ECLI:NL:RBROT:2018:1417
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Waardering van een appartement in het kader van de Wet WOZ met betrekking tot de keuken als onderdeel van de onroerende zaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 februari 2018 uitspraak gedaan in een geschil over de waardering van een appartement voor de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De heffingsambtenaar van de gemeente Capelle aan den IJssel had de waarde van het appartement vastgesteld op € 202.000,- voor het belastingjaar 2017. Eiser, de eigenaar van het appartement, was het niet eens met deze waardering en stelde dat de waarde € 192.000,- zou moeten zijn. Het geschil concentreerde zich met name rond de vraag of de keuken als onderdeel van het appartement moest worden meegenomen in de waardering.
De rechtbank oordeelde dat de keuken, op basis van de verkeersopvatting, een integraal onderdeel van het appartement is. Dit betekent dat de keuken, net als andere onderdelen van het appartement, moet worden meegenomen in de waardering. De rechtbank verwees naar relevante artikelen uit het Burgerlijk Wetboek die de definitie van onroerende en roerende zaken verduidelijken. De rechtbank concludeerde dat de waarde van het appartement niet te hoog was vastgesteld door de heffingsambtenaar, mede op basis van een taxatierapport dat door de gemachtigde van de verweerder was overgelegd.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.