot de Bank gewend in verband met de financiering van de aankoop van een woning. Zij hebben gesproken met een hypotheekadviseur van de Bank, de heer [hypotheekadviseur] .
2.2.
[hypotheekadviseur] heeft [eiseres] en [partner eiseres] geadviseerd over een hypothecaire geldlening van € 165.000,00, bestaande uit een aflossingsvrije lening van € 82.500,00 en een ‘spaargroeihypotheek’ van € 82.500,00. De ‘spaargroeihypotheek’ betreft eveneens een aflossingsvrije lening, doch daaraan is een ‘spaargroeiverzekering’ gekoppeld.
2.3.
Op 12 januari 2007 heeft [hypotheekadviseur] een offerte aan [eiseres] en [partner eiseres] gezonden. In de offerte is de ‘spaargroeiverzekering’ opgesplitst in twee polissen, één op naam van [partner eiseres] (polis 1) en één op naam van [eiseres] (polis 2). In de offerte staat dat bij overlijden van [eiseres] voor 1 mei 2027 onder polis 1 een bedrag van € 82.500,00 aan [partner eiseres] wordt uitgekeerd of 110% van het gespaarde vermogen als dit hoger is en dat bij overlijden van [partner eiseres] voor 1 mei 2027 onder polis 2 een bedrag van € 165.000,00 aan [eiseres] wordt uitgekeerd of 110% van het gespaarde vermogen als dit hoger is. De maandelijks te betalen premies bedragen blijkens de offerte € 135,61 respectievelijk € 270,20.
2.4.
Bij e-mail van 17 januari 2007 hebben [partner eiseres] en [eiseres] aan [hypotheekadviseur] bericht:
“Hierbij bevestigen wij dat we afzien van de levensverzekeringspolis van de hypotheek.”
2.5.
Naar aanleiding van de e-mail heeft [hypotheekadviseur] de voorwaarden aangepast en een ‘aanvraag hypotheekverzekering’ aan [eiseres] en [partner eiseres] gezonden, waarin staat vermeld:

Verzekeringnemer Spaargroeiverzekering - polis 1 van 2
Achternaam, voorletters : [partner eiseres]
Eerste verzekerde
Achternaam, voorletters: : [partner eiseres]
Verzekerd bedrag bij overlijden : EUR 0,00
Soort dekking : Mocht de verzekerde voor de einddatum komen te overlijden, dan vindt er geen uitkering plaats. De verzekering eindigt bij dit overlijden. […]
Tweede verzekerde
Achternaam, voorletters : [eiseres]
Verzekerd bedrag bij overlijden : EUR 0,00
Soort dekking : Mocht de verzekerde voor de einddatum komen te overlijden, dan wordt 110 % van het belegd vermogen uitgekeerd aan de begunstigde. De verzekering eindigt bij dit overlijden. […]
Premie : EUR 99,24 per maand
[…]
Verzekeringnemer Spaargroeiverzekering - polis 2 van 2
Achternaam, voorletters : [eiseres]
Eerste verzekerde
Achternaam, voorletters: : [eiseres]
Verzekerd bedrag bij overlijden : EUR 0,00
Soort dekking : Mocht de verzekerde voor de einddatum komen te overlijden, dan vindt er geen uitkering plaats. De verzekering eindigt bij dit overlijden. […]
Tweede verzekerde
Achternaam, voorletters : [partner eiseres]
Verzekerd bedrag bij overlijden : EUR 0,00
Soort dekking : Mocht de verzekerde voor de einddatum komen te overlijden, dan wordt 110 % van het belegd vermogen uitgekeerd aan de begunstigde. De verzekering eindigt bij dit overlijden. […]
Premie : EUR 109,40 per maand”
2.6.
Op 30 en 31 januari 2007 hebben [partner eiseres] en [eiseres] de ‘aanvraag hypotheekverzekering’ ondertekend en geretourneerd, waarna de aanvraag door de Verzekeraar akkoord is bevonden.
