In deze zaak vordert eiser, een lid van een schietsportvereniging, de vernietiging van het besluit van de vereniging tot ontzetting uit het lidmaatschap. Dit besluit is genomen naar aanleiding van een incident op 11 mei 2015, waarbij eiser zich ongepast heeft gedragen in het clubgebouw van de vereniging. Het bestuur van de vereniging heeft eiser op 19 april 2016 schriftelijk geïnformeerd over de ontzetting, waarbij werd gesteld dat zijn gedrag niet in overeenstemming was met de normen van de vereniging en dat hij ook zijn contributie niet tijdig had voldaan. Eiser heeft tegen deze beslissing beroep aangetekend bij de beroepscommissie van de vereniging, die het besluit van het bestuur heeft bevestigd op 27 oktober 2016.
Eiser stelt dat er geen grond was voor zijn ontzetting en dat het incident op 11 mei 2015 een op zichzelf staand voorval was, dat niet voldoende was voor een dergelijke maatregel. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de vereniging in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen, gezien de ernst van het gedrag van eiser, dat zelfs aanleiding gaf tot politie-inzet. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser herhaaldelijk is gewaarschuwd en dat zijn gedrag een gevaar voor de veiligheid van andere leden van de vereniging vormde. De rechtbank heeft de vordering van eiser afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten.