5.3.2.Standpunt verdediging
De verdachte heeft te goeder trouw gehandeld. Hij heeft de verhalen van [naam medeverdachte 1] over de aanschaf van auto’s voor de geheime dienst geloofd. [naam medeverdachte 1] stelde voor om een speciale pot, de inbouwrekening, te maken voor de kosten inzake de geheime auto’s van de MIVD. Die auto’s werden ook daadwerkelijk via leasemaatschappijen aangekocht, in twee gevallen werd er contant betaald. De verdachte heeft VKV en Renault ook steeds volledig geïnformeerd en alle partijen hebben het systeem gefiatteerd. Uiteindelijk is er ongeveer
€ 23.000,= in de pot gekomen. Daaruit zijn 8 á 10 leasetermijnen van € 700,= voldaan, alsmede een tweetal facturen ter hoogte van € 4.031,= inzake schade van Den Elzen waarvan [naam medeverdachte 1] bij de afgifte van de nota’s meldde dat het om schades ging van MIVD-voertuigen. Een bedrag van circa € 10.000 à 12.000,= is in de pot gebleven. Als de verdachte in de zaak spreekt over [naam medeverdachte 1] of ‘het potje’ dan spreekt hij niet over [naam medeverdachte 1] privé maar over de MIVD. De verdachte voelt zich misleid door [naam medeverdachte 1] en wist niet dat het doel van [naam medeverdachte 1] was zichzelf te bevoordelen.
De verdachte heeft slechts aan VKV doorgegeven dat [naam medeverdachte 1] nog een aantal leasetermijnen met betrekking tot de Audi A5 aan VML moest voldoen. Hij heeft begrepen dat VKV besloot die termijnen te voldoen in afwachting van de levering van de Audi A5 als voorschotbetalingen die zouden worden verrekend met de betaling van de aankoopsom van € 40.000,=. De verdachte had daar evenmin als met een aan [naam medeverdachte 1] door VKV verstrekte lening iets mee van doen. Van opzettelijke bevoordeling door de verdachte is geen sprake.
5.3.3.Oordeel rechtbank
Juridisch kader
Oogmerk in de zin van artikel 177 (oud) Sr is aanwezig wanneer het doen van een ‘gift’ door de gever, naar hij moet hebben beseft, als noodzakelijk en dus voor hem gewild gevolg meebrengt dat de ambtenaar wordt bewogen tot een doen of nalaten in zijn bediening. Het betreft de zwaarste vorm van opzet die bovendien niet op de ‘gift’ maar op het gevolg moet zijn gericht. Voorwaardelijk opzet is niet voldoende.
Als dat oogmerk niet (volledig) blijkt uit een door de gever daartoe strekkende verklaring, dient (mede) aan de hand van de feiten en omstandigheden, oftewel de uiterlijke verschijningsvorm van de feiten en omstandigheden van en rondom de ‘gift’, te worden bepaald of de gever met zijn ‘gift’ het oogmerk had om de ambtenaar te bewegen tot een doen of nalaten in zijn bediening. Om de bewijsrechtelijke drempel van oogmerk te halen, dient op die manier minst genomen komen vast te staan dat het niet anders kan zijn dan dat de gever een ‘gift’ aan een ambtenaar heeft gedaan met als doel daar iets voor terug te krijgen: dat kan een concrete tegenprestatie zijn, maar hoeft dat niet te zijn. Het kan er ook om gaan een speciale relatie te doen ontstaan die zal (kunnen) leiden tot een voorkeursbehandeling.
Tegen deze achtergrond beoordeelt de rechtbank het handelen van de verdachte als volgt.
Onderdeel 1)
Betalingen leasebedragen Audi A5 en lease- en schadeherstelbedragen Fiat 500
Reserveringsrekening
Op 13 december 2012 zijn tijdens de doorzoeking van het kantoorpand van VKV in [plaats] documenten in beslag genomen die behoorden tot de (digitale) administratie van [naam medeverdachte 2] . Daarin bevonden zich onder meer e-mailcorrespondentie met de verdachte uit april 2011, twee Exceldocumenten met financiële gegevens die betrekking hadden op de verkoop / levering van twee civiele dienstvoertuigen voor het ministerie van Defensie en een derde Exceldocument, “ [naam exceldocument] ”, met – volgens de verbalisanten – een opsomming van inkomsten en uitgaven die gerelateerd kunnen worden aan zowel de betrokkenheid van [naam medeverdachte 1] bij de aankoop van tenminste vier civiele dienstvoertuigen als de betalingen van de termijnbedragen van het leasecontract voor de voertuigen van [naam medeverdachte 1] en diens dochter aan VML en ABS Schadeherstel / Den Elzen in 2011.