2.7.
In 2008 hebben [partner eiseres] en [eiseres] bedragen van € 6.000,00 respectievelijk
€ 6.500,00 op de polissen gestort.
2.8.
Op 6 augustus 2013 is [partner eiseres] overleden. De Verzekeraar heeft een bedrag van
€ 15.592,36 aan [eiseres] uitgekeerd.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert – verkort en zakelijk weergegeven – bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
een verklaring voor recht dat de Bank haar zorgplicht en waarschuwingsplicht jegens [eiseres] heeft geschonden en de Verzekeraar derhalve ten onrechte een te laag bedrag heeft uitgekeerd,
de Bank dan wel de Verzekeraar (dan wel beiden, hoofdelijk des dat de één betalende ook de ander zal zijn bevrijd) te veroordelen tot betaling c.q. uitkering van het verzekerde bedrag van € 66.907,64 dan wel tot aftrek van een bedrag van € 66.907,64 op (het aflossingsvrije gedeelte van) de hypotheek van [eiseres] ,
de Bank dan wel de Verzekeraar (dan wel beiden, hoofdelijk des dat de één betalende ook de ander zal zijn bevrijd) te veroordelen tot betaling c.q. uitkering van de extra storting van [partner eiseres] , een bedrag van € 6.000,00, dan wel tot aftrek van een bedrag van
€ 6.000,00 op (het aflossingsvrije gedeelte van) de hypotheek van [eiseres] ,
de Bank dan wel de Verzekeraar (dan wel beiden, hoofdelijk des dat de één betalende ook de ander zal zijn bevrijd) te veroordelen tot (terug)betaling van alle (teveel) betaalde rente van 4,2% over een bedrag van € 66.907,64 aan de Bank, welke zij vanaf 6 augustus 2013 maandelijks ten onrechte heeft voldaan,
de Bank dan wel de Verzekeraar (dan wel beiden, hoofdelijk des dat de één betalende ook de ander zal zijn bevrijd) te veroordelen tot betaling van wettelijke rente ex artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek (BW) over de onder ii. en iii. genoemde bedragen vanaf 6 augustus 2013 tot aan de dag der algehele voldoening,
de Bank dan wel de Verzekeraar (dan wel beiden, hoofdelijk des dat de één betalende ook de ander zal zijn bevrijd) te veroordelen tot betaling van € 1.540,08, althans een in goede justitie vast te stellen bedrag aan buitengerechtelijke kosten,
de Bank dan wel de Verzekeraar (dan wel beiden, hoofdelijk des dat de één betalende ook de ander zal zijn bevrijd) te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2.
Het verweer van de Bank en de Verzekeraar strekt tot – bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis – afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eiseres] in de kosten van het geding.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat de Bank diens zorgplicht heeft geschonden. Daartoe voert [eiseres] aan dat zij in de veronderstelling verkeerde dat bij overlijden van [partner eiseres] een bedrag van € 82.500,00 aan haar zou worden uitgekeerd. Voor het sluiten van de verzekeringsovereenkomst heeft [eiseres] uitdrukkelijk te kennen gegeven dat zij een dekking van het overlijdensrisico wenste, zodat dit in de offerte van 12 januari 2007 is vastgelegd. Daarnaast heeft de Bank, ook na de contractsluiting, meerdere malen bevestigd dat in geval van overlijden een bedrag van € 82.500,00 werd uitgekeerd. Eerst na het overlijden van [partner eiseres] is [eiseres] gebleken dat in de verzekeringspolis is opgenomen dat een lager bedrag aan haar werd uitgekeerd. Volgens [eiseres] had de Bank voor het sluiten van de overeenkomst aan haar moeten mededelen dat het overlijdensrisico niet werd gedekt en haar moeten wijzen op de risico’s daarvan. Voorts hadden gedaagden, nadat de ‘spaargroeihypotheek’ wegens problemen van de markt was gehaald, haar een ander product moeten aanbieden. Ten slotte heeft de Bank een onjuist advies verstrekt, nu de extra stortingen hadden moeten worden aangewend ter aflossing van de lening.
