In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam, heeft de kantonrechter op 2 maart 2018 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiser] en de gedaagden, waaronder [gedaagde 1] en Smartplus. De zaak betreft een vordering van [eiser] tot terugbetaling van een lening van € 12.500,- die hij aan Smartplus had verstrekt via zijn stamrecht B.V. Smartplus heeft de terugbetaling betwist en een tegenvordering ingesteld voor een bedrag van € 21.175,-, dat zou zijn verschuldigd voor verleende adviesdiensten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [eiser] niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn vordering, aangezien de betalingen zijn gedaan door zijn stamrecht B.V. en niet door hem persoonlijk. De rechter oordeelde dat de vordering van [eiser] werd afgewezen, terwijl de tegenvordering van Smartplus werd toegewezen. [eiser] werd veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag aan Smartplus, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in civiele zaken en de rol van rechtspersonen in financiële transacties.