ECLI:NL:RBROT:2018:1582

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 februari 2018
Publicatiedatum
28 februari 2018
Zaaknummer
10/682068-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van het plegen van ontuchtige handelingen in therapeutisch centrum

Op 28 februari 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen in een therapeutisch centrum. De zaak werd behandeld in een meervoudige kamer voor strafzaken, onder leiding van voorzitter mr. J. Snitker en de rechters mr. V.M. de Winkel en mr. F.J.W.M. van Dooren. De verdachte, bijgestaan door haar raadsman mr. J. de Haan, werd vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 12 maanden geëist, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en een schadevergoeding voor de benadeelde partij. De rechtbank oordeelde dat niet wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte opzet had op het plegen van ontuchtige handelingen met een patiënt. De rechtbank concludeerde dat de verdachte, die zelf als cliënt in het centrum was behandeld, niet het initiatief had genomen voor de seksuele handelingen en dat er onvoldoende bewijs was voor opzet op ontucht. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen straf of maatregel aan de verdachte was opgelegd. De rechtbank veroordeelde de benadeelde partij in de proceskosten, die tot op heden op nihil waren begroot.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/682068-16
Datum uitspraak: 28 februari 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[ verdachte ],
geboren te [ ] op [ ],
wonende aan [ ] te [ ],
gemachtigd raadsman (maak een keuze)mr. J. de Haan, advocaat te Utrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 14 februari 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N.Y. Rose heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het met een ander plegen van ontucht met iemand die zich als patiënt aan zijn hulp of zorg heeft toevertrouwd;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 5 jaar en als bijzondere voorwaarde dat de verdachte niet werkzaam zal zijn in de gezondheidszorg en de maatschappelijke zorg;
  • toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 4.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht en niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in het overige.

4.Motivering vrijspraak

Vast staat dat er in de ten laste gelegde periode meerdere malen seksuele handelingen zoals omschreven in de tenlastelegging hebben plaatsgevonden tussen aangeefster, de verdachte en medeverdachte E. (trioseks).
Voor een bewezenverklaring dat de verdachte daarbij het strafbare feit van artikel 249 lid 1 jo lid 2 aanhef en onder sub 3º Wetboek van Strafrecht als medepleger of medeplichtige heeft gepleegd is evenwel vereist dat zij het opzet heeft gehad op het plegen van ontuchtige handelingen met iemand die zich als patiënt aan haar hulp of zorg heeft toevertrouwd, of die van haar medeverdachte. De rechtbank acht de aanwezigheid van dit opzet bij de verdachte niet wettig en overtuigend bewezen. Zij overweegt daartoe het volgende.
De verdachte is zelf als cliënt in 1992 met een zorgvraag binnengekomen in het therapeutisch centrum [naam] en aldaar behandeld door onder meer E. Zij heeft in de loop van de jaren ook taken in [naam] toebedeeld gekregen, doch dat gebeurde ook bij andere cliënten, waaronder het slachtoffer. De verdachte is gedurende haar verblijf in [naam] in de ban geraakt van E en heeft met hem een seksuele relatie gekregen. In 2007 heeft het slachtoffer [naam]voor korte tijd verlaten. Nadat zij in 2008 was teruggekeerd in [naam] heeft zij een intense vriendschappelijke relatie met de verdachte gekregen. Zij zagen elkaar als hartsvriendinnen, zo blijkt uit hun beider verklaringen. Daarbij verkeerde de verdachte, evenals het slachtoffer, in een afhankelijke positie ten opzichte van E die het in [naam] voor het zeggen had. Er zijn geen aanwijzingen dat de verdachte het initiatief nam voor intimiteiten met het slachtoffer. Het heeft er daarentegen alle schijn van dat de verdachte onder invloed van E seksuele handelingen met en in het bijzijn van het slachtoffer heeft verricht. In die context bezien, en mede gelet op het feit dat het slachtoffer zich niet feitelijk verzette tegen deze seksuele handelingen zodat bij de verdachte de indruk kon ontstaan dat zij hieraan vrijwillig deelnam, kan de rechtbank niet uitsluiten dat de verdachte zich, toen de seksuele handelingen plaatsvonden, niet bewust was van het ontuchtige karakter van deze handelingen met misbruik van gezag.
Dat tussen de verdachte, E en het slachtoffer meermalen zou zijn besproken dat het slachtoffer dit niet naar buiten mocht brengen, maakt dit niet anders. Nu niet is komen vast te staan wanneer dit is besproken, kan dit niet bijdragen aan het bewijs dat ten tijde van het plegen van de seksuele handelingen bij de verdachte het opzet op het plegen van ontucht aanwezig was. Evenmin kan de wetenschap bij de verdachte dat E eerder vervolgd was voor het plegen van ontucht met cliënten, bijdragen aan het bewijs dat er bij de verdachte sprake was van (voorwaardelijk) opzet op het plegen van ontucht, nu deze eerdere vervolging in een vrijspraak was geëindigd.
Nu de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen acht dat er bij de verdachte sprake was van opzet op het plegen van ontucht, zoals ten laste is gelegd, dient vrijspraak te volgen.

