Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de brief van de rechtbank aan partijen van 13 september 2017
- het proces-verbaal van comparitie van 17 januari 2018.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak vordert de vrouw dat de man zijn medewerking verleent aan de beëindiging van hun huwelijk naar islamitisch recht door zijn recht op talaq aan haar te geven. De partijen zijn op 7 februari 2009 in Iran gehuwd en zijn sinds 29 januari 2016 gescheiden naar Nederlands recht. De vrouw stelt dat de man onrechtmatig handelt door te weigeren mee te werken aan de islamitische echtscheiding, wat haar belemmert in haar recht om opnieuw te huwen en haar vrijheid van beweging schaadt. De man betwist dat het islamitisch huwelijk nog bestaat en stelt dat de vrouw al heeft ingestemd met de ontbinding van het huwelijk. De rechtbank oordeelt dat de vrouw een gerechtvaardigd belang heeft bij haar vordering, aangezien het islamitisch huwelijk nog bestaat en de man niet heeft aangetoond dat de echtscheiding naar islamitisch recht al is voltrokken. De rechtbank veroordeelt de man om zijn medewerking te verlenen aan de beëindiging van het huwelijk naar islamitisch recht en legt een dwangsom op voor het geval hij in gebreke blijft. Daarnaast vordert de vrouw de afgifte van de bruidsschat, die de rechtbank vaststelt op € 16.000,=, en de man wordt veroordeeld tot betaling hiervan. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.