ECLI:NL:RBROT:2018:1423

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 februari 2018
Publicatiedatum
23 februari 2018
Zaaknummer
10/811226-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling medewerker zorgboerderij voor zedenmisdrijven tegen minderjarigen

Op 15 februari 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een medewerker van een zorgboerderij, die werd beschuldigd van zedenmisdrijven tegen minderjarigen. De verdachte, geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte], werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. B.C. Swier. Tijdens de zitting op 1 februari 2018 werd het bewijs tegen de verdachte besproken, waarbij de verklaringen van de slachtoffers en getuigen centraal stonden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich gedurende een periode van anderhalf jaar schuldig had gemaakt aan ontuchtige handelingen met een minderjarig meisje, dat aan zijn zorg was toevertrouwd. De seksuele toenaderingen begonnen toen het slachtoffer 11 jaar oud was. De rechtbank achtte de verklaringen van het slachtoffer en getuigen voldoende betrouwbaar om tot een bewezenverklaring te komen. De verdachte ontkende de seksuele handelingen, maar de rechtbank concludeerde dat zijn gedrag grensoverschrijdend was en dat hij misbruik had gemaakt van zijn positie op de zorgboerderij. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden waaronder ambulante behandeling en een contactverbod met het slachtoffer. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 7.500 aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/811226-16
Datum uitspraak: 15 februari 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. B.C. Swier, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 1 februari 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.L.M. Kuiper heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
o zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering;
o zich onder ambulante behandeling zedendelinquenten zal laten stellen bij het Dok en/of de Waag;
o zich zal houden aan een contactverbod met [naam slachtoffer 1] en haar ouders;
o geen werkzaamheden zal verrichten waarbij hij contact heeft met niet door ouders, verzorgers of andere volwassenen begeleide personen die de leeftijd van 16 jaren nog niet hebben bereikt;
- dadelijke uitvoerbaarheid van de voornoemde bijzondere voorwaarden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijsoverweging feiten 1 en 2
4.1.1.
Standpunt verdediging
Bepleit is dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 tenlastegelegde. Daartoe is onder meer aangevoerd dat de verklaringen van [naam slachtoffer 1] (hierna: aangeefster) onvoldoende consistent en dus onvoldoende betrouwbaar zijn om in beslissende mate te kunnen bijdragen aan een bewezenverklaring. Daarnaast kunnen de verklaringen van de getuigen geen steunbewijs opleveren, waarbij in het bijzonder wordt gewezen op de onbetrouwbaarheid van de getuige [naam getuige 1]
4.1.2.
Beoordeling
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank allereerst vast dat de verdachte grenzen heeft overschreden met zijn gedrag richting minderjarigen en stagiaires, op de zorgboerderij ‘ [naam zorgboerderij] ’. Uit de verklaringen van onder andere de getuigen [naam getuige 1] , [naam getuige 2] en [naam getuige 3] is gebleken dat de verdachte te close en te amicaal met de meisjes om ging. Zo raakte hij de meisjes aan en andersom, zaten ze bij hem op schoot en gaf hij hen een klap op de billen. Bij de politie heeft ook verdachte verklaard dat hij amicaal in de omgang is.
Aangeefster heeft verklaard dat zij gedurende twee jaar bijna dagelijks met verdachte om is gegaan en hem heeft geholpen bij diverse activiteiten op en rondom de zorgboerderij. Zij waren regelmatig met zijn tweeën en zij waren ook regelmatig samen op pad, bijvoorbeeld naar een paardenmarkt. Geleidelijk ging de vriendschappelijke relatie met aanrakingen en knuffels over in een seksuele relatie. De seksuele handelingen begonnen met tongzoenen en betasten, maar enkele maanden later vonden er ook andere handelingen plaats, te weten pijpen, vingeren en aftrekken.
De verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting erkend dat hij bijna dagelijks samen was met aangeefster en dat zij veel met zijn tweeën zijn geweest. Ook heeft de verdachte erkend dat hij met aangeefster samen was op de plekken waarover zij heeft verklaard dat daar seksuele handelingen zijn verricht. Hij ontkent echter dat er seksuele handelingen hebben plaatsgevonden.
De vraag die aan de rechtbank voorligt, is of de verklaringen van aangeefster voldoende betrouwbaar kunnen worden geacht om voor het bewijs te worden gebruikt.
