ECLI:NL:RBROT:2018:1708

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 januari 2018
Publicatiedatum
2 maart 2018
Zaaknummer
10/691104-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot diefstal met geweld en diefstal van een mobiele telefoon

Op 18 januari 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot diefstal met geweld en diefstal van een mobiele telefoon. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 9 juli 2017, waarbij de verdachte samen met medeverdachten de aangever, die in zijn auto stapte, heeft aangevallen. De aangever had een conflict met een medeverdachte over de eigendom van een auto. Tijdens de confrontatie werd de aangever bedreigd met een mes en werd zijn mobiele telefoon gestolen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van de telefoon, maar niet aan het medeplegen van de diefstal van de auto, omdat er onvoldoende bewijs was voor een nauwe samenwerking met de medeverdachten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de telefoon had weggenomen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, maar dat er geen sprake was van geweld in de zin van een nauwe samenwerking met de medeverdachten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij, die schade had geleden door de diefstal.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/691104-17
Datum uitspraak: 18 januari 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. J. Liauw, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 04 januari 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J.A. Castelein heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Algemeen
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag:
  • De medeverdachte [naam medeverdachte 1] heeft een conflict met [naam slachtoffer] (hierna: de aangever) over de eigendom van een auto. Volgens [naam medeverdachte 1] is de auto van haar en slechts tijdelijk op naam van de aangever gezet, omdat zij op het moment van de aankoop nog niet in het bezit was van een rijbewijs. De aangever betwist dat en heeft geweigerd de auto af te staan aan [naam medeverdachte 1] . De aangever stelt dat hij de auto van [naam medeverdachte 1] heeft overgekocht en dat de auto daarom op zijn naam is gezet.
  • Op 9 juli 2017 zijn de verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte 2] op het moment dat de aangever in de bewuste auto stapte op hem afgelopen. Er ontstond vervolgens een gevecht tussen de verdachte, [naam medeverdachte 2] en de aangever. Tijdens dit gevecht heeft iemand een mes getrokken. De verdachte is vervolgens met de telefoon van de aangever weggerend.
4.2.
Feit 1
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft betoogd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van diefstal van de telefoon van de aangever, omdat opzet op de wederrechtelijke toe-eigening van deze telefoon ontbreekt. De verdediging heeft hiertoe aangevoerd dat de verdachte de telefoon van de aangever in zijn zak heeft gestoken in de veronderstelling dat dit de telefoon was van [naam medeverdachte 2] .
4.2.2.
Beoordeling
De aangever heeft in zijn aangifte verklaard dat [naam medeverdachte 2] schreeuwde dat hij zijn spullen moest afgeven, dat hij dit weigerde, dat hij zijn waardevolle spullen, waaronder zijn witte Huawei telefoon, vervolgens in zijn zakken stopte en dat verscheidene spullen, waaronder de genoemde telefoon, uit zijn zakken vielen op het moment dat hij door de verdachte op de grond werd getrokken. De aangever heeft verder verklaard dat de verdachte deze telefoon vervolgens oppakte en in zijn zak stopte.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij tijdens het gevecht twee telefoons op de grond zag vallen, niet wist welke telefoon van [naam medeverdachte 2] was, hij de telefoon opraapte die volgens hem van [naam medeverdachte 2] was, na het gevecht achter [naam medeverdachte 2] aanrende en dan van [naam medeverdachte 2] hoort dat die zijn eigen telefoon al heeft. De verdachte raakte naar eigen zeggen vervolgens in paniek, wilde van de telefoon van de aangever af en heeft die daarom achter een elektriciteitskastje geworpen.
De rechtbank vindt de lezing van de verdachte niet aannemelijk. De rechtbank neemt hiertoe ten eerste in aanmerking dat deze lezing innerlijk tegenstrijdig is. De verdachte heeft enerzijds verklaard dat hij niet wist welke telefoon van wie was en anderzijds verklaard dat hij de telefoon heeft opgepakt waarvan hij dacht dat die van [naam medeverdachte 2] was. De verdachte heeft de telefoon van de aangever bovendien pas weggegooid op het moment dat de aangever met de auto kwam aanrijden en er twee agenten op de fiets naderbij kwamen. Tot die tijd had de verdachte de telefoon in zijn zak, hoewel hij dus volgens zijn eigen verklaring al zou hebben gehoord van [naam medeverdachte 2] dat die zijn eigen telefoon bij zich had. Hij had de telefoon dus ook eerder al kunnen teruggeven aan de eigenaar. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van de telefoon van de aangever.