4.2.
De Verzekeraar voert aan dat zij met de uitkering van het bedrag van € 15.592,36 heeft voldaan aan hetgeen zij met [eiseres] is overeengekomen. De Bank betwist dat zij haar zorgplicht jegens [eiseres] heeft geschonden. Volgens de Bank blijkt uit de overgelegde producties dat [hypotheekadviseur] meerdere malen met [eiseres] en [partner eiseres] heeft gesproken over de verzekeringsconstructie. Naar aanleiding van dit contact is door [eiseres] en [partner eiseres] bevestigd dat zij afzagen van een levensverzekeringspolis. Hetgeen partijen zijn overeengekomen blijkt duidelijk uit de ‘aanvraag hypotheekverzekering’. De overeengekomen verzekeringsconstructie was deugdelijk en passend, nu deze fiscaal voordeel, bonusparticipaties en lagere premies voor [eiseres] en [partner eiseres] opleverde. Het is de Bank niet bekend waarom de ‘spaargroeiverzekering’ als product van de markt is gehaald. Ten slotte betwist de Bank dat zij had moeten waarschuwen in verband met de extra stortingen. De stortingen waren niet ongebruikelijk en zorgden voor een fiscaal voordeel en een premieverlaging naar € 59,02 respectievelijk 67,04 per maand.
4.3.
Naar vaste rechtspraak brengt de maatschappelijke functie van een bank een (bijzondere) zorgplicht met zich. Deze strekt er mede toe de cliënt te beschermen tegen de gevaren van eigen lichtvaardigheid of gebrek aan inzicht. De omvang en reikwijdte van de zorgplicht hangt af van de aard van de door de bank verleende dienst en van de overige omstandigheden van het geval, bezien in het licht van het recht en de rechtsopvattingen zoals die ten tijde van het aangaan van de overeenkomst golden.
4.4.
Tussen partijen staat vast dat is gesproken over de inhoud van de ‘spaargroeiverzekering’. Uit de overgelegde producties volgt dat [hypotheekadviseur] op 12 januari 2007 een offerte heeft uitgebracht, waarbij in eerste instantie rekening is gehouden met een dekking van het overlijdensrisico. Op 17 januari 2007 hebben [eiseres] en [partner eiseres] per e-mail bevestigd dat zij wensten af te zien van een levensverzekeringspolis, waarna [hypotheekadviseur] een gewijzigde ‘aanvraag hypotheekverzekering’ heeft toegezonden. Daarin is niet langer rekening gehouden met een dekking van het overlijdensrisico, maar met een uitkering van 110% van het belegd vermogen. [eiseres] heeft ter comparitie verklaard dat zij dacht dat de e-mail van 17 januari 2007 geen gevolgen zou hebben voor (de hoogte van) de uitkering. Zij en [partner eiseres] wilden geen levensverzekering, maar wel een aflossing van de helft van de totale hypotheek in geval van overlijden.
4.5.
