Beoordeling van het geschil
10. Voorafgaand aan de comparitie van partijen heeft Q-Park videobeelden overgelegd.
De kantonrechter heeft aan de hand van die videobeelden het volgende geconstateerd.
De bestuurder van een auto, meer specifiek een [automerk], heeft handmatig de slagboom open gezet voor zijn voorganger die voor de slagboom stond en voor wie de slagboom niet omhoog ging. Nadat de voorganger de parkeerfaciliteit heeft verlaten, is de [automerk] eveneens door de open slagboom de parkeerfaciliteit uit gereden.
11. [gedaagde] is niet ter zitting verschenen. Hij heeft niet betwist dat hij kentekenhouder van de [automerk] is. Evenmin heeft hij betwist dat de [automerk] die op de videobeelden te zien is, zijn auto betreft. Voorts heeft hij niet betwist dat zijn auto de parkeerfaciliteit heeft verlaten op de wijze zoals op de videobeelden te zien is. Daarvan wordt dan ook uit gegaan.
12. De kentekenhouder kan niet zonder meer als contractspartij van Q-Park worden aangemerkt, maar uit de registratie als kentekenhouder kan wel het vermoeden worden afgeleid dat deze ook de bestuurder van de auto is. Het ligt dan op de weg van [gedaagde] om dat vermoeden te weerleggen en dat heeft hij niet gedaan. Hij heeft slechts gesteld dat niet hij, maar een ander in de auto reed, maar dat heeft hij niet onderbouwd. Het wordt er dan ook voor gehouden dat [gedaagde] de bestuurder was toen de [automerk] op 15 januari 2017 op voormelde wijze de parkeerfaciliteit van Q-Park in Rotterdam uit reed.
13. Q-Park heeft weliswaar gesteld dat sprake was van treintje rijden in die zin dat [gedaagde] bumper klevend achter zijn voorganger aan de parkeerfaciliteit heeft verlaten als bedoeld in artikel 6.3 van de algemene voorwaarden, maar daarvan was blijkens de overgelegde videobeelden geen sprake. Dat [gedaagde] evenwel de parkeerfaciliteit heeft verlaten zonder gebruikmaking van een geldig parkeerbewijs of middel en zonder te betalen staat wel vast. Daarmee heeft hij in strijd gehandeld met artikel 5.9 van de algemene voorwaarden en dat rechtvaardigt in beginsel toewijzing van de gevorderde verloren kaart en schadevergoeding.
14. De stelling van [gedaagde] dat hij niet kon betalen, omdat het systeem niet zou werken heeft hij niet onderbouwd. Dat had wel op zijn weg gelegen. Aan deze stelling wordt dan ook voorbij gegaan.
15. [gedaagde] heeft weliswaar betwist dat Q-Park schade heeft geleden, maar die enkele ongemotiveerde betwisting is niet voldoende gelet op de uitgebreide onderbouwing van Q-Park van haar schade (16 tot en met 24 van de dagvaarding). Deze stelling van [gedaagde] wordt dan ook verworpen.
16. Zowel het gevorderde tarief van de verloren kaart als de gevorderde aanvullende schadevergoeding zijn gegrond op de algemene voorwaarden. De kantonrechter dient ambtshalve te onderzoeken of sprake is van een oneerlijk beding in de zin van de Europese Richtlijn 93/13. Dat is niet het geval. Het gevorderde tarief van de verloren kaart van € 10,-- komt de kantonrechter niet onredelijk voor en de gevorderde aanvullende schadevergoeding van € 300,-- voor het onjuist en zonder te betalen verlaten van de parkeerfaciliteit evenmin. Bovendien zijn die bedragen in de algemene voorwaarden gemaximeerd en kan het bedrag niet onbeperkt blijven oplopen.
17. Gelet op het voorgaande zal de vordering van Q-Park voor wat betreft de hoofdsom van € 310,-- worden toegewezen.
18. De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf 5 maart 2017, zijnde de in de brief van 17 februari 2017 genoemde verzuimdatum, tot de dag van algehele voldoening.
19. Ten aanzien van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten geldt dat voldoende gebleken is dat een ‘veertiendagenbrief’ conform de vereisten van artikel 6:96 lid 6 BW is verstuurd. [gedaagde] heeft de ontvangst van die brief niet betwist. Het gevorderde bedrag van
€ 46,50 zal dan ook worden toegewezen.
20. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
Q-Park heeft in haar dagvaarding een onjuiste beschrijving gegeven van de wijze waarop [gedaagde] de parkeerfaciliteit heeft verlaten en aldus de kantonrechter onjuiste informatie verstrekt. Voorts heeft Q-Park artikel 111, derde lid, eerste volzin Rv niet nageleefd, doordat zij in de dagvaarding niet heeft aangegeven of gedaagde verweren tegen de eis heeft aangevoerd en zo ja, welke. Gelet op een en ander zal geen procespunt voor de dagvaarding worden toegekend.