Van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte, [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] gericht op het verkrijgen van deze telefoon is echter niet gebleken. Het is mogelijk dat de verdachten de telefoon wilden afnemen van de aangever om hem onder druk te zetten tot afgifte van de auto(sleutels), maar dit vindt onvoldoende steun in de bewijsmiddelen. Uit de tapgesprekken blijkt niet dat het de bedoeling was andere zaken dan de auto terug te halen. Hieruit valt uitsluitend op te maken dat zij de auto(sleutels) van de aangever afhandig wilden maken. Het kan daarom niet worden uitgesloten dat de diefstal van de telefoon een éénmansactie van de verdachte is geweest die hem ter plekke werd ingegeven door de omstandigheden. Gelet hierop dient de verdachte te worden vrijgesproken van het medeplegen van de diefstal van de telefoon. In het verlengde daarvan wordt hij ook, voor feit 1, vrijgesproken van het element ‘geweld’. Zoals hierna zal blijken is de rechtbank van oordeel dat vast is komen te staan dat de verdachte met het geweld het oogmerk had om zich de auto toe te eigenen. Er kan niet met voldoende oogmerk worden vastgesteld dat het oogmerk van de verdachte met het geweld ook zag op de telefoon.
4.3.
Feit 2
4.3.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. De verdediging heeft hiertoe aangevoerd dat de verdachte alleen maar wilde praten met de aangever over afgifte van deze auto aan [naam medeverdachte 1] . Het was niet zijn bedoeling om de auto met geweld af te nemen. Het was volgens de verdediging juist de aangever die begon met het gebruik van geweld. Hij was volgens de verdachte ook degene die een mes trok en daarmee om zich heen heeft gestoken. De verdachte heeft zich vervolgens verdedigd.
4.3.2.
Beoordeling
In een telefoongesprek tussen de verdachte en [naam medeverdachte 1] over hun plan om de auto van de aangever af te nemen geeft [naam medeverdachte 1] te kennen dat de aangever “tanden” gaat verliezen. In een ander gesprek zegt [naam medeverdachte 1] tegen de verdachte dat zij voor de uitvoering van hun plan een “niffi” wil meenemen. Het is algemeen bekend dat niffi straattaal is voor een mes. De verdachte stemt in met dit voorstel. [naam medeverdachte 1] heeft gesteld dat met niffi gedoeld werd op een neef die zij wilde meenemen, maar uit het bewuste telefoongesprek blijkt dat wordt verwezen naar een voorwerp en niet een persoon. De verdachte vraagt “wat voor één” en noemt dit vervolgens het “laatste noodmiddel”. Het plan omvatte derhalve niet (alleen) het praten met de aangever om de auto over te laten schrijven op de naam van [naam medeverdachte 1] , maar (ook) ervoor zorg te dragen dat [naam medeverdachte 1] de auto terug zou krijgen, zo nodig met geweld.
De enkele omstandigheid dat de verdachte geen rijbewijs heeft, brengt – anders dan de raadsman betoogt – niet met zich dat de verdachte de auto niet zou kunnen stelen.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat tussen de verdachte en zijn medeverdachten een zodanige nauwe en bewuste samenwerking bestond dat gesproken kan worden van opzet op het medeplegen van het afhandig maken van de auto van de aangever met geweld.