De rechtbank constateert dat er inconsistenties zitten in de verklaringen van aangeefster bij de politie en bij de rechter-commissaris. Daarnaast hebben vele verhalen de ronde gedaan, waarvan de betrouwbaarheid niet is vast te stellen. Dit betekent naar het oordeel van de rechtbank niet dat de verklaringen van aangeefster als onbetrouwbaar moeten worden aangemerkt. Vast staat- zoals hiervoor al aangegeven- dat verdachte zeer amicaal met aangeefster om ging en vele malen alleen met haar is geweest. De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van aangeefster bij de politie over de seksuele handelingen die zij heeft moeten verrichten c.q. ondergaan op grote lijnen en op belangrijke punten overeenkomen. Zij is voldoende duidelijk over de seksuele handelingen door de verdachte zoals die ten laste zijn gelegd. De rechtbank acht haar verklaring dan ook betrouwbaar en geloofwaardig.
De verklaringen van aangeefster vinden voorts steun in getuigenverklaringen. De getuige [naam getuige 1] heeft gezien dat verdachte en aangeefster meerdere malen hebben gezoend en heeft hen samen in een schuur op de kinderboerderij gezien, terwijl het geslachtsdeel van verdachte uit zijn broek hing. Daarnaast bevindt zich in het dossier een verklaring van de getuige [naam getuige 4] . Zij heeft verklaard dat ze vanaf haar 15e of 16e jaar een seksuele relatie heeft gehad met de verdachte. [naam getuige 4] heeft verklaard dat ze verdachte hielp met de verzorging van de paarden en dat het contact tussen hen steeds intiemer werd. Het contact is begonnen met aanrakingen, en enkele maanden later vond er seks plaats. Dit gebeurde meermalen op verschillende plekken zoals op de zorgboerderij of bij de verdachte thuis. De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de geloofwaardigheid van de door deze getuigen afgelegde verklaringen. Hierbij wordt betrokken dat de getuige [naam getuige 1] heeft uitgelegd waarom hij het niet veel eerder heeft gemeld en dat aangeefster niet kan verklaren wat de getuige [naam getuige 1] wel of niet heeft gezien. Tevens bevinden zich in het dossier tapgesprekken met seksueel getinte berichten tussen de verdachte en de getuige [naam getuige 5] . Hoewel [naam getuige 5] ten tijde van de berichtwisseling meerderjarig was, was zij toendertijd wel een stagiaire op de zorgboerderij. Hieruit blijkt evenwel dat verdachtes eigen verklaring dat hij misschien alleen te amicaal is geweest richting aangeefster onjuist is, in die zin dat hieruit blijkt verdachte in staat is om naar jonge meisjes toe grensoverschrijdend seksueel gedrag te vertonen.
Aan de verdachte was, als beheerder van de boerderij, feitelijk de zorg toevertrouwd over de minderjarigen, waaronder aangeefster, die zich op de boerderij bevonden.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank – anders dan de verdediging- van oordeel dat de verklaringen van aangeefster en van de overige getuigen voldoende betrouwbaar zijn om voor het bewijs te worden gebezigd.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij
op tijdstippen in de periode van 1 februari 2013 tot en met 31 augustus 2014
te Barendrecht en/of te 's-Gravendeel, gemeente Binnenmaas en/of te
Nieuwe-Tonge, gemeente Goeree-Overflakkee en/of te Breda en/of Monster,
gemeente Westland, althans (telkens) in Nederland,
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien had
bereikt, te weten met [naam slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2000), buiten echt
ontuchtige handelingen heeft gepleegd die bestonden uit of mede bestonden uit
het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het
- brengen en/of houden van zijn, verdachtes, vinger in de vagina en/of tussen
de schaamlippen van die [naam slachtoffer 1] en
- brengen en/of houden van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [naam slachtoffer 1]
en
- laten betasten en/of aftrekken van, zijn, verdachtes, penis.
2.
hij
op tijdstippen in de periode van 1
september2012 tot en met 31 augustus 2014
te Barendrecht en/of te 's-Gravendeel, gemeente Binnenmaas en/of te
Nieuwe-Tonge, gemeente Goeree-Overflakkee en/of te Breda en/of Monster,
gemeente Westland, althans (telkens) in Nederland,
met iemand die de leeftijd van 16 jaren nog niet had bereikt en met iemand
die aan zijn zorg was toevertrouwd, te weten met [naam slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum slachtoffer]
2000), ontucht heeft gepleegd, namelijk het
- betasten van de borsten en/of billen van die [naam slachtoffer 1] en
- tongzoenen van die [naam slachtoffer 1] .