In de ‘aanvraag hypotheekverzekering’ staat uitdrukkelijk vermeld dat bij overlijden 110% van het belegd vermogen werd uitgekeerd. Ook is in de aanvraag een bedrag van € 0,00 als verzekerd bedrag genoemd en zijn de premies ten opzichte van de offerte van 12 januari 2007 bijgesteld van € 135,61 naar € 99,24 en van € 270,20 naar
€ 109,40 per maand. Naar het oordeel van de rechtbank moet het daarmee voor de gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende gewone consument voldoende duidelijk zijn geweest dat niet langer sprake was van een overlijdensrisicodekking, maar dat bij overlijden 110% van het belegd vermogen op de betreffende polis werd uitgekeerd. Door [eiseres] is ter comparitie nog verklaard dat zij overal bij betrokken is geweest, zodat ook zij kennis moet hebben genomen van de inhoud van de ‘aanvraag hypotheekverzekering’. Daarbij komt dat, hetgeen door [eiseres] niet is weersproken, de in de ‘aanvraag hypotheekverzekering’ voorgestane constructie een lagere premie, bonusparticipaties en een belastingvoordeel opleverde, zodat [hypotheekadviseur] mede in het licht van de e-mail van 17 januari 2007 geen aanleiding had te veronderstellen dat dit niet wenselijk was. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de Bank in voldoende mate heeft voldaan aan de op haar rustende zorgplicht. Zij mocht ervan uitgaan dat [eiseres] en [partner eiseres] wisten wat het betekende dat zij geen levensverzekeringspolis wensten af te sluiten, te meer daar in de aanvraag een bedrag van € 0,00 als verzekerd bedrag is vermeld en daarmee duidelijk was dat bij overlijden geen gegarandeerd bedrag van € 82.500,00 zou worden uitgekeerd, terwijl bovendien het maandelijks te betalen bedrag substantieel lager werd dan het bedrag dat in de offerte van 12 januari 2007 aan [eiseres] en [partner eiseres] was genoemd.
4.6.
De stellingen van [eiseres] die erop neerkomen dat medewerkers van de Bank voor augustus 2013 steeds hebben aangegeven dat er volledige uitkering zou plaatsvinden bij overlijden, zijn onvoldoende om de conclusie te rechtvaardigen dat [eiseres] thans in weerwil van hetgeen partijen zijn overeengekomen aanspraak op volledige uitkering kan maken. Gesteld noch gebleken is dat [eiseres] en/of [partner eiseres] in dit verband een serieus adviesgesprek met een ter zake deskundig medewerker van de Bank hebben gevoerd. Tegen de enkele stelling van [eiseres] dat er contacten zijn geweest met niet met name genoemde medewerkers van de Bank waarin die medewerkers onjuiste mededelingen zouden hebben gedaan, kan de Bank geen specifiek verweer voeren. Daarvoor is deze stelling te weinig geconcretiseerd. Voorts dringt zich de vraag op waarom [eiseres] en/of [partner eiseres] “keer op keer” medewerkers van de Bank benaderden indien zij ervan overtuigd waren dat zij steeds de premies hadden betaald die correspondeerden met het recht op volledige uitkering bij overlijden.
4.7.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiseres] voorts de stelling dat gedaagden een ander financieel product hadden moeten aanbieden, onvoldoende onderbouwd. Het had, gelet op de gemotiveerde betwisting, op de weg van [eiseres] gelegen de betreffende stelling te concretiseren. Nu zij dit heeft nagelaten, ontbreekt een voldoende feitelijke grondslag voor toewijzing van haar vordering. Ook ten aanzien van de stelling dat de Bank in het kader van de stortingen een onjuist advies zou hebben verstrekt, heeft te gelden dat deze stelling onvoldoende is onderbouwd. [eiseres] heeft niet weersproken dat de stortingen een fiscaal voordeel opleverden en een verlaging van de premies naar € 59,02 respectievelijk 67,04 per maand met zich brachten. Zonder een nadere concretisering van [eiseres] ’s stelling valt niet in te zien waarom het advies van de Bank in de gegeven omstandigheden niet juist is geweest. Dat in dit concrete geval het advies nadelig is uitgepakt als gevolg van het overlijden van [partner eiseres] op relatief lage leeftijd rechtvaardigt niet de conclusie dat het advies onjuist was op het moment dat het werd gegeven.
4.8.
Het vorenstaande leidt ertoe dat de vordering van [eiseres] zal worden afgewezen.
4.9.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Bank en de Verzekeraar worden begroot op:
- griffierecht: € 619,00
- salaris advocaat: €
1.788,00(2,0 punten × tarief € 894,00)
totaal: € 2.407,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van Bank en de Verzekeraar tot op heden begroot op € 2.407,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat de kostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Boer en in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2018.
[2971/1629]