ECLI:NL:RBROT:2018:1374

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 februari 2018
Publicatiedatum
22 februari 2018
Zaaknummer
10/965101-14
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in de zaak tegen een voormalig medewerker van een auto-importeur wegens actieve ambtelijke omkoping

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 februari 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een voormalig medewerker van Pon's Automobielhandel B.V. (PAH), die werd beschuldigd van actieve ambtelijke omkoping. De verdachte, die werkzaam was als sales manager en later als key accountmanager, werd verweten ambtenaren van politie en Defensie te hebben omgekocht door hen niet-zakelijke kortingen en andere voordelen te bieden bij de aankoop van voertuigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het geven van niet-zakelijke kortingen aan ambtenaren in de periode van 1 juli 2005 tot en met 31 december 2011. De officier van justitie had gevorderd om de verdachte te veroordelen tot een taakstraf van 80 uur, maar de rechtbank heeft uiteindelijk een taakstraf van 40 uur opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich bewust had gewijd aan het onderhouden van relaties met ambtenaren, wat leidde tot een voorkeursbehandeling voor zijn werkgever. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele onderdelen van de tenlastelegging, maar heeft bewezen verklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het geven van niet-zakelijke kortingen aan twee ambtenaren. De rechtbank heeft bij de strafmaat rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de lange duur van de procedure.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/965101-14
Datum uitspraak: 22 februari 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres: [adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. A.H. Westendorp, advocaat te ‘s-Gravenhage alsmede (in verband met het tussentijds overlijden van mr. Westendorp) diens kantoorgenote mr. J. Bekooij.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 5 en 19 december 2017 en 9, 10 en 16 januari 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. P. van de Kerkhof heeft gevorderd:
  • vrijspraak van de onder d) ten laste gelegde omkoping van de ambtenaar [naam medeverdachte 1] ;
  • bewezenverklaring van het overige onder a), b), c) en e) ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 80 uur subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis.

4.Ontvankelijkheid officier van justitie

4.1.
Verjaring
4.1.1
Standpunt verdediging
Het vervolgingsrecht ten aanzien van artikel 177a van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) vervalt na zes jaren. De verjaringstermijn is op 13 april 2013 gestuit, met de inval bij Pon’s Automobielhandel B.V. (hierna: PAH), de toenmalige werkgever van de verdachte. De feiten die hebben plaatsgevonden vóór 13 april 2007 zijn verjaard. De officier van justitie is daarom niet-ontvankelijk in de vervolging voor de tenlastegelegde periode van 1 juli 2005 tot en met 12 april 2007, voor zover dat de overtreding van artikel 177a Sr betreft.
4.1.2
Standpunt officier van justitie
Het feit is niet verjaard. De verjaringstermijn is gestuit op 3 december 2012 doordat bij de rechter-commissaris een machtiging tot doorzoeking van de woning van de medeverdachte [naam medeverdachte 2] is gevorderd.
4.1.3
Oordeel rechtbank
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan – kort gezegd – actieve ambtelijke omkoping door in de periode van 1 juli 2005 tot en met 31 december 2011 giften aan ambtenaren te doen. De tenlastelegging is toegesneden op de artikelen 177a (thans vervallen) en 177 (oud) Sr.
Op grond van artikel 70, eerste lid, Sr vervalt het recht tot strafvordering in zes jaren voor de misdrijven waarop gevangenisstraf van niet meer dan drie jaren is gesteld en in twaalf jaren voor misdrijven waarop tijdelijke gevangenisstraf van meer dan drie jaren is gesteld. De verjaringstermijn vangt aan op de dag na het plegen van het feit (artikel 71 Sr). Op grond van artikel 72, eerste lid, Sr stuit elke daad van vervolging de verjaring, ook ten aanzien van anderen dan de vervolgde. Als daad van vervolging heeft te gelden iedere rechterlijke beslissing of een daad welke erop is gericht een voor tenuitvoerlegging vatbare beslissing van de rechter te verkrijgen.