3.
hij
op tijdstippen in de periode van 1 september 2007 tot en met 1 november 2009
te Barendrecht en/of te 's-Gravendeel, gemeente Binnenmaas, althans in
Nederland,
door feitelijkheden iemand, te weten [naam slachtoffer 2] , heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), namelijk het
- betasten van de borsten en
- zoenen op de mond en
- wrijven over en/of knijpen in het (boven)been en/of de billen
feitelijkheden hebben bestaan uit
het meermalen, althans eenmaal (telkens) onverhoeds vastpakken en/of
onverhoeds benaderen van die [naam slachtoffer 2] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
2.
ontucht plegen met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige;
3.
feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft gedurende een periode van anderhalf jaar steeds verdergaande ontuchtige handelingen, waaronder het seksueel binnendringen van het lichaam, gepleegd bij een minderjarig meisje onder de 16 jaar dat aan zijn zorg was toevertrouwd. De seksuele toenaderingen van verdachte begonnen toen het slachtoffer 11 jaar was. Verdachte was beheerder van de zorgboerderij ‘ [naam zorgboerderij] ’ waar het slachtoffer haar eigen paard had gestald. Het slachtoffer hielp verdachte daarnaast met dagelijkse bezigheden op de boerderij, waardoor ze elkaar bijna dagelijks zagen en de ontuchtige handelingen veelvuldig hebben plaatsgevonden.
Daarnaast heeft de verdachte een ander minderjarig meisje meermalen aangerand door haar onverwachts op haar billen te slaan, de borsten te betasten en op haar mond te zoenen.
Door zijn handelen heeft verdachte gedurende enkele jaren regelmatig ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Het is volstrekt onbegrijpelijk en verwerpelijk dat de verdachte zich zo door zijn lustgevoelens heeft laten meeslepen ten koste van kwetsbare slachtoffers waarop hij behalve fysiek ook psychisch overwicht had vanwege zijn positie op de boerderij en zijn leeftijd. De rechtbank neemt dit de verdachte kwalijk. Op jeugdige leeftijd moeten kinderen in hun eigen tempo leren omgaan met hun zich ontwikkelende seksualiteit. Daarbij moeten zij beschermd worden tegen personen die volwassen zijn. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van seksueel misbruik nog lange tijd ernstige nadelige psychische gevolgen van het misbruik kunnen ondervinden en zeker in de meer ernstige gevallen, heel veel nazorg en hulp behoeven. Uit de ter terechtzitting voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaringen is naar voren gekomen dat de feiten een grote impact hebben gehad op de slachtoffers en hun omgeving. Ook buiten de kring van familie en bekenden veroorzaken feiten als deze in de samenleving sterke gevoelens van onbegrip en woede.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 19 januari 2018, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 17 oktober 2016. Dit rapport houdt het volgende in.
“De heer [naam verdachte] is niet gewend om hulp in welke vorm dan ook te vragen. Hem is vanwege zijn huidige situatie aangeraden om ondersteuning via de huisarts te vragen. Omdat de heer [naam verdachte] de tenlastelegging ontkent en vanuit deze situatie geen hulp accepteert zal de reclassering hem ook niet aanmelden voor ondersteuning.”
Psycholoog drs. R. Zwaan heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 30 augustus 2016. Dit rapport houdt het volgende in.
“Er is bij onderzochte sprake van een ernstig vitaal depressief toestandsbeeld dat
cognitief disfunctioneren tot gevolg heeft; onderzochte lijdt op dit moment aan
aandachts- en concentratiestoornissen en een aanzienlijk vertraagde
psychomotoriek. Volgens de ten laste legging zou het ten laste gelegde zich over een periode van meerdere jaren hebben uitgestrekt. Over de geestesgesteldheid van onderzochte gedurende deze periode bestaat geen enkele informatie en mede gezien het feit dat onderzochte het ten laste gelegde ontkent kan hierover geen uitspraak worden gedaan.”
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Ondanks het advies van de reclassering acht de officier van justitie begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk. De rechtbank acht dat ook noodzakelijk en zal daarom een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. De door de officier van justitie gevorderde bijzondere voorwaarde dat de verdachte geen werkzaamheden mag verrichten met niet begeleide kinderen tot 16 jaar zal de rechtbank niet opleggen, gelet op de omstandigheid dat deze voorwaarde nauwelijks te controleren is. Het voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zullen de op te leggen bijzondere voorwaarden, dadelijk uitvoerbaar worden verklaard. Daarbij acht de rechtbank van belang dat de verdachte vaker seksuele of seksueel getinte contacten heeft gehad met meisjes die aan zijn zorg zijn toevertrouwd, hij weinig inzicht geeft in zijn gedrag en niet intrinsiek gemotiveerd is om een behandeling te ondergaan.
