In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 januari 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die in vereniging met anderen 59,4 kilogram hennep heeft bewerkt en/of verwerkt. De verdachte was ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd in de P.I. Ter Apel. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van acht maanden, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf van 115 dagen op, rekening houdend met de kleinere rol van de verdachte in vergelijking met de medeverdachte. De rechtbank oordeelde dat het vochtgehalte van de hennep niet relevant was voor de bewezenverklaring, aangezien de hoeveelheid hennep in de woning van de verdachte was aangetroffen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, en dat er geen feiten of omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de rol die hij speelde in de hennepteelt. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 115 dagen, met aftrek van voorarrest, en werd het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.