Met betrekking tot de vraag of het recht op strafvervolging is verjaard, overweegt de rechtbank als volgt.
Zoals hierna (zie paragraaf 5.1) uitvoeriger zal worden uiteengezet is de Rijksrecherche naar aanleiding van een anonieme brief, waarin beschuldigingen worden geuit van (ambtelijke) corruptie in relatie tot de levering van voertuigen voor politie en Defensie, in december 2012 een strafrechtelijk onderzoek gestart, waarin een groot aantal personen, waaronder de verdachte, als verdachte is aangemerkt.
De officier van justitie heeft op 3 december 2012 bij de rechter-commissaris een machtiging gevorderd voor een bevel tot conservatoir beslag bij de medeverdachte [naam medeverdachte 2] . Gelet op het voorgaande, in het bijzonder artikel 72, eerste lid, Sr, beschouwt de rechtbank dit als eerste daad van vervolging (ook) in de zaak van de verdachte, zodat vanaf dat moment de verjaring is gestuit. Dit brengt mee dat ten aanzien van artikel 177a Sr – waarop een maximum gevangenisstraf van twee jaren was gesteld – geldt dat sprake is van verjaring voor zover het gaat om giften van vóór 3 december 2006. Het feit, voor zover dat betrekking heeft op artikel 177 (oud) Sr, is niet verjaard.
4.2.
Strijd met de beginselen van een behoorlijke procesorde
4.2.1
Standpunt van de verdediging
Door de verdachte toch te vervolgen heeft het openbaar ministerie in strijd gehandeld met het verbod van willekeur respectievelijk het gelijkheidsbeginsel, zodat het in de vervolging niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
4.2.2
Standpunt van de officier van justitie
Aan de vervolgingsbeslissing in het geval van de verdachte is een zorgvuldige belangenafweging vooraf gegaan. Van geval tot geval is beoordeeld of tot vervolging diende te worden overgegaan. Het geval van de verdachte verschilt van andere, niet vervolgde respectievelijk geseponeerde gevallen. Van strijd met een of meer beginselen van een behoorlijke procesorde is geen sprake.
4.2.3
Oordeel rechtbank
Bij tussenbeslissing van 16 juni 2017 heeft de rechtbank op de verzoeken om het horen van getuigen in – volgens de verdediging – met de verdachte vergelijkbare gevallen reeds overwogen dat slechts in uitzonderlijke gevallen plaats is voor een
niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging op grond van schending van het gelijkheidsbeginsel en zo’n geval niet aanwezig geacht. Met betrekking tot de thans aangevoerde verweren komt de rechtbank niet tot een andere conclusie. De officier van justitie heeft in het verloop van de procedure in een aantal gevallen onderbouwd aangegeven waarom daarin is afgezien van verdere vervolging (sepot of transactie). Voorop staat dat de officier van justitie een ruime mate van beleidsvrijheid heeft om in het geval van de verdachte al dan niet tot vervolging over te gaan. Daargelaten de vraag of de beslissingen in die andere gevallen ten onrechte zijn genomen, kan vergelijking daarmee niet tot de conclusie leiden dat het openbaar ministerie heeft gehandeld in strijd met het gelijkheidsbeginsel, dan wel het verbod van willekeur omdat het in het geval van de verdachte wel tot vervolging is overgegaan.
4.3.
Conclusie
De officier van justitie is ontvankelijk, behoudens de periode 1 juli 2005 tot en met 2 december 2006 voor het feit 177a Sr.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Inleiding
Aanleiding onderzoek
In december 2011 is naar de toenmalig Minister van Veiligheid en Justitie en de Rijksrecherche een gelijkluidende anonieme brief gestuurd. In deze anonieme brief worden een ambtenaar van Defensie en drie ambtenaren van politie met naam genoemd en beschuldigd van corruptie. Die corruptie zou, zo staat in de brief, betrekking hebben op de rol die zij zouden hebben bij de levering van voertuigen voor politie en Defensie.