Alles afwegend acht de rechtbank, conform de eis van de officier van justitie, een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 20.000 aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen tot een bedrag van € 10.000 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering dient voor het overige niet-ontvankelijk te worden verklaard.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft primair verzocht om de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren gelet op de bepleitte vrijspraak. Subsidiair heeft de verdediging verzocht het bedrag te matigen conform de eis van de officier van justitie.
8.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Voor het bepalen van de hoogte van het bedrag aan immateriële schade heeft de rechtbank gekeken naar bedragen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 7.500. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 15 februari 2018.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen en voor het overige niet-ontvankelijk wordt verklaard, bepaalt de rechtbank dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 7.500, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 februari 2018. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 57, 245, 246 en 249 Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op
2 (twee) jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling zedendelinquenten stellen bij het Dok en/of de Waag, of een soortgelijke forensische instelling, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering in overleg met die instelling verantwoord vindt;
3. de veroordeelde zal op geen enkele wijze – direct of indirect– contact opnemen, zoeken of hebben met [naam slachtoffer 1] , geboren [geboortedatum slachtoffer] 2000;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam benadeelde], te betalen een bedrag van
€ 7.500 (zegge: zevenduizendvijfhonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 15 februari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij
[naam benadeelde]te betalen
€ 7.500(hoofdsom,
zegge: zevenduizendvijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 februari 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 7.500 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
72 (tweeënzeventig) dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.A. Kalk, voorzitter,
en mrs. V.M. de Winkel en J. Fransen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.E.G. Busemeijer genaamd Lagemann, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 februari 2018.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij
op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van
1 februari 2013 tot en met 31 augustus 2014
te Barendrecht en/of te 's-Gravendeel, gemeente Binnenmaas en/of te
Nieuwe-Tonge, gemeente Goeree-Overflakkee en/of te Breda en/of Monster,
gemeente Westland, althans (telkens) in Nederland,
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien had
bereikt, te weten met [naam slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2000), buiten echt
ontuchtige handelingen heeft gepleegd die bestonden uit of mede bestonden uit
het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het
- brengen en/of houden van zijn, verdachtes, vinger in de vagina en/of tussen
de schaamlippen van die [naam slachtoffer 1] en/of
- brengen en/of houden van zijn, verdachtes, tong in de vagina en/of tussen de
schaamlippen van die [naam slachtoffer 1] en/of
- brengen en/of houden van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [naam slachtoffer 1]
en/of
- laten betasten en/of aftrekken van, zijn, verdachtes, penis;
art 245 Wetboek van Strafrecht
2.
hij
op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van
1 juni 2012 tot en met 31 augustus 2014
te Barendrecht en/of te 's-Gravendeel, gemeente Binnenmaas en/of te
Nieuwe-Tonge, gemeente Goeree-Overflakkee en/of te Breda en/of Monster,
gemeente Westland, althans (telkens) in Nederland,
met iemand die de leeftijd van 16 jaren nog niet had bereikt en/of met iemand
die aan zijn zorg was toevertrouwd, te weten met [naam slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum slachtoffer]
2000), ontucht heeft gepleegd, namelijk het
- betasten van de borsten en/of billen van die [naam slachtoffer 1] en/of
- tongzoenen van die [naam slachtoffer 1] en/of
- al dan niet over de kleding door die [naam slachtoffer 1] laten betasten van zijn,
verdachtes, penis;
art 249 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij
op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van
1 september 2007 tot en met 1 november 2009
te Barendrecht en/of te 's-Gravendeel, gemeente Binnenmaas, althans in
Nederland,
door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met
geweld en/of door bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te
weten [naam slachtoffer 2] , heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer
ontuchtige handeling(en), namelijk het
- betasten van en/of knijpen in de borst(en) en/of
- zoenen op de mond en/of
- wrijven over en/of knijpen in het {boven)been en/of de billen en/of
- duwen/drukken van zijn geslachtsdeel tegen het achterwerk/de bil(len) van
die [naam slachtoffer 2] ,
het geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld
en/of de bedreiging met andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit
het meermalen, althans eenmaal (telkens) onverhoeds vastpakken en/of
onverhoeds benaderen van die [naam slachtoffer 2] ;
art 246 Wetboek van Strafrecht