De lezing van de verdachte dat niet hij, maar de aangever een mes trok en hem in zijn zij heeft geraakt, vindt de rechtbank niet aannemelijk. De rechtbank neemt hiertoe ten eerste in aanmerking dat deze lezing strijdig is met de lezing van de aangever. Het is volgens de aangever de verdachte geweest die een mes trok en hiermee twee keer een stekende beweging richting de zij van de aangever maakte. De rechtbank acht deze lezing betrouwbaarder, aangezien de aangever gedurende het vooronderzoek meermalen consistent heeft verklaard over het geweld en deze verklaringen steun vinden in andere bewijsmiddelen, waaronder foto’s van het letsel van de aangever, inclusief een foto van de verwonding die de aangever aan zijn rechterduim heeft opgelopen toen hij het mes van de verdachte afpakte. De lezing van de verdachte vindt geen steun in de bewijsmiddelen. Zo heeft de verdachte de gestelde verwonding op geen enkel moment tijdens het vooronderzoek gemeld; niet bij zijn aanhouding en ook niet toen hij bij de rechter-commissaris is gehoord over het mes. Hij heeft toen uitsluitend verklaard dat het mes niet gebruikt was. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij pas na zijn aanhouding door [naam medeverdachte 2] is gewezen op zijn verwonding, maar [naam medeverdachte 2] heeft hier op geen enkel moment tijdens het vooronderzoek melding van gemaakt. De verdachte beweert verder dat hij in de politiecel is behandeld voor zijn verwonding, maar ook dit blijkt niet uit het dossier. De overgelegde FARR-verklaring is van latere datum. Ook overigens zitten er in het dossier geen aanwijzingen dat de verdachte door de aangever gestoken is.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 09 juli 2017 te Rotterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigeningheeft weggenomen een mobiele telefoon, toebehorende aan [naam slachtoffer] ,
2.
hij op 9 juli 2017 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een auto, toebehorende aan [naam slachtoffer] , en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en te doen volgen van geweld en bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer] ,
te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden
engemakkelijk te maken met zijn mededader(s),
- ( terwijl die [naam slachtoffer] net in zijn auto was gestapt) die [naam slachtoffer] het sluiten van zijn autoportier heeft belet en
- tegen die [naam slachtoffer] heeft gezegd dat hij zijn autosleutels en andere spullen moest geven/afstaan en
- die [naam slachtoffer] in het gezicht heeft geslagen en
- die [naam slachtoffer] uit zijn auto heeft getrokken en (vervolgens) op de grond heeft gegooid en
- ( terwijl die [naam slachtoffer] op de grond lag) die [naam slachtoffer] meermalen, althans eenmaal op/tegen het lichaam heeft geslagen of gestompt en geschopt of getrapt en
- een mes aan die [naam slachtoffer] heeft getoond en met dit mes stekende bewegingen naar/in de richting van die [naam slachtoffer] heeft gemaakt;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
diefstal
2.
poging tot diefstal, voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen een persoon, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft samen met zijn medeverdachten geprobeerd de auto van de aangever met geweld afhandig te maken. De verdachte heeft de aangever in het holst van de nacht naar de grond gewerkt en hem vervolgens geschopt. De verdachte heeft daarnaast ook nog een mes getrokken, de aangever hiermee bedreigd en hiermee stekende bewegingen gemaakt naar de zij van de aangever. De verdachte heeft bovendien van de gelegenheid gebruik gemaakt om een telefoon van de aangever te stelen. De rechtbank neemt het de verdachte en zijn medeverdachten bijzonder kwalijk dat zij hebben gemeend een geschil over de eigendom van een auto te moeten oplossen door het gebruik van geweld. Eigenrichting is binnen de Nederlandse samenleving en rechtsorde onacceptabel. Door zijn handelen heeft de verdachte dit verbod van eigenrichting ernstig geschonden. Daarnaast heeft de verdachte met zijn actie een grove inbreuk gemaakt op het gevoel van veiligheid van de aangever en omstanders. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke geweldsdelicten zich nog lang onveilig kunnen voelen, hetgeen ook is gebleken uit de schriftelijke slachtofferverklaring van de aangever. De rechtbank houdt er in de strafmaat wel rekening dat er een band bestaat tussen een van de medeverdachten en het slachtoffer en deze mededader mogelijk de rechthebbende is tot de auto. Dat maakt dat een aanzienlijk lagere straf op zijn plaats is dan bij een ‘gewone’ straatroof het geval zou zijn.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 11 december 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 29 augustus 2017. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte lijkt zijn leven aardig op orde te hebben. Hij volgt een HBO-studie, zijn thuissituatie lijkt geen problemen te kennen, hij heeft geen schulden en geen verslavingen.