In december 2012 is de Rijksrecherche met een strafrechtelijk onderzoek gestart, waarin vervolgens een groot aantal personen als verdachten werd aangemerkt, waaronder de verdachte. De onderzoeken naar financiële gegevens en administratie van betrokken rechtspersonen leverden ook verdenkingen op tegen een aantal leasebedrijven, dealers en importeurs. Tijdens de doorzoekingen bij die bedrijven is onder meer beslag gelegd op veel e-mailverkeer en ook zijn van sommige verdachten telefonische gesprekken opgenomen (zogenaamde taps). Een deel van die bedrijven heeft zelf ook onderzoek laten doen door een externe partij. Zo heeft PAH het advocatenkantoor [naam advocatenkantoor] ingeschakeld teneinde onderzoek te laten doen naar mogelijke gevallen van onrechtmatige bevoordeling van ambtenaren. [naam advocatenkantoor] heeft de bevindingen neergelegd in (onder meer) haar rapport van 2 mei 2013. De Rijksrecherche heeft ook informatie uit genoemde onderzoeken gebruikt. Het strafrechtelijk onderzoek heet Dotterbloem.
Naar aanleiding van restinformatie zijn er ook twee deelonderzoeken gestart, de onderzoeken Wegdistel en Venkel. Wegdistel betreft onderzoek naar vermeende ambtelijke corruptie en omkoping van ambtenaren van de nationale politie. Zij zouden zijn omgekocht door PAH, in relatie tot de Landelijke Aanbesteding Politie Voertuigen 2010 (hierna: LAPV). Venkel is het onderzoek naar vermeende ambtelijke corruptie en omkoping van een aantal ambtenaren van Defensie in relatie tot het aanbestedingsproject Defensiebrede Vervanging Operationele Wielvoertuigen (hierna: DVOW). Beide onderzoeken komen voort uit de informatie aangetroffen in een Excelbestand dat is opgemaakt door de verdachte in het kader van het interne onderzoek bij PAH met betrekking tot verleende kortingen (zogenoemde ‘bijloop’ of ondersteuning) aan overheidsfunctionarissen.
Positie verdachte en zijn functie(s) door de relevante jaren heen
De verdachte was tijdens de tenlastegelegde periode werkzaam bij PAH:
  • van 1 juni 2006 tot 1 april 2007 als sales manager Fleetsales;
  • van 1 april 2007 tot 1 juni 2008 als key accountmanager voor de politie, de brandweer en de GOR (ambulancewagens), eveneens bij de afdeling Fleetsales;
  • van 1 juni 2008 tot 1 oktober 2008 verantwoordelijk voor de Corporate Accounts;
  • van 1 oktober 2008 tot 1 mei 2012 als manager Tenders Fleetsales.
De verdachte heeft in het kader van genoemde functies contact gehad met de medeverdachte politieambtenaren [naam medeverdachte 3] en [naam medeverdachte 4] . Zijn ondergeschikte medewerker [naam] had in zijn functie bij PAH contact met de medeverdachte Defensieambtenaren [naam medeverdachte 5] , [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 6] .
Totstandkoming Excelbestand
In het kader van het strafrechtelijk onderzoek Dotterbloem werd op 11 april 2013 het hoofdkantoor van PAH te [plaats 1] doorzocht ter inbeslagneming. Tijdens de doorzoeking werden verschillende digitale documenten, zoals onder meer e-mails, die mogelijk verband houden met de vermoedelijke omkoping van ambtenaren van Defensie en de politie door de rechtspersoon PAH dan wel haar medewerkers, veiliggesteld en in beslag genomen.
