ECLI:NL:RBROT:2018:1870

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 maart 2018
Publicatiedatum
7 maart 2018
Zaaknummer
6464550 CV EXPL 17-8334
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van parkeerkosten en schadevergoeding na verlaten van parkeerfaciliteit zonder geldig bewijs

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 1 maart 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen Q-Park Operations Netherlands II B.V. en een gedaagde die zonder geldig parkeerbewijs de parkeerfaciliteit heeft verlaten. Q-Park vorderde betaling van een bedrag van € 356,50, bestaande uit een tarief voor een verloren kaart en een aanvullende schadevergoeding van € 300,-. De gedaagde betwistte de vordering en voerde aan dat het betaalsysteem niet werkte en dat hij niet zelf de auto bestuurde. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde in strijd heeft gehandeld met de algemene voorwaarden van Q-Park door de parkeerfaciliteit te verlaten zonder te betalen. De kantonrechter wees de vordering van Q-Park toe, omdat de gedaagde niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn verweer. De kantonrechter oordeelde dat de gevorderde bedragen redelijk waren en dat de gedaagde als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten werd veroordeeld. De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van de algemene voorwaarden bij het gebruik van parkeerfaciliteiten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 6464550 CV EXPL 17-8334
uitspraak: 1 maart 2018

vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,

in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Q-Park Operations Netherlands II B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Maastricht,
eiseres,
gemachtigde: mr. Ch.F.P.M. Spreksel,
tegen:

[gedaagde],

wonende te [plaatsnaam],
gedaagde,
procederende in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als Q-Park en [gedaagde].

Verloop van de procedure

De kantonrechter wijst vonnis op de volgende processtukken:
1. de dagvaarding van 8 november 2017;
2. de conclusie van antwoord;
3. het tussenvonnis van 30 november 2017, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
4. de brief van de zijde van Q-Park van 23 januari 2018, waarbij een DVD met beeldmateriaal is gedeponeerd;
5. de aantekening van de griffier dat de comparitie is gehouden op 31 januari 2018 en dat [gedaagde] daar niet is verschenen;
6. de overgelegde producties.

Omschrijving van het geschil

De feiten
1. Q-Park is exploitant van de parkeergarage Rotterdam Alexandrium 3 te Rotterdam.
2. [gedaagde] is kentekenhouder van het voertuig – [merk en kenteken].
3. Bij de ingang van de parkeerfaciliteit en voorafgaand aan het naar binnen rijden worden de geldende tarieven en de algemene voorwaarden door Q-Park kenbaar gemaakt door middel van een informatiebord.
4. In artikel 5.9 van de algemene voorwaarden van Q-Park is het volgende vermeld:

‘De parkeerder en zijn voertuig dienen de parkeerfaciliteit uitsluitend te verlaten met gebruikmaking van een geldig, door Q-Park geaccepteerd parkeerbewijs of middel. Het zonder gebruikmaking van een geldig door Q-Park geaccepteerd parkeerbewijs of middel verlaten van de parkeerfaciliteit is onder geen beding toegestaan. De parkeerder is in dat geval het door Q-Park voor de betreffende parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” verschuldigd (afhankelijk van de parkeerfaciliteit bedraagt dit éénmaal, tweemaal of driemaal het geldende dagtarief), vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad € 300,- en zulks onverminderd de rechten van Q-Park tot het vorderen van overige daadwerkelijk geleden (gevolg-)schade. Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht van Q-Park om de parkeerder de werkelijke parkeerkosten in rekening te brengen mochten die hoger zijn dan het tarief “verloren kaart”.’

5. In artikel 6.3 van de algemene voorwaarden van Q-Park is het volgende vermeld:
‘Het zonder voorafgaande betaling van het verschuldigde parkeergeld met het voertuig verlaten van de parkeerfaciliteit, bijvoorbeeld door middel van het zogenoemde “treintje rijden” waarbij de parkeerder direct achter zijn voorganger onder de slagboom doorrijdt, is onder geen beding toegestaan. De parkeerder is in dat geval het door Q-Park voor de betreffende parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” verschuldigd (…) , vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad € 300,- (…).’
De vordering
6. Q-Park vordert veroordeling van [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van een bedrag van € 356,50 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het plegen althans van verzuim tot de dag van algehele voldoening. Daarnaast vordert zij veroordeling van [gedaagde] tot betaling van de proceskosten.
7. Naast de hoofdsom van € 310,-- (bestaande uit het tarief van een verloren kaart van
€ 10,-- en de aanvullende schadevergoeding van € 300,-- voor treintje rijden), vordert Q-Park aan buitengerechtelijke kosten een bedrag van € 46,50.
8. Q-Park stelt daartoe – samengevat – het volgende.
Partijen zijn een overeenkomst aangegaan, waarbij Q-Park een plaats in de parkeerfaciliteit heeft aangeboden, waarvoor [gedaagde] een parkeervergoeding verschuldigd was. [gedaagde] is op
15 januari 2017 om 20.02 uur bumper-klevend achter zijn voorganger aan de parkeerfaciliteit uitgereden (‘treintje rijden’). Hij heeft daarmee in strijd gehandeld met de tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst en de algemene voorwaarden. Subsidiair geldt dat [gedaagde] onrechtmatig jegens Q-Park heeft gehandeld. Op grond van de algemene voorwaarden is [gedaagde] het tarief van een verloren kaart van € 10,-- verschuldigd, te vermeerderen met de aanvullende schadevergoeding van € 300,-- voor het treintje rijden. Daarnaast zijn buitengerechtelijke kosten gemaakt, waarvan Q-Park vergoeding vordert.
Het verweer
9. [gedaagde] voert – zakelijk weergegeven en voor zover van belang – als verweer het volgende aan.
Hij betwist de vordering. Op de bewuste dag werkte het systeem niet, waardoor er niet correct kon worden betaald en uitgereden. Meerdere mensen hadden er last van. Hij bestuurde niet zelf de auto; iemand anders reed die dag in zijn auto. Q-Park heeft geen schade geleden.