Het recidiverisico kan op basis van de beschikbare informatie niet ingeschat worden.
Toezicht op bijzondere voorwaarden en directe interventies/behandelingen zijn niet geïndiceerd.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Alles bij elkaar komt de rechtbank tot oplegging van een gevangenisstraf van negen maanden waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de duur van de door de verdachte ondergane preventieve hechtenis. Aan het voorwaardelijk strafdeel zullen geen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er uitsluitend toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] . De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 953,09 aan materiële schade en een vergoeding van € 650,00 aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering, met uitzondering van de post ‘schoenen’.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft afwijzing, subsidiair de niet-ontvankelijkheid van de vordering bepleit.
8.3.
Beoordeling
Materiële schade
De door de benadeelde partij aangevoerde schadeposten ‘reiskosten’ (€ 199,01) en ‘parkeerkosten’ (€ 7,33) zijn niet gemotiveerd weersproken door de verdediging en zullen daarom worden toegewezen.
De schade gevorderd onder de posten ‘Schoenen’ (€ 99,75) en ‘Onherstelbaar beschadigde telefoon’ (€ 219,00) vindt onvoldoende steun in het dossier. De vordering zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. De deelvordering ‘Reparatiekosten Samsung’
(€ 428,00) komt evenmin voor (directe) toewijzing in aanmerking, aangezien uit de onderbouwing hiervan niet blijkt dat deze kosten daadwerkelijk zijn gemaakt. Ook dit deel van de vordering zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
Immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Deze schade zal op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op
€ 400,-. De vordering zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard.
De vordering kan voor zover die niet-ontvankelijk is verklaard bij de burgerlijke rechter worden aangebracht indien gewenst.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 9 juli 2017.
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 606,34, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 4 (vier) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 (twee) jaar, aan een strafbaar feit schuldig maakt;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen een bedrag van
€ 606,34 (zegge: zeshonderdenzes euro en vierendertig cent), bestaande uit € 206,34 aan materiële schade en € 400,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 9 juli 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 606,34 (zegge: zeshonderdenzes euro en vierendertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 juli 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 606,34 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
12 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N. Doorduijn, voorzitter,
en mrs. A.A.T. Werner en E.B.J. van Elden, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. van Herwijnen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter, de jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 09 juli 2017 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd
van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer] , gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om
bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s)
van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van
het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld
hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of diens mededader(s),
- ( terwijl die [naam slachtoffer] net in zijn auto was gestapt) die [naam slachtoffer] het sluiten van zijn autoportier heeft/hebben belet en/of
- tegen die [naam slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat hij zijn autosleutels en andere spullen moest geven/afstaan en/of
- die [naam slachtoffer] in het gezicht heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of
- die [naam slachtoffer] uit zijn auto heeft/hebben getrokken en/of (vervolgens) op de grond heeft/hebben gegooid en/of
- ( terwijl die [naam slachtoffer] op de grond lag) die [naam slachtoffer] meermalen, althans eenmaal op/tegen het lichaam heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt en/of
- een mes aan die [naam slachtoffer] heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of met dit mes stekende bewegingen naar/in de richting van die [naam slachtoffer] heeft/hebben gemaakt;
2.
hij op of omstreeks 09 juli 2017 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een auto,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn
mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen
- ( terwijl die [naam slachtoffer] net in zijn auto was gestapt) die [naam slachtoffer] het sluiten van zijn autoportier heeft/hebben belet en/of
- tegen die [naam slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat hij zijn autosleutels en andere spullen moest geven/afstaan en/of
- die [naam slachtoffer] in het gezicht heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of
- die [naam slachtoffer] uit zijn auto heeft/hebben getrokken en/of (vervolgens) op de grond heeft/hebben gegooid en/of
- ( terwijl die [naam slachtoffer] op de grond lag) die [naam slachtoffer] meermalen, althans eenmaal op/tegen het lichaam heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt en/of
- een mes aan die [naam slachtoffer] heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of met dit mes stekende bewegingen naar/in de richting van die [naam slachtoffer] heeft/hebben gemaakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.