ECLI:NL:RBROT:2018:1629

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 januari 2018
Publicatiedatum
1 maart 2018
Zaaknummer
10/691155-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het in vereniging bewerken en verwerken van hennep

Op 19 januari 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland was en ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd in de P.I. Ter Apel. De verdachte werd beschuldigd van het in vereniging bewerken en/of verwerken van 59,4 kilogram hennep. De officier van justitie had een gevangenisstraf van acht maanden geëist, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte een grotere rol had gespeeld dan de medeverdachte, wat leidde tot een hogere straf. De rechtbank oordeelde dat het vochtgehalte van de hennep niet relevant was voor de bewezenverklaring, aangezien de hoeveelheid hennep in de woning was aangetroffen. De verdachte werd schuldig bevonden aan het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en kreeg een gevangenisstraf van zes maanden opgelegd. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit was begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij niet eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank concludeerde dat de verdachte had bijgedragen aan de drugshandel en dat zijn rol bij het opzetten van de hennepdrogerij aanzienlijk was geweest. De rechtbank besloot tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van voorarrest.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/691155-17
Datum uitspraak: 19 januari 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de P.I. Ter Apel,
raadsman mr. A. Karacelik, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 5 januari 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. K. Pieters heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
Verdachte heeft bekend dat hij een grote hoeveelheid hennep heeft gedroogd. De verdediging heeft aangevoerd dat uit het dossier niet duidelijk wordt of de hennep die door de politie is gewogen natte of droge hennep betreft. Door het drogen neemt de hennep in omvang en gewicht af. Op grond van ervaringsregels wordt ervan uitgegaan dat het gewicht van (droge) hennep circa 20% van het oorspronkelijke gewicht van natte hennep bedraagt. De tenlastegelegde hoeveelheid van 59,4 kilogram kan dan ook niet bewezen worden verklaard, nu het vochtgehalte van die hennep niet is vastgesteld.
4.1.2.
Beoordeling
Dit verweer treft geen doel. Hennep is als zodanig opgenomen in de bij de Opiumwet behorende lijst II. Het vochtgehalte van de hennep is daarbij niet van belang. Anders dan voor de strafmaat is voor de bewezenverklaring is dus slechts van belang dat uit het dossier blijkt dat in de woning waarin verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte] zich bevonden, een hoeveelheid van 59,4 kilogram hennep is aangetroffen. Dat dit het geval is blijkt uit het proces-verbaal nummer [proces-verbaalnummer] . Nu voorts vast staat dat de verdachte en diens medeverdachte de hennep hebben gedroogd, kan het bewerken en verwerken van die hoeveelheid bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
Hij,
op of omstreeks 27 september 2017 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft bewerkt en/of verwerkt,
een (grote) hoeveelheid van ongeveer 59,4 kilogram, ,
zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
in vereniging opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich ingelaten met het drogen van hennep. Het gebruik van hennep is schadelijk voor de volksgezondheid. Verder rekent de rechtbank het de verdachte aan dat hij hiermee heeft bijgedragen aan het in stand houden van de drugshandel. Het is een feit van algemene bekendheid dat hennepteelt en de handel in en het gebruik van verdovende middelen vaak gepaard gaan met verschillende vormen van (ernstige) criminaliteit, waardoor de samenleving schade wordt berokkend. Verdachte heeft zich aan dat alles niets gelegen laten liggen, maar uitsluitend oog gehad voor zijn eigen financiële gewin.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 7 december 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank overweegt voorts in het nadeel van verdachte dat hij degene is geweest die de hennepdrogerij op eigen kosten heeft ingericht en in die zin heeft geïnvesteerd in de opbrengsten daarvan. Bovendien heeft de verdachte vervolgens medeverdachte [naam medeverdachte] aangezocht om hem daarbij de helpen. De rol van de verdachte bij het opzetten en in bedrijf houden van de hennepdrogerij is daarmee naar het oordeel van de rechtbank aanmerkelijk groter dan die van medeverdachte [naam medeverdachte] . In het voordeel van verdachte heeft de rechtbank meegewogen dat de verdachte niet de eigenaar was van de hennep, maar dat hij slechts bij het bewerken daarvan een rol heeft gespeeld.
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat ook bij het bepalen van de strafmaat in het onderhavige geval moet worden uitgegaan van een hoeveelheid van ongeveer 59,4 kilogram hennep. Verdachte heeft immers bij de politie verklaard dat de aanhouding plaatsvond “op het laatste moment van drogen”. Hieruit leidt de rechtbank af dat de hennep, anders dan de verdediging heeft betoogd, zodoende het uiteindelijke (droge) gewicht bijna geheel bereikt had.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van zes maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.A. Kalk, voorzitter,
en mrs. R. Brand en W.J. Loorbach, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. drs. M.R. Moraal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 27 september 2017 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
opzettelijk
heeft bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
een (grote) hoeveelheid van ongeveer 59,4 kilogram, in elk geval een (grote)
hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep,
zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;