Uitspraak
1.Het procesverloop en de processtukken
- het dossier van de hiervoor omschreven wrakingsprocedure;
- de door de griffier van de eerste wrakingskamer ter zitting gehouden aantekeningen.
Rechtbank Rotterdam
Op 4 januari 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoeker tegen rechter mr. H.J.M. van der Kaaij. De verzoeker stelde dat de rechter een betaalde nevenfunctie bekleedde als voorzitter van de klachtencommissie van de politie eenheid Rotterdam Rijnmond, welke functie niet was geregistreerd in het register van nevenfuncties. De verzoeker betoogde dat deze omissie een aanwijzing vormde voor een mogelijke vooringenomenheid van de rechter, waardoor zijn onpartijdigheid in twijfel werd getrokken.
De wrakingskamer, bestaande uit meerdere rechters, heeft het verzoek beoordeeld en geconcludeerd dat de omstandigheden die door de verzoeker zijn aangevoerd, niet voldoende zwaarwegend zijn om te concluderen dat de rechter niet onpartijdig is. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden ondermijnen. De enkele omissie van het niet registreren van de nevenfunctie was niet voldoende om te oordelen dat de rechter jegens de verzoeker een vooringenomenheid koesterde.
De wrakingskamer heeft ook opgemerkt dat de nevenfunctie van de rechter niet in rechtstreeks verband staat met de problemen die de verzoeker had met Jeugdzorg, en dat de vrees van de verzoeker voor vooringenomenheid niet objectief gerechtvaardigd was. Uiteindelijk werd het verzoek tot wraking ongegrond verklaard en afgewezen.