5.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd het slachtoffer ter zake van het ten laste gelegde. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 20.000,00 aan immateriële schade.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat aan verdachte geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht evenmin toepassing heeft gevonden.
Omdat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

6.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

7.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden aan de zijde van verdachte begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. Snitker, voorzitter,
en mrs. V.M. de Winkel en F.J.W.M. van Dooren, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.C. Fraaij, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 februari 2018.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
zij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 september 2008 tot en met 31 december 2012 te Ridderkerk en/of Barendrecht en/of Moordrecht en/of Maarssen en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) terwijl zij en/of haar mededader (
E) toen werkzaam was/waren in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, ontucht heeft/hebben gepleegd met
het slachtoffer, die zich als patiënt en/of cliënt aan haar, verdachtes, en/of haar mededader's hulp en/of zorg had toevertrouwd,
immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader als therapeut en/of
hulpverlener in haar/hun relatie met
dat slachtoffer(meermalen) (telkens) ontuchtig
- de schaamstreek en/of borst(en) van
dat slachtofferbetast en/of
-
dat slachtofferde penis van
Elaten betasten en/of aftrekken en/of
likken en/of zoenen en/of
- gezogen en/of gelikt in/aan de borst(en)/tepel(s)/vagina/tussen de
schaamlippen van
dat slachtofferen/of
- ( een) vinger(s) in de vagina van
dat slachtoffergebracht en/of gehouden en/of
- een penis en/of tong in de mond van
dat slachtoffergebracht en/of gehouden;
art 47 van het Wetboek van Strafrecht
art 249 lid 2 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
Eop een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 september 2008 tot en met 31 december 2012 te Ridderkerk en/of Barendrecht en/of Moordrecht en/of Maarssen en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) terwijl
E, toen werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met
dat slachtoffer, die zich als patiënt en/of cliënt aan de hulp en/of zorg van
Ehad toevertrouwd,
bestaande die ontucht hierin dat die
E:
- de schaamstreek en/of borst(en) van
dat slachtofferheeft betast en/of
-
dat slachtofferzijn penis heeft laten betasten en/of aftrekken en/of likken
en/of zoenen en/of
- heeft gezogen en/of gelikt in/aan de borst(en)/tepel(s)/vagina/tussen de
schaamlippen van
dat slachtofferen/of
- een vinger in de vagina van
dat slachtofferheeft gebracht en/of gehouden en/of
- een penis en/of tong in de mond van
dat slachtofferheeft gebracht en/of
gehouden, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar (telkens) opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door (telkens)
-
dat slachtofferertoe aan te zetten ontucht te plegen met die
E(door)
tegen
dat slachtofferte zeggen dat:
* het plegen van ontuchtige handelingen met
Een
Hgenezend
zou zijn voor
dat slachtofferen/of
* haar probleem zo groot was dat zelfs God er niet bij kon en/of seks met
zijn drieën en bevrijdend bidden de oplossing zouden zijn en/of
* de reacties
dat slachtofferhad tijdens de ontuchtige handelingen kwamen door
trauma's van vroeger en zouden leiden tot genezing en/of
* seksualiteit voor haar, verdachte, genezend was geweest en
het slachtoffer
ook zou helpen en/of
*
Ehaar, verdachte, vanaf 1999 had gevraagd welk meisje zij,
verdachte,
Ezou gunnen en zij, verdachte, telkens de naam van
dat slachtoffer
had genoemd en/of
* grenzeloosheid en vrijheid en God hun genezing waren en/of (vervolgens)
aan
dat slachtofferte vragen met haar, verdachte, en
Enaar (een)
parenclub(s) te gaan, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- de penis van die
Ete betasten en/of in haar, verdachtes, mond en/of
vagina te brengen en/of houden in de aanwezigheid van
dat slachtofferen/of
- ( daarbij/vervolgens) de schaamstreek en/of vagina en/of borsten en/of tepels
van
dat slachtofferte betasten en/of likken en/of zoenen en/of een vinger in de
vagina van
dat slachtofferte brengen en/of houden terwijl die
Ede
schaamstreek en/of vagina en/of borsten en/of tepels van
dat slachtofferbetastte
en/of likte en/of zoende en/of een vinger in de vagina van
dat slachtofferbracht
en/of hield en/of voornoemde ontuchtige handelingen met
dat slachtoffer
verrichtte en/of
- met
Een
dat slachtoffernaar (een) parenclub(s) te gaan en/of
- toe te laten dat die
Emeermalen ontucht pleegde met
dat slachtofferen/of
- niet in te grijpen daar waar onmiddellijk ingrijpen noodzakelijk was en
aldus voornoemd seksueel misbruik mogelijk te maken dan wel voort te laten
duren.
art 48 van het Wetboek van Strafrecht
art 249 lid 2 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht