In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 februari 2018 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een schuldregeling op basis van artikel 287a, eerste lid, van de Faillissementswet. Verzoekster, die 100% arbeidsongeschikt is verklaard, heeft een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, waarbij zij 11,09% van haar totale schuldenlast van € 10.466,44 zou afdragen. Tien van de elf schuldeisers stemden in met deze regeling, maar de Gemeente Rotterdam weigerde. De rechtbank heeft de situatie beoordeeld en vastgesteld dat de Gemeente Rotterdam slechts 8% van de totale schuldenlast vertegenwoordigt. De rechtbank oordeelde dat de belangen van verzoekster en de overige schuldeisers die instemden met de regeling zwaarder wegen dan de belangen van de Gemeente Rotterdam. De rechtbank heeft daarom de Gemeente Rotterdam bevolen in te stemmen met de schuldregeling en de kosten van de procedure aan de Gemeente Rotterdam opgelegd, begroot op nihil. Tevens is het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat de rechtbank van oordeel was dat de aangeboden regeling een gunstiger resultaat zou opleveren voor de schuldeisers dan de wettelijke regeling.