Voorts is een aantal PDF-documenten aangetroffen die alle fotokopieën betroffen van de facturen die leasemaatschappij VML maandelijks naar [naam medeverdachte 1] stuurde voor de lease van de Audi A5 en de facturen die ABS Schadeherstel maandelijks of periodiek naar [naam medeverdachte 1] stuurde voor de lease van een Fiat 500. De door VKV verrichte betalingen werden bijgehouden door [naam medeverdachte 2] in het overzicht ' [naam ] Pot' waaruit kan worden opgemaakt dat VKV in totaal € 11.029,= aan betalingen voor leaseauto’s voor haar rekening heeft genomen. De Rijksrecherche is bij onderzoek van deze documenten tot de conclusie gekomen dat waarschijnlijk sprake is geweest van een zogenoemde ‘extracomptabele administratie’: financiële gegevens werden wel administratief binnen de organisatie vastgelegd maar er bestond vermoedelijk geen directe koppeling met een grootboekrekening.
[naam medeverdachte 2] heeft over het bijhouden van deze administratie verklaard dat hij na een verzoek van de verdachte per e-mail in november 2010 een reservering heeft aangelegd ten behoeve van de MIVD. Hij heeft de administratie van de reservering – in verband met de geheimhouding omdat het de MIVD betrof – buiten de reguliere administratie gehouden en een en ander bijgehouden in een spreadsheet met de aanduiding ‘pot [naam ] ’. [naam medeverdachte 3] was volgens [naam medeverdachte 2] eerst ook niet op de hoogte van deze reservering omdat het geheim was. De verdachte heeft verklaard dat de constructie van de reservering door [naam medeverdachte 1] was bedacht. [naam medeverdachte 1] heeft dit zelf ontkend: hij was wel op de hoogte van het bestaan van Jaho Rentals B.V. maar de “inbouwreserve” in relatie tot Jaho Rentals B.V. zegt hem niets.
Splitsen van kortingen
In samenhang met de constructie die is gehanteerd bij het reserveren van bedragen op genoemde reserveringsrekening is in het dossier sprake van het zogenaamde “splitsen” van kortingen. [naam medeverdachte 3] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat Defensie om dat splitsen had verzocht. Hij heeft een daartoe ondertekende afspraak op papier gezien. Renault, Defensie en de betrokken leasemaatschappijen ING Car Lease B.V., VML en Athlon Car Lease Nederland B.V. zouden daarover afspraken hebben gemaakt.
Volgens [naam medeverdachte 2] bestond de reservering uit het verschil van de korting die op basis van de tender aan de leasemaatschappij zou moeten worden gegeven en de daadwerkelijke korting die werd gevraagd door de leasemaatschappij.In dit geval is ten behoeve van de klant een deel van de korting op een aparte rekening gezet. De verdachte en [naam medeverdachte 4] hebben verklaard dat het splitsen van kortingen niet ongebruikelijk is. Getuigen uit de autowereld hebben dit bevestigd.In de reeks verklaringen van verdachten en getuigen heeft de rechtbank geen aanknopingspunten gevonden voor het vermoeden dat het al eerder is voorgekomen dat namens
de overheidwerd gevraagd om een deel van de korting niet uitbetaald te krijgen, maar te reserveren voor toekomstige andere doeleinden of om op een later moment uitgekeerd te krijgen. In deze zin was en is de gehanteerde constructie vermoedelijk bijzonder. Dit geldt temeer voor het gegeven dat de reservering buiten de reguliere boekhouding werd gehouden. De constructie riep in deze vorm in ieder geval vragen op bij financiële medewerkers van VKV, zodanig dat [naam medeverdachte 2] zich genoodzaakt zag om daar via [naam medeverdachte 3] navraag over te doen bij Renault. Voor zover de rechtbank begrijpt had deze laatste navraag betrekking op de splitsing van de korting als zodanig en niet op het “extracomptabele” karakter daarvan. Volgens [naam medeverdachte 3] en de verdachte had [naam medeverdachte 4] aan dat eerste zijn goedkeuring gegeven. [naam medeverdachte 4] heeft dit bevestigd.
De constructie was dus bijzonder en riep vragen op. De officier van justitie gaat er op basis van een reeks van e-mails tussen de verdachte, [naam medeverdachte 4] , [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 3] vanuit dat de gereserveerde bedragen niet alleen ten goede kwamen aan [naam medeverdachte 1] privé (doordat hij in staat werd gesteld om in een geleasede Audi A5 te rijden) dan wel diens dochter (via de betaling van schadeherstel- en leasefacturen), maar dat genoemde medeverdachten en de verdachte dit ook wisten. Wat hiervan verder zij, bij het beoordelen van de beschuldiging aan het adres van de verdachte, [naam medeverdachte 2] , [naam medeverdachte 3] en [naam medeverdachte 4] van (actieve) omkoping van de ambtenaar [naam medeverdachte 1] , is de vraag of er sprake is geweest van een gift gericht op (kort gezegd) het verkrijgen van een tegenprestatie. De rechtbank komt tot het oordeel dat dit
niethet geval is op grond van het volgende.
