Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Voorvragen
“…(onder andere door onderzoek waarvan de bevindingen zijn neergelegd in een memorandum van 23 oktober 2009 [pv: [proces-verbaalnummer] , pag. 131-138])”is opgenomen, de dagvaarding – in het licht van het dossier – ten aanzien van die zinsnede niet voldoet aan de in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) gestelde eisen. Onduidelijk is immers op welke andere gegevens dan de gegevens uit het genoemde memorandum het verwijt ziet.
“onder andere”nietig worden verklaard.
4.Waardering van het bewijs
managing directorvan een bedrijf dat begin 2009 door de toezichthoudende autoriteiten als achterblijver is aangemerkt op het gebied van veiligheid- en milieuperformance had moeten worden verwacht. Er is daarom minst genomen sprake van voorwaardelijk opzet op het niet nakomen door de vennootschap van de meldingsplicht van artikel 17.2 lid 2 van de Wet Milieubeheer zodat verdachte leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging.
5.Beslissing
- Verklaart de dagvaarding ten aanzien van het onder feit 2 primair ten laste gelegde nietig voor wat betreft de zinsnede “onder andere”.
- Verklaart de officier van justitie ter zake van het ten laste gelegde onder feit 1 en het onder feit 2 impliciet subsidiair ten laste gelegde niet ontvankelijk in de strafvervolging.