ECLI:NL:RBROT:2018:1389

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 februari 2018
Publicatiedatum
22 februari 2018
Zaaknummer
10/702116-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Taakstraf voor betrokkenheid bij ernstige mishandeling met vrijspraak van poging doodslag en poging zware mishandeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 februari 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die betrokken was bij ernstige mishandeling van het slachtoffer [slachtoffer W]. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling, omdat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte daadwerkelijk betrokken was bij het schoppen van het slachtoffer terwijl deze op de grond lag. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel schuldig was aan mishandeling, waarvoor een taakstraf van 90 uren werd opgelegd. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die onder andere lijdt aan een borderline persoonlijkheidsstoornis en PTSS. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet eerder voor een gewelddadig delict was veroordeeld en dat zij in een kwetsbare positie verkeerde, wat invloed had op haar gedrag. De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer W] tot schadevergoeding werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van € 1.165,33, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de vordering van [slachtoffer G] niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen straf of maatregel werd opgelegd aan de verdachte voor het eerste feit. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, evenals de rol van groepsdruk en psychische kwetsbaarheid van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/702116-16
Datum uitspraak: 23 februari 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres],
raadsman mr. L.A. Nooijen, advocaat te 's-Gravenhage.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 18 november 2016, 8 februari 2017, 21 april 2017, 25 september 2017, 13 december 2017, en van 22, 23, 24 en 25 januari 2018. Het onderzoek is gesloten op 23 februari 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officieren van justitie mr. M. van den Berg en mr. M. Luijpen (hierna: de officier van justitie) hebben gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 100 uren, bij niet naar behoren verrichten te vervangen door 50 dagen hechtenis;
  • oplegging van een schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van [slachtoffer W]
.

4.Inleiding

Het onderzoek dat geleid heeft tot de dagvaarding van de verdachte staat bekend als megazaak Manezee. Uit dat onderzoek zijn meerdere zaaksdossiers voortgekomen. Aan deze verdachte worden in de dagvaarding meerdere strafbare feiten verweten, die zijn ontleend aan twee van die zaaksdossiers, de zaken Sommelsdijk en Oude Tonge.

5.Waardering van het bewijs

Vrijspraak
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
De rechtbank is, evenals de verdediging, van oordeel dat het bewijs ontbreekt dat de verdachte [slachtoffer W] heeft geschopt en/of getrapt, terwijl die [slachtoffer W] op de grond lag. Er zijn ook onvoldoende aanwijzingen dat de verdachte, zonder zelf te hebben geschopt of getrapt, zo bij dit geweld was betrokken dat zij als medepleger kan worden aangemerkt. De verdachte zal daarom ook worden vrijgesproken van feit 2 (poging doodslag / poging zware mishandeling).
Bewezenverklaring
Het onder 3 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
(zaak Oude Tonge)
zij
op een of meer tijdstip(pen) gelegenin
of omstreeksde periode van 25 juni
tot en met 26 juni 2016
te Oude-Tonge, gemeente Goeree-Overflakkee,
tezamen en in vereniging met
een of meeranderen
, althans alleen
[slachtoffer W] meermalen
, althans eenmaal, (telkens)heeft mishandeld door
- hem
op/tegen het lichaam te schoppen en/of te trappen en
/ofte slaan
en/of
te stompen,en
/of
- hem op/tegen het lichaam te taseren, en
/of
-
(een pluk
)haren uit het hoofd te trekken
/te rukken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

6.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplegen van mishandeling, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Standpunt verdediging
De verdediging heeft een beroep gedaan op psychische overmacht.
De verdachte werd blootgesteld aan een externe druk waaraan zij redelijkerwijs geen weerstand kon bieden en ook niet hoefde te bieden. Zij werd in de woning van [medeverdachte E] geconfronteerd met het verhaal van [slachtoffer W], kort gezegd inhoudend dat hij seksuele gevoelens zou hebben voor jonge meisjes. Haar grote liefde, [medeverdachte B], was degene die haar al het ‘bewijs’ daarvoor vertelde en liet zien. [medeverdachte B] zei vervolgens tegen de verdachte: “Hoe voel jij je daarbij, uit het maar op hem”. De kwetsbare persoonlijkheid van de verdachte moet volgens de verdediging betrokken worden bij de beantwoording van de vraag of de verdachte redelijkerwijs weerstand kon bieden aan de druk die zo op haar werd uitgeoefend. De verdachte is zelf op jonge leeftijd slachtoffer geworden van seksueel misbruik. Zij heeft de traumatische gebeurtenissen uit haar jeugd niet verwerkt, functioneert op een cognitief laag niveau en heeft onder meer een PTSS- en een borderline stoornis. De verdediging concludeert dat de verdachte daarom niet strafbaar is en moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Beoordeling
De rechtbank verwerpt het beroep op psychische overmacht.
De verdachte is met name door [medeverdachte B] uitgelokt tot het (mede)plegen van geweldshandelingen tegen [slachtoffer W]. De rechtbank vindt echter niet aannemelijk dat de externe druk die op de verdachte is uitgeoefend dusdanig groot was dat zij daar in redelijkheid geen weerstand aan kon bieden. Dat geldt ook wanneer haar kwetsbare psychische conditie in die afweging wordt meegenomen.
Uit niets blijkt dat de verdachte door [medeverdachte B] werd gedwongen om [slachtoffer W] te mishandelen. Daarbij komt dat de verdachte door [medeverdachte B] vooraf is gebeld, is opgehaald en naar de woning van [medeverdachte E] is gebracht, waar de mishandelingen van [slachtoffer W] hebben plaatsgevonden. Volgens de verklaring van [slachtoffer W] kwam de verdachte al boos en scheldend binnen. Een onverwachte confrontatie was er dan ook niet. De verdachte had ervoor kunnen kiezen niet mee te gaan en geen klappen uit te delen. Dat het handelen van de verdachte door haar psychische stoornissen werd beïnvloed, leidt niet tot een geslaagd beroep op psychische overmacht, maar zal wel een rol spelen bij het bepalen van de mate van toerekeningsvatbaarheid.
Conclusie
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straf

Ernst van de feiten
Het [slachtoffer W] is in de woning van [medeverdachte E] gedurende meerdere uren door een groep daders ernstig mishandeld, vernederd en bedreigd. [slachtoffer W] is onder meer geschopt, geslagen, met een stroomstootwapen bewerkt en er zijn plukken haar uit zijn hoofd getrokken.
Daarna moest het slachtoffer dansen op het nummer “I want to break free”. Van de mishandelingen en vernederingen zijn filmpjes gemaakt, die (door de medeverdachten) werden gedeeld. De gevolgen voor het slachtoffer zijn enorm, zo blijkt uit het dossier, uit de slachtofferverklaring en uit de toelichting bij de vordering die het slachtoffer als benadeelde partij heeft ingediend.
De verdachte heeft een actieve en kwalijke rol gespeeld bij de mishandelingen van een kwetsbaar slachtoffer, dat zich tegen de overmacht aan geweldplegers niet kon verdedigen. Zij heeft het slachtoffer geslagen, geschopt en
getaserd.
Haar bijdrage aan het geweld was misschien kleiner, maar maakte wel indruk op het slachtoffer. Dat blijkt ook wel uit de verklaring van het slachtoffer, die op de vraag “Wie heeft het meest gedaan?” antwoordt: “[naam]”
(de rechtbank begrijpt: [medeverdachte D]),[naam] (
de rechtbank begrijpt [medeverdachte B]), die meid
(de rechtbank begrijpt verdachte)en [naam]
(de rechtbank begrijpt [medeverdachte E]).
Motief
Als motief voor de mishandelingen is genoemd dat het slachtoffer een “pedo” zou zijn. Vooral de verdachte heeft zich daardoor laten leiden. Het slachtoffer zou kinderpornografische foto’s op zijn telefoon hebben gehad, die dat zouden moeten bewijzen. Het slachtoffer werd vervolgens met geweld gedwongen tot een ‘bekentenis’. Volgens politiedeskundigen betroffen de afbeeldingen op de telefoon van het slachtoffer geen kinderporno. Wat hier ook van zij: het is natuurlijk volstrekt onaanvaardbaar dat de verdachten voor eigen rechter gingen spelen. Het lijkt er bovendien op, dat de verdachten elkaar hebben opgehitst in een dynamiek die trekken heeft van een groepspsychose.
Persoonlijke omstandigheden
De verdachte is niet eerder veroordeeld voor een gewelddadig delict. De verdachte is zelf op jonge leeftijd slachtoffer geworden van seksueel misbruik. Dit heeft zijn weerslag gehad op haar psychische ontwikkeling. De verdachte had op het moment dat het feit werd gepleegd een relatie met [medeverdachte B].
De verdachte is onderzocht door psycholoog R. Bullens. De psycholoog heeft vastgesteld dat bij de verdachte sprake is van verschillende stoornissen. Het ging ten tijde van het ten laste gelegde onder meer om een borderline persoonlijkheidsstoornis, een posttraumatische stressstoornis en stoornissen in cannabis- en cocaïnegebruik. De verdachte is mogelijk zwakbegaafd en hanteert inadequate copingstrategieën.
De hiervoor omschreven stoornissen hebben een doorwerking gehad in het ten laste gelegde. Vanuit een instabiel zelfbeeld, horend bij de borderline persoonlijkheidsstoornis, lijkt zij zich in relaties te kunnen verliezen en te laten meeslepen in geweld, drugsgebruik en ander roekeloos gedrag.
De psycholoog adviseert om het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen aan de verdachte. De rechtbank neemt deze conclusie over en zal het feit in verminderde mate toerekenen aan de verdachte.
De reclassering heeft in haar rapport van 5 oktober 2017 vermeld dat de verdachte na haar aanhouding een intensief en langdurig klinisch hulpverleningstraject is ingegaan. In april 2017 is dit omgezet in een intensief ambulant hulpverleningstraject. Zij krijgt ook praktische woonbegeleiding. De verdachte stelt zich zowel in dit hulpverleningstraject als in de reclasseringscontacten meewerkend op. Haar angstklachten maken het voor de verdachte lastig om naar het reclasseringskantoor te komen.
De reclassering benoemt het kwetsbare beeld van de verdachte, haar angstklachten en haar vatbaarheid voor invloeden van buitenaf als risicofactoren in het kader van het uitvoeren van een werkstraf. De reclassering adviseert aan de verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, waarbij geen bijzondere voorwaarden worden geadviseerd.
Strafmaat
De officier van justitie heeft een taakstraf van 100 uren geëist.
Het bewezen verklaarde feit rechtvaardigt zonder meer een forse taakstraf, ook wanneer rekening wordt gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid en de persoon van de verdachte. Zeker nu de verdachte baat lijkt te hebben bij haar behandelingen, acht de rechtbank de verdachte ook in staat tot het uitvoeren van een taakstraf. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat de reclassering bij de uitvoering van de taakstraf rekening kan houden met de situatie van de verdachte. Omdat de rechtbank minder bewezen acht dan de officier van justitie, zal de rechtbank de taakstraf wel iets matigen.
Conclusie
De rechtbank legt aan de verdachte een taakstraf op van 90 uren met aftrek van voorarrest.

9.Vorderingen benadeelde partijen / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd [slachtoffer G] en [slachtoffer W], ter zake van de aan de verdachte ten laste gelegde feiten. De benadeelde partijen vorderen ieder voor zich een vergoeding van materiële schade en een vergoeding van immateriële schade.
Vordering [slachtoffer G]
Overeenkomstig het standpunt van de officieren van justitie en de verdediging zal de benadeelde partij [slachtoffer G] niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering, nu aan de verdachte ten aanzien van feit 1 geen straf of maatregel wordt opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen toepassing vindt. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
In deze procedure wordt over de door de benadeelde partij [slachtoffer G] gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.
Vordering [slachtoffer W]
Standpunt officier van justitie
De officieren van justitie hebben ten aanzien van [slachtoffer W] geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering tot vergoeding van de materiële schade en tot toewijzing van de vordering tot vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 3.000,- waarbij rekening is gehouden met het geringere aandeel van de verdachte in de tegen de benadeelde partij gepleegde feiten.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft bepleit de benadeelde partij [slachtoffer W] niet ontvankelijk te verklaren, dan wel de vordering geheel af te wijzen, gelet op de door hem gevoerde bewijs- en strafbaarheidsverweren.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 3 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de vordering tot een bedrag van € € 661,35 genoegzaam is onderbouwd, zal een kwart van dit deel van de vordering worden toegewezen. Dit is een bedrag van 165,33. Hierbij is rekening gehouden met het aantal mededaders dat eveneens aansprakelijk is voor de aan de benadeelde partij toegebrachte schade.
Het deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op de schadeposten ‘zilveren ketting’, ‘zilveren oorpiercing’, ‘geld’ en ‘telefoon’ is naar het oordeel van de rechtbank niet aan te merken als rechtstreekse schade door een van de bewezen verklaarde feiten. De benadeelde partij zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 3 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal, gelet op het aandeel van de verdachte bij dit feit, naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 1.000,- zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. Ook dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 26 juni 2016.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [slachtoffer W] een schadevergoeding betalen van
€ 1.165,33. Dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente.
Tevens wordt telkens de schadevergoedingsmaatregel, bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, opgelegd.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 47 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 90 (negentig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
88 (achtentachtig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
44 dagen;
ten aanzien van feit 1
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer G] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
ten aanzien van feit 3
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer W] te betalen een bedrag van
€ 1.165,33 (zegge: duizendhonderdvijfenzestig euro en drieëndertig cent), bestaande uit € 165,33 aan vergoeding voor materiële schade en € 1.000,- aan vergoeding voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 26 juni 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering en bepaalt dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer W] te betalen
€ 1.165,33 (zegge: duizendhonderdvijfenzestig euro en drieëndertig cent),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 juni 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 1.165,33 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
21 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.M. Havik, voorzitter,
en mrs. I.W.M. Laurijssens en J. Bergen, rechters,
in tegenwoordigheid van D.J. Boogert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1. zaak Sommelsdijk)
zij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 01 juli
2016 tot en met 06 augustus 2016
te Sommelsdijk, gemeente Goeree-Overflakkee, en/of te 's-Gravenhage, althans
in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[slachtoffer G] meerdere malen, althans eenmaal, (telkens) heeft mishandeld door:
- hem (met een ketting, althans een hard voorwerp) op zijn rug, ieder geval
op/tegen het lichaam, te slaan, en/of
- hem te schoppen en/of te trappen op/tegen het lichaam, en/of
- hem te dwingen (dieren)ontlasting te eten, en/of
- ( met kracht) aan zijn (hoofd)haar te rukken/te trekken;
2. ( zaak Oude Tonge)
zij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 25 juni
tot en met 26 juni 2016
te Oude-Tonge, gemeente Goeree-Overflakkee,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon
genaamd [slachtoffer W] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet
die op de grond liggende [slachtoffer W] meermalen, althans eenmaal, (telkens) tegen/op
het hoofd en/of het lichaam heeft geschopt en/of getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3. ( zaak Oude Tonge)
zij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 25 juni
tot en met 26 juni 2016
te Oude-Tonge, gemeente Goeree-Overflakkee,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
W. [slachtoffer W] meermalen, althans eenmaal, (telkens) heeft mishandeld door
- hem op/tegen het lichaam te schoppen en/of te trappen en/of te slaan en/of
te stompen, en/of
- hem op/tegen het lichaam te taseren, en/of
- ( een pluk) haren uit het hoofd te trekken/te rukken.Bijlage II