Tussen de inbeslaggenomen digitale documenten werd een zogenaamd Excelbestand aangetroffen met de bestandsnaam ‘ [naam bestand] ’. Het document werd aangetroffen in de digitale omgeving van PAH-directeur Fleetsales [naam directeur] en de verdachte. Bij de Rijksrecherche heeft de verdachte op 16 februari 2015 over dit Excelbestand verklaard dat hij dat heeft vervaardigd. In een vergadering bij PAH op 16 december 2011 naar aanleiding van het artikel ‘Ernstige corruptie bij Defensie’ van de Telegraaf kreeg de verdachte de opdracht van het advocatenkantoor [naam advocatenkantoor] en het management van PAH om inzichtelijk te maken wat er de afgelopen jaren was gebeurd op het gebied van het verlenen van kortingen aan ambtenaren. Het Excelbestand is het resultaat van dit onderzoek. In het bestand is een achttal namen van ambtenaren opgenomen met per ambtenaar onder meer:
- de gegevens met betrekking tot de werkgever en de functie van de ambtenaar;
- de hoogte van de korting;
- het betrokken voertuig inclusief kenteken;
- de betrokken medewerkers van PAH;
- de initialen van de degene(n) van PAH die de goedkeuring heeft/hebben gegeven voor de korting.
VerdenkingDe verdachte wordt – kort gezegd – verweten dat hij politie- en Defensieambtenaren heeft omgekocht door hun een gift te doen, te weten een (extra) niet-zakelijke korting op de aankoop van een personenauto en/of het kosteloze (niet-zakelijke) gebruik van een personenauto, met het oogmerk om die ambtenaren te bewegen in hun bediening iets te doen en/of na te laten.
5.2.
Juridisch kader
Oogmerk in de zin van artikel 177 (oud) Sr is aanwezig wanneer het doen van een ‘gift’ door de gever, naar hij moet hebben beseft, als noodzakelijk en dus voor hem gewild gevolg meebrengt dat de ambtenaar wordt bewogen tot een doen of nalaten in zijn bediening. Het betreft de zwaarste vorm van opzet die bovendien niet op de ‘gift’ maar op het gevolg moet zijn gericht. Voorwaardelijk opzet is niet voldoende.
Als dat oogmerk niet (volledig) blijkt uit een door de gever daartoe strekkende verklaring, dient (mede) aan de hand van de feiten en omstandigheden, oftewel de uiterlijke verschijningsvorm van de feiten en omstandigheden van en rondom de ‘gift’, te worden bepaald of de gever met zijn ‘gift’ het oogmerk had om de ambtenaar te bewegen tot een doen of nalaten in zijn bediening. Om de bewijsrechtelijke drempel van oogmerk te halen, dient op die manier minst genomen komen vast te staan dat het niet anders kan zijn dan dat de gever een ‘gift’ aan een ambtenaar heeft gedaan met als doel daar iets voor terug te krijgen: dat kan een concrete tegenprestatie zijn, maar hoeft dat niet te zijn. Het kan er ook om gaan een speciale relatie te doen ontstaan die zal (kunnen) leiden tot een voorkeursbehandeling.
Tegen deze achtergrond beoordeelt de rechtbank het handelen van de verdachte als volgt.
5.3.
Onderdelen van de tenlastelegging
Ad a) [naam medeverdachte 3]
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht bewezen dat de verdachte, al dan niet met medewerking van andere werknemers van PAH aan de medeverdachte [naam medeverdachte 3] gedurende enkele jaren giften heeft gegeven, te weten kortingen op werkzaamheden of reparaties, het kosteloze gebruik van een set velgen en winterbanden van de privéauto van [naam medeverdachte 3] en een viertal voertuigen, waarbij de laatste heeft geschermd met zijn functie.
Vrijspraak
Uit het dossier blijkt dat de verdachte door zijn collega’s bij PAH van diverse van de sub a van de dagvaarding genoemde kortingen op uitgevoerde werkzaamheden en terbeschikkinggestelde velgen, winterbanden en voertuigen op de hoogte is gesteld. Met uitzondering van de aan [naam medeverdachte 3] verleende kortingen op herstelwerkzaamheden aan de brandstofvlotter van diens Audi A6 en een rit die [naam medeverdachte 3] samen met de verdachte met een door PAH ter beschikking gestelde Audi R8 heeft gemaakt, geldt evenwel dat uit het dossier niet blijkt van rechtstreekse betrokkenheid van de verdachte bij het verlenen van de betreffende kortingen/terbeschikkingstellingen.
Ten aanzien van de uitgevoerde werkzaamheden aan de brandstofvlotter van de Audi A6 van [naam medeverdachte 3] heeft de verdediging aangevoerd dat sprake was van een in de fabriek gemaakte constructiefout en van fouten die in de werkplaats van PAH waren gemaakt en dat om die reden bij het berekenen van kosten coulance is betracht. Het dossier, meer in het bijzonder de e-mailcorrespondentie die de verdachte over de brandstofvlotter met collega’s van PAH heeft gevoerd, lijkt inderdaad in die richting te wijzen. Bij gebreke van bewijs dat in een andere richting wijst, kan niet worden vastgesteld dat de bewuste kortingen als “niet-zakelijk” moeten worden aangemerkt en dus ook niet dat die kortingen zijn verleend met het oogmerk om [naam medeverdachte 3] ertoe te bewegen in strijd met zijn rechtsplicht iets te doen en/of na te laten dan wel naar aanleiding van wat [naam medeverdachte 3] in het verleden in strijd met zijn ambtsplicht had gedaan of nagelaten.
Ten aanzien van de rit die [naam medeverdachte 3] samen met de verdachte in een door PAH ter beschikking gestelde Audi R8 ( [kentekennummer 1] ) heeft gemaakt, is de rechtbank van oordeel dat die rit niet als ‘gift’ (of ‘dienst’) in de zin van artikel 177 (oud) Sr kan worden aangemerkt, omdat [naam medeverdachte 3] niet over de auto beschikte.
Dat binnen PAH voor het ter beschikking stellen van de auto een interne verrekening heeft plaatsgevonden, doet aan het voorgaande niet af.
Ten aanzien van het horloge en de jassen die [naam medeverdachte 3] van PAH heeft gekregen, is de rechtbank – met de officier van justitie en de verdediging – van oordeel dat dit geen giften zijn in de hiervoor onder 5.2. bedoelde zin, nu het promotiegeschenken betrof.
Gelet op het voorgaande zal de verdachte van dit onderdeel worden vrijgesproken.
Ad b) [naam medeverdachte 4]
Standpunt officier van justitie
De medeverdachte [naam medeverdachte 4] heeft tussen 14 en 18 mei 2009 gereden in een Audi A4, die is opgehaald bij PAH in Leusden . Deze rit is verrekend binnen PAH voor een bedrag van € 431,85. De verdachte heeft verklaard dat deze auto een demoauto betrof, waarvan de kosten niet werden doorberekend naar een klant in verband met relatiebeheer. Deze situatie, waarbij de klant een auto gebruikt via de importeur met wie hij een zakelijke relatie heeft, is niet vergelijkbaar met het maken van een proefrit bij een dealer.
De officier acht tevens bewezen dat de verdachte aan [naam medeverdachte 4] in 2011 een niet-zakelijke korting heeft gegeven bij aankoop van een Volkswagen Passat. Deze korting heeft ook te maken met relatiebeheer door de verdachte, zoals volgt uit diens verklaring bij de Rijksrecherche alsmede door [naam medeverdachte 4] aan PAH verstrekte informatie. Een aanwijzing hiervoor is voorts het door de verdachte aangemaakte Exceldocument waarin de eerdere functie van [naam medeverdachte 4] “Projectleider LAPV” is genoemd.
Standpunt verdediging
Met betrekking tot kosteloze gebruik van een Audi A4: volgens de raadsvrouw was sprake van een alledaagse proefrit voor een aankoop van een auto die uiteindelijk ook is aangeschaft. Uit verschillende getuigenverklaringen blijkt dat dit een normale gang van zaken is.
Met betrekking tot de VW Passat (2011) heeft de verdediging benadrukt dat [naam medeverdachte 4] op het moment van de aankoop van de auto al ruim 1,5 jaar geen deelprojectleider techniek meer was bij het LAPV en dus niet in staat is geweest ook maar iets terug te doen voor PAH. De gegeven korting is een reguliere korting die ieder ander had gekregen. Het ging om bijloop die de verdachte heeft gegeven aan de dealer om de deal met [naam medeverdachte 4] goed te laten verlopen. [naam medeverdachte 4] was wellicht nog ambtenaar, maar gewoon een reguliere klant. Er is voorts geen sprake van dat [naam medeverdachte 4] een bijloop heeft aanvaard. In juridische zin is geen sprake van een voltooid delict nu de gift door [naam medeverdachte 4] niet is aangenomen. Evenmin waren er aan beide zijden verwachtingen omtrent een tegenprestatie door [naam medeverdachte 4] , gelet op zijn functie en werkzaamheden waarbinnen hij geen contact had met PAH en geen invloed had op de daadwerkelijke aanbesteding.
Oordeel rechtbank
b) 1. kosteloos gebruik van een Audi A4
De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat het kosteloos ter beschikking stellen van een auto voor een proefrit van enkele dagen niet moet worden beschouwd als een gift in de hiervoor onder 5.2 bedoelde zin. Om het gebruik van de auto is wel door de medeverdachte [naam medeverdachte 4] als potentiële koper gevraagd maar een dergelijk gebruik is niet ongewoon. Dat er in e-mails wel verwijzingen worden gemaakt naar [naam medeverdachte 4] als onderdeel van de politie noch de omstandigheid dat [naam medeverdachte 4] zich voor de proefrit in [plaats 1] heeft gemeld acht de rechtbank dan ook in dit geval doorslaggevend. Van dit onderdeel zal de verdachte worden vrijgesproken.
b) 2. korting bij de aankoop van een Volkswagen Passat
Gift
De medeverdachte [naam medeverdachte 4] heeft in het najaar van 2011 bij een verkoper van het bedrijf Kamsteeg te [plaats 2] onderhandeld over de aankoop van een Volkswagen Passat en daarbij om een korting gevraagd die hij uiteindelijk ook heeft gekregen. De koopovereenkomst is gesloten en de auto geleverd voordat de transactie op een later moment ongedaan werd gemaakt omdat [naam medeverdachte 4] de geleverde auto niet accepteerde. Tijdens die onderhandelingen heeft [naam medeverdachte 4] de verkoper verwezen naar de verdachte, die hij kende als werkzaam bij PAH. In een afzonderlijk telefoongesprek heeft [naam medeverdachte 4] aan de verdachte, zoals de verdachte heeft verklaard, om hulp gevraagd in het kader van deze onderhandelingen omdat [naam medeverdachte 4] er – in de woorden van de verdachte – “
met de verkoper niet uitkwam”. Vervolgens heeft de verdachte aan de verkoper verteld dat een korting (bijloop) mocht worden verleend. In een e-mail van 9 september 2011 heeft de verdachte dit op verzoek van de verkoper bevestigd en het bedrag genoemd van maximaal € 715,= excl. BTW. Deze korting wordt ook genoemd in het door de verdachte in het kader van het interne onderzoek bij PAH opgestelde Excelbestand met betrekking tot verleende kortingen aan overheidsfunctionarissen.
Oogmerk
Uit de bewijsmiddelen, waaronder de verklaring van de verkoper, blijkt dat [naam medeverdachte 4] bij de onderhandelingen met de verkoper heeft verwezen naar zijn contact bij de importeur, de verdachte. Op zijn beurt heeft de verdachte deze relatie bevestigd en gehoor gegeven aan de vraag van [naam medeverdachte 4] om te bemiddelen respectievelijk een korting (door de verdachte omschreven als ‘hulp’) te verlenen. Dat de werkzaamheden van [naam medeverdachte 4] in 2011 inmiddels niet meer rechtstreeks met de aanbesteding van politievoertuigen (LAPV) te maken hadden is hierbij niet doorslaggevend. Uit de verklaring van de verdachte bij de Rijksrecherche blijkt ondubbelzinnig dat hij hierbij de bestaande relatie met [naam medeverdachte 4] , zoals kennelijk voortgekomen uit hun eerdere professionele contacten in het kader van de LAPV, op het oog had. De verdachte heeft in verschillende verklaringen bevestigd dat “relatieonderhoud” of “-management” voor hem een belangrijk onderdeel van zijn werk is ook als de functie van de relatie mogelijk niet direct (maar later) voordeel oplevert. Ter terechtzitting heeft de verdachte hierover verklaard: ”
ik deed alleen zaken met overheid fleetsales. Op een ander moment kan die man weer op een andere plek zitten. Daarom moest ik de relatie goed houden”. Wat de verdachte hier in kennelijke oprechtheid verklaart, maakt juist het motief duidelijk van de “automan” die de verdachte is. De rechtbank heeft er kennis van genomen dat de verdachte deze afweging op dit moment, met de kennis van nu, anders zou maken. Maar evenzeer is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zich dit in 2011 had moeten realiseren en zich te gevoelig heeft getoond voor het verzoek dat [naam medeverdachte 4] niet had mogen doen.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte de gift heeft gedaan met het oog op het onderhouden van een relatie tussen een ambtenaar en PAH teneinde voor de rechtspersoon een voorkeursbehandeling te bewerkstelligen. Daarmee heeft de verdachte de korting gegeven met het oogmerk de ambtenaar te bewegen in zijn bediening iets te doen en/of na te laten. Van een reguliere korting zoals eenieder die zou hebben kunnen krijgen is dan ook geen sprake.
Ad c) [naam medeverdachte 5]
Standpunt officier van justitie
Bewezen kan worden dat de verdachte aan [naam medeverdachte 5] een niet-zakelijke korting heeft gegeven bij de privéaankoop van een Volkswagen Polo door hiervoor toestemming te geven aan zijn ondergeschikte medewerker [naam] . De voor de verdachte belastende verklaring van [naam] vindt steun in het dossier.
Standpunt verdediging
Er kan niet bewezen kan worden dat de verdachte betrokken is geweest bij het verlenen van een korting aan [naam medeverdachte 5] . In het dossier ontbreekt een door de verdachte ondertekend toezeggingsformulier. De naam van de verdachte komt niet voor in de e-mails tussen [naam] en de Auto Vallei Groep. De verdachte kent [naam medeverdachte 5] niet en heeft nooit zaken met hem gedaan.
Oordeel rechtbank
Op grond van het dossier kan worden vastgesteld dat de Defensieambtenaar [naam medeverdachte 5] op 18 mei 2010 een Volkswagen Polo Blue Motion met kenteken [kentekennummer 2] heeft gekocht bij Vallei Auto Groep te Ede. Uit het koopcontract blijkt dat [naam medeverdachte 5] bij die aankoop een korting heeft gekregen van in totaal € 1095,22. Uit het dossier blijkt voorts dat vanuit PAH (de importeur) aan Vallei Auto Groep (de dealer) door tussenkomst van [naam] een ondersteuning is verleend van € 523,22 incl. BTW om de genoemde auto te verkopen. Deze ondersteuning is ten goede gekomen aan [naam medeverdachte 5] .
De vraag is vervolgens of de verdachte in strafrechtelijke zin betrokken is geweest bij deze gift. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend.
Daarbij wordt het