Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Het procesverloop en de processtukken
- de brief van de griffier aan verzoekster, gedateerd 7 februari 2018 en
- de brief met bijlagen van verzoekster aan de rechter, gedateerd 20 februari 2018.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 maart 2018 een wrakingsverzoek afgewezen wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid. Het wrakingsverzoek was ingediend door een verzoekster, die eerder op 31 januari 2018 een beschikking had ontvangen van de rechter in een andere procedure. Deze beschikking betrof een machtiging tot voortgezet verblijf in een psychiatrisch ziekenhuis, en was een eindbeslissing in die zaak. Het wrakingsverzoek werd op 2 februari 2018 ingediend, na de uitspraak van de beschikking, wat betekent dat de rechter de zaak niet meer behandelde op het moment van het wrakingsverzoek. De rechtbank oordeelde dat het doel van wraking, namelijk de onpartijdigheid van de rechter te waarborgen, niet meer kon worden bereikt omdat de behandeling van de zaak al was geëindigd. Daarom werd het verzoek tot wraking afgewezen op grond van artikel 9.1 van het Wrakingsprotocol van de rechtbank.