ECLI:NL:RBROT:2018:1833

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 februari 2018
Publicatiedatum
7 maart 2018
Zaaknummer
544817 / HA RK 18-143
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechters en leden van de vaste wrakingskamer

Op 16 februari 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een wrakingsprocedure. Het wrakingsverzoek was gericht tegen de rechters mr. H.J.M. van der Kaaij, mr. drs. E. van Schouten en mr. W.J. Roos-van Toor, alsook tegen de leden van de vaste wrakingskamer. Het verzoek werd afgewezen wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid. De rechters hadden op 9 februari 2018 al een eindbeschikking gedaan in een eerdere wrakingsprocedure, waardoor het wrakingsverzoek dat op 13 februari 2018 werd ingediend niet meer ontvankelijk was. De rechtbank oordeelde dat het doel van wraking, namelijk de waarborging van de onpartijdigheid van de rechter, niet meer kon worden bereikt omdat de rechters de zaak niet meer behandelden op het moment van indienen van het verzoek. Daarnaast was het verzoek tegen de leden van de vaste wrakingskamer niet ontvankelijk, omdat het verzoek niet gericht was tegen de rechters die de zaken van verzoeker behandelden. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer voor wrakingszaken en is ondertekend door de rechters.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 544817 / HA RK 18-143
Beslissing van 16 februari 2018
op het verzoek van
[naam verzoeker],
wonende te [adres],
verzoeker,
strekkende tot wraking van:
mr. H.J.M. van der Kaaij,
mr. drs. E. van Schoutenen
mr. W.J. Roos-van Toor, rechters in de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken in de rechtbank Rotterdam (hierna: de rechters),
alsmede tot wraking van:
de leden van de vaste wrakingskamerin de rechtbank Rotterdam.

1.Het procesverloop en de processtukken

De rechters hebben bij beschikking van 9 februari 2018 beslist op het verzoek van verzoeker tot wraking van rechters mr. A.C. Rop, mr. H.M. Braam en mr. A. van Strien, welk verzoek door verzoeker was gedaan in achttien door hem aangespannen bestuursrechtelijke procedures. Die wrakingsprocedure heeft als kenmerk 543205 / HA RK 18-59.
In diezelfde beschikking hebben de rechters beslist ten aanzien van het verzoek tot wraking van de rechters van de wrakingskamer. Die wrakingsprocedure heeft als kenmerk 544419 / HA RK 18-116.
Bij brief van 12 februari 2018, ingekomen ter griffie op 13 februari 2018, heeft verzoeker wraking van de rechters en van de leden van de vaste wrakingskamer verzocht.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van de dossiers van de hiervoor omschreven wrakingsprocedures, waarin zich onder meer bevindt de beschikking van 9 februari 2018.

2.De ontvankelijkheid van het verzoek

2.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Op grond van hetgeen is bepaald in artikel 8:15 Awb kan de rechter die een zaak behandelt worden gewraakt. Het middel is derhalve toegekend aan een partij die wenst te voorkomen dat een rechter die jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans aan een partij die dienaangaande bestaande vrees heeft die objectief gerechtvaardigd is, (nog langer) bemoeienis met de zaak zal hebben. Dat doel kan niet meer worden bereikt als de rechter reeds een einduitspraak heeft gedaan omdat de behandeling van de zaak daarmee is geëindigd.
2.2
Bij de beschikking van 9 februari 2018 hebben de rechters in de hiervoor omschreven procedures een beschikking gegeven. Die beschikking is een eindbeslissing waarmee de behandeling van de zaak door de rechters is geëindigd.
2.3
Het wrakingsverzoek is op 13 februari 2018 en derhalve na de uitspraak van voormelde beschikking ingediend.
Uit het vorenstaande volgt dat de rechters de zaak niet meer behandelden op het moment dat het verzoek tot wraking is gedaan. Verzoeker is daarom kennelijk niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking van de rechters. Het verzoek zal op die grond, met toepassing van het bepaalde in artikel 9.1, aanhef en onder c, van het Wrakingsprotocol van deze rechtbank worden afgewezen.
2.4
Voor zover het wrakingsverzoek is gericht tegen de ‘leden van de vaste wrakingskamer’ heeft het verzoek geen betrekking op de met de behandeling van de zaken van verzoeker belaste rechters en is het verzoek bovendien gericht tegen het hele college van de wrakingskamer. Verzoeker is om die reden kennelijk niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking van de leden van de vaste wrakingskamer. Het verzoek zal op die grond, met toepassing van het bepaalde in artikel 9.1, aanhef en onder d, van het Wrakingsprotocol van deze rechtbank worden afgewezen.

3.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek tot wraking van mr. H.J.M. van der Kaaij, mr. drs. E. van Schouten, mr. W.J. Roos-van Toor en van de leden van de vaste wrakingskamer wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.N. van Zelm van Eldik, voorzitter, mr. M. de Geus en mr. I.K. Rapmund, rechters.
Bij afwezigheid van de voorzitter is deze beslissing door mr. M. de Geus uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 februari 2018 in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier en door hen ondertekend.
Verzonden op:
aan:
- [naam verzoeker]
- mr. H.J.M. van der Kaaij
- mr. drs. E. van Schouten
- mr. W.J. Roos-van Toor