4.4Was de verdachte de schutter?
De officier van justitie heeft zich (samengevat), op basis van de camerabeelden en de bevindingen van de politie, op het standpunt gesteld dat het gedrag van de verdachte in het café, het voorwerp in zijn hand bij het verlaten van het café, de doorlaadbeweging die hij daarbij maakte, zijn positie ten opzichte van het slachtoffer op het moment van schieten en zijn gedrag daarna, onmiskenbaar de verdachte aanwijzen als de schutter. De verklaring van [naam getuige 3] ondersteunt die conclusie en het dossier bevat geen informatie die het alternatieve scenario van de verdediging, dat iemand anders de schutter is, ondersteunt, aldus de officier van justitie.
De rechtbank stelt vast dat op de beschikbare camerabeelden is te zien dat direct na de verdachte en [naam getuige 4] ook andere mannen uit de twee ruziënde groepen het café verlaten. Ook is te zien dat het buiten opnieuw tot een confrontatie komt en dat tijdens die confrontatie het schot valt. Op de beelden is niet te zien wie er heeft geschoten. Er zijn ook geen getuigen die hebben gezien dat de verdachte schoot. Zoals hiervoor al is overwogen heeft ook [naam getuige 3] , blijkens zijn verklaringen tegenover de politie, het daadwerkelijke schot (en hoe het wapen er uit zag) niet gezien. Hij heeft verder verklaard ook niet te hebben gezien dat de verdachte met het vuurwapen op het slachtoffer heeft gericht. Dit doet naar het oordeel van de rechtbank af aan zijn verklaring bij de politie en zijn latere verklaring tegenover de rechter-commissaris dat de verdachte de schutter was.
Daarbij is tevens nog van belang dat, anders dan de officier van justitie heeft betoogd, het dossier weldegelijk informatie bevat die het door de verdediging geschetste alternatieve scenario, dat iemand anders heeft geschoten, niet zonder meer onaannemelijk maakt. Immers, niet alleen de verdachte maar ook andere personen die in het café aanwezig waren, vertoonden opvallend gedrag. Zoals de officier van justitie ook zelf heeft betoogd, was er ten minste één andere persoon, naast de verdachte, die in het café een houding aannam die doet vermoeden dat hij een (vuur)wapen bij zich droeg, of die erop lijkt dat hij de indruk wilde wekken dat hij een vuurwapen bij zich droeg. Ook uit de verklaring van [naam getuige 3] over wat hij in het café heeft horen zeggen, lijkt te volgen dat meer personen ‘geladen’ waren met een vuurwapen. Daarom valt niet uit te sluiten dat die avond ook een andere persoon dan de verdachte een vuurwapen bij zich droeg. Bovendien behoorde de andere persoon die mogelijk ook een (vuur)wapen bij zich droeg tot de groep mannen die ruzie had met de groep mannen waarvan het latere slachtoffer deel uitmaakte.
Toen tijdens de vechtpartij het schot viel, bevond het merendeel van de personen die betrokken waren bij de ruzie in het café, inclusief de persoon die mogelijk ook een wapen bij zich droeg, zich op of in de nabijheid van de plaats van het delict. Welke persoon waar precies stond, valt niet goed te zien. Dat komt mede door de afstand, het gebrek aan licht, en een boom en een verkeersbord die (gedeeltelijk) het zicht op het schietincident blokkeren. Daarom is ook niet goed waar te nemen welke personen op het moment dat het schot valt in de buurt van het slachtoffer staan en wat hun positie was ten opzichte van het slachtoffer. Wel is waar te nemen dat het slachtoffer en de verdachte zich op deze plek (net naast de boom) bevonden op het moment van schieten. De verdachte heeft dit op de terechtzitting ook bevestigd. Zij waren daar op dat moment echter zeker niet alleen.
Het is, gelet op dit alles, op voorhand niet onaannemelijk dat op het moment van het schot ook andere personen met een vuurwapen in de buurt van het slachtoffer stonden, al dan niet uit het zicht van de camera (bijvoorbeeld net achter de boom). Alleen al daarom kan, anders dan door de officier van justitie betoogd, uit het silhouet en de positie van de verdachte ten opzichte van het slachtoffer, niet zonder meer worden afgeleid dat de verdachte heeft geschoten. Daarbij speelt mee dat er geen technisch bewijs in het dossier voorhanden is dat duidelijkheid geeft over de richting van het schot en de plek waar de schutter dan moet hebben gestaan. De lichtflits en de schaduw(en) op de camerabeelden geven daarvoor ook onvoldoende aanknopingspunten. Het vuurwapen waarmee is geschoten, is ook niet gevonden dus ook daarvan is geen technisch bewijs beschikbaar.
Dan is er tot slot nog de vraag of aan het gedrag van de verdachte ná het schot, in combinatie met de hierboven besproken feiten en omstandigheden, een doorslaggevende betekenis kan worden toegekend. [naam getuige 3] heeft verklaard dat hij de verdachte zag wegrennen in de richting van een geparkeerde auto, naar later bleek de auto van de verdachte. Uit zijn verklaring volgt echter ook dat de twee andere personen met wie de verdachte in het café sprak, en met wie hij het café heeft verlaten, ook wegrenden. De rechtbank heeft bij het bekijken van de beelden ook zelf waargenomen dat de verdachte met een versnelde pas van het plaats delict wegloopt, maar ook dat diverse andere personen van die plek wegrenden. De wijze waarop de verdachte zich na het schot verwijdert van de plaats delict is weliswaar opvallend, en wijkt af van de wijze waarop de andere personen wegrennen, maar is, gelet op hetgeen hierboven is besproken, onvoldoende om buiten redelijke twijfel aan te nemen dat de verdachte de schutter is geweest.