Beoordeling van het geschil

10. Voorafgaand aan de comparitie van partijen heeft Q-Park videobeelden overgelegd.
De kantonrechter heeft aan de hand van die videobeelden het volgende geconstateerd.
De bestuurder van een auto, meer specifiek een [automerk], heeft handmatig de slagboom open gezet voor zijn voorganger die voor de slagboom stond en voor wie de slagboom niet omhoog ging. Nadat de voorganger de parkeerfaciliteit heeft verlaten, is de [automerk] eveneens door de open slagboom de parkeerfaciliteit uit gereden.
11. [gedaagde] is niet ter zitting verschenen. Hij heeft niet betwist dat hij kentekenhouder van de [automerk] is. Evenmin heeft hij betwist dat de [automerk] die op de videobeelden te zien is, zijn auto betreft. Voorts heeft hij niet betwist dat zijn auto de parkeerfaciliteit heeft verlaten op de wijze zoals op de videobeelden te zien is. Daarvan wordt dan ook uit gegaan.
12. De kentekenhouder kan niet zonder meer als contractspartij van Q-Park worden aangemerkt, maar uit de registratie als kentekenhouder kan wel het vermoeden worden afgeleid dat deze ook de bestuurder van de auto is. Het ligt dan op de weg van [gedaagde] om dat vermoeden te weerleggen en dat heeft hij niet gedaan. Hij heeft slechts gesteld dat niet hij, maar een ander in de auto reed, maar dat heeft hij niet onderbouwd. Het wordt er dan ook voor gehouden dat [gedaagde] de bestuurder was toen de [automerk] op 15 januari 2017 op voormelde wijze de parkeerfaciliteit van Q-Park in Rotterdam uit reed.
13. Q-Park heeft weliswaar gesteld dat sprake was van treintje rijden in die zin dat [gedaagde] bumper klevend achter zijn voorganger aan de parkeerfaciliteit heeft verlaten als bedoeld in artikel 6.3 van de algemene voorwaarden, maar daarvan was blijkens de overgelegde videobeelden geen sprake. Dat [gedaagde] evenwel de parkeerfaciliteit heeft verlaten zonder gebruikmaking van een geldig parkeerbewijs of middel en zonder te betalen staat wel vast. Daarmee heeft hij in strijd gehandeld met artikel 5.9 van de algemene voorwaarden en dat rechtvaardigt in beginsel toewijzing van de gevorderde verloren kaart en schadevergoeding.
14. De stelling van [gedaagde] dat hij niet kon betalen, omdat het systeem niet zou werken heeft hij niet onderbouwd. Dat had wel op zijn weg gelegen. Aan deze stelling wordt dan ook voorbij gegaan.
15. [gedaagde] heeft weliswaar betwist dat Q-Park schade heeft geleden, maar die enkele ongemotiveerde betwisting is niet voldoende gelet op de uitgebreide onderbouwing van Q-Park van haar schade (16 tot en met 24 van de dagvaarding). Deze stelling van [gedaagde] wordt dan ook verworpen.
16. Zowel het gevorderde tarief van de verloren kaart als de gevorderde aanvullende schadevergoeding zijn gegrond op de algemene voorwaarden. De kantonrechter dient ambtshalve te onderzoeken of sprake is van een oneerlijk beding in de zin van de Europese Richtlijn 93/13. Dat is niet het geval. Het gevorderde tarief van de verloren kaart van € 10,-- komt de kantonrechter niet onredelijk voor en de gevorderde aanvullende schadevergoeding van € 300,-- voor het onjuist en zonder te betalen verlaten van de parkeerfaciliteit evenmin. Bovendien zijn die bedragen in de algemene voorwaarden gemaximeerd en kan het bedrag niet onbeperkt blijven oplopen.
17. Gelet op het voorgaande zal de vordering van Q-Park voor wat betreft de hoofdsom van € 310,-- worden toegewezen.
18. De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf 5 maart 2017, zijnde de in de brief van 17 februari 2017 genoemde verzuimdatum, tot de dag van algehele voldoening.
19. Ten aanzien van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten geldt dat voldoende gebleken is dat een ‘veertiendagenbrief’ conform de vereisten van artikel 6:96 lid 6 BW is verstuurd. [gedaagde] heeft de ontvangst van die brief niet betwist. Het gevorderde bedrag van
€ 46,50 zal dan ook worden toegewezen.
20. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
Q-Park heeft in haar dagvaarding een onjuiste beschrijving gegeven van de wijze waarop [gedaagde] de parkeerfaciliteit heeft verlaten en aldus de kantonrechter onjuiste informatie verstrekt. Voorts heeft Q-Park artikel 111, derde lid, eerste volzin Rv niet nageleefd, doordat zij in de dagvaarding niet heeft aangegeven of gedaagde verweren tegen de eis heeft aangevoerd en zo ja, welke. Gelet op een en ander zal geen procespunt voor de dagvaarding worden toegekend.

Beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan Q-Park te betalen een bedrag van € 356,50, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 5 maart 2017 tot de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van Q-Park bepaald op:
aan explootkosten
80,42
aan informatiekosten
3,09
aan griffierecht
117,00
aan salaris gemachtigde
60,00
totale kosten
260,51
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A.F.M. Wouters en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
773