Met betrekking tot de leaseconstructie van de Audi A5 moet worden geconstateerd dat deze al in 2008 tot stand is gekomen, buiten bemoeienis van de verdachten. [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 3] hebben zich op voorzet van de verdachte en met goedvinden van [naam medeverdachte 4] kennelijk aangesloten bij een bestaande constructie en om zakelijke redenen de betalingen gedurende een tiental maanden van oktober 2010 tot en met half juli 2011 verricht aan VML. Gesteld kan worden dat deze betalingen evenals de betaling van de schadeherstel- en leasefacturen achteraf gezien rechtstreeks ten goede lijken te zijn gekomen aan [naam medeverdachte 1] , althans diens gebruik van de Audi A5. [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 3] hebben dan ook met het op zich nemen van deze leasetermijnen en het vergoeden van schade, wat hun motieven verder waren, een groot risico genomen in het contact met een ambtenaar die – zoals zij dat zelf ook hebben aangegeven – in zakelijk opzicht belangrijk voor hen kon zijn. De verdachte heeft in het reserveren van gelden uit de splitsing van kortingen onmiskenbaar een stimulerende, zelfs tamelijk dwingende rol gespeeld, terwijl het lijkt of [naam medeverdachte 4] onvoldoende alert is geweest op wat er met zijn formele goedkeuring op dit punt van de splitsing van kortingen gebeurde. De verdachte is vervolgens later in de strategie van [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 3] met betrekking tot de betaling van leasebedragen voor de Audi A5 meegegaan. Dit is achteraf, ook in zakelijk opzicht, op zijn minst onverstandig gebleken. Maar wat hadden deze verdachten voor ogen?
Er zijn in het e-mailverkeer tussen de verdachte, [naam medeverdachte 4] , [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 3] in het dossier in overvloed aanwijzingen dat betalingen vanaf de inbouwrekening te maken hadden met Defensie, Jaho Rentals dan wel [naam medeverdachte 1] . Los van de vraag of de betalingen in die gevallen aan [naam medeverdachte 1] privé ten goede zijn gekomen, moet worden geconstateerd dat het haast ondenkbaar is dat de constructie buiten [naam medeverdachte 1] om zou zijn opgezet door bijvoorbeeld Renault/VKV en/of VML. Daarop wijst naast de aanduiding “Jaho-rentals” (voorletters [naam medeverdachte 1] ), de omstandigheid dat de kortingsbedragen werden gerelateerd aan de aanschaf van auto’s voor de MIVD (waarvoor [naam medeverdachte 1] zegt zich te hebben ingezet). Het is onaannemelijk dat [naam medeverdachte 1] – zoals hij lijkt te beweren – aan het tot stand komen van deze constructie
in het geheel geenbijdrage heeft geleverd. De rechtbank kent dan ook tegenover de ontkenning van [naam medeverdachte 1] dat het potje [naam ] door hem was bedacht, meer betekenis toe aan de daarmee strijdige verklaringen van de verschillende medewerkers van Renault/VKV dat die constructie juist het idee van [naam medeverdachte 1] zelf was.
Vervolgens is de vraag waarom [naam medeverdachte 1] hierover anders verklaart, en zelfs tegenovergesteld aan anderen in het dossier. De verklaring hiervoor lijkt slechts te kunnen zijn: om zijn eigen rol hierin te maskeren. Dit laatste dan vanwege de dubieuze wijze waarop hij via deze inbouwrekening en zijn rol bij de bestelling van MIVD-voertuigen kennelijk persoonlijk voordeel heeft genoten in de vorm van het enkele jaren met beperkte kosten kunnen rijden in de Audi A5, mogelijk ten koste van zijn werkgever. In ieder geval op een wijze die hem, zo stelt de rechtbank op grond van een reeks verklaringen in het dossier vast, als ambtenaar niet paste en die grensde aan, respectievelijk over de grens was van bedrog dan wel oplichting.
De rechtbank acht het echter aannemelijk dat dit handelen van [naam medeverdachte 1] voor privégewin voor de verschillende betrokkenen – zoals deze gaandeweg in hun verhoren bij de Rijksrecherche respectievelijk de rechter-commissaris met steeds meer kracht hebben benadrukt – niet vanaf het begin duidelijk was, mede omdat uit het dossier kan worden afgeleid dat [naam medeverdachte 1] ook inderdaad namens de MIVD optrad en in auto’s van de MIVD reed. Wanneer de persoonlijke bevoordeling van [naam medeverdachte 1] wel aan respectievelijk de verdachte, [naam medeverdachte 2] , [naam medeverdachte 3] en [naam medeverdachte 4] duidelijk is geworden, is op basis van het dossier maar moeizaam vast te stellen. Dat zou dan opgemaakt moeten worden uit e-mails die over en weer zijn verstuurd en waaruit verwijzingen naar privévoordeel van [naam medeverdachte 1] vaak slechts indirect en dikwijls op ironische toon moeten worden gedestilleerd. Later, in een aantal e-mails in maart en mei 2011 is duidelijk verontwaardiging bij [naam medeverdachte 3] en [naam medeverdachte 2] te lezen over kennelijke verzoeken om bedragen aan “ [naam medeverdachte 1] potje” respectievelijk “het tegoed van [naam medeverdachte 1] ” toe te voegen. Ontegenzeggelijk wordt in de door de officier van justitie als “definitief bewijs” aangehaalde e-mail van 3 mei 2011 van [naam medeverdachte 2] aan [naam medeverdachte 3] uiteindelijk geklaagd over het blijven “fêteren” van [naam medeverdachte 1] .De verdachte droeg kennis van de constructie rond de Audi A5 al lijkt hij, daarop bevraagd bij de rechter-commissaris, ook later niet zeker te zijn of die auto, die op naam van [naam medeverdachte 1] stond, een privéauto van [naam medeverdachte 1] was dan wel feitelijk van de MIVD. Voorts is niet onaannemelijk dat de facturen voor de auto van de dochter van [naam medeverdachte 1] zoals de verdachte verklaart door [naam medeverdachte 1] aan hem zijn gepresenteerd als schadegevallen van de MIVD.
Het geheel overziend rijst uit de verklaringen en de e-mails van [naam medeverdachte 1] zelf in de tenlastegelegde periode voor de rechtbank evenwel het beeld op van een (deels duistere) financiële constructie rond de (feitelijk wel gebeurde) aanschaf van ‘geheimzinnige’ MIVD-auto’s, die van verschillende zijden (VML, Renault, VKV) is gefaciliteerd en waarin [naam medeverdachte 1] persoonlijk, door een slinkse, mogelijk ook overdonderende aanpak een belangrijke manipulatieve rol heeft gespeeld door van die geheimzinnigheid rond tenaamstelling en kentekens van auto’s gebruik te maken. Tegelijkertijd doet dit beeld afbreuk aan de gedachte dat het oogmerk van de verdachte, [naam medeverdachte 2] , [naam medeverdachte 3] en [naam medeverdachte 4] zonder meer en ondubbelzinnig gericht was op het bevoordelen van [naam medeverdachte 1] teneinde daar zelf ten behoeve van hun rechtspersonen op enige wijze voordeel van te trekken, ook al zouden zij in een latere fase wetenschap hebben gekregen van het privévoordeel van [naam medeverdachte 1] uit de betalingen.
De omkopingsgedraging moet immers worden verricht met het oogmerk om de ambtenaar te bewegen in zijn bediening iets te doen of na te laten. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad is voorwaardelijk opzet niet voldoende voor het bewijs van het oogmerk. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat dit oogmerk bij de gestelde omkopers aanwezig was. Om deze reden wordt de verdachte vrijgesproken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
Onderdeel 3) Geldbedragen van € 40.000,= en/of € 16.000,=
De rechtbank komt tot een zelfde conclusie ten aanzien van deze geldbedragen die respectievelijk op 4 augustus en 12 december 2011 naar de bankrekening van [naam medeverdachte 1] zijn overgemaakt. [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 3] hebben onderbouwd bepleit dat de achtergrond van de betaling van deze bedragen kan worden gevonden in het beperken van de schade die zij dreigden te lijden door het niet afgeven van de Audi A5 door [naam medeverdachte 1] . Dit wordt ondersteund door de later door de rechter toegewezen civiele vordering tot teruggave van deze auto. Bezien tegen de achtergrond van dit conflict, dat vanaf 2012 is geculmineerd in een rechtsstrijd over de auto, kan van een oogmerk bij [naam medeverdachte 2] , [naam medeverdachte 3] dan wel de verdachte om [naam medeverdachte 1] te bevoordelen teneinde daarvan (bijvoorbeeld) later via hun rechtspersoon voordeel te ondervinden, niet worden gesproken. Ook van dit onderdeel wordt de verdachte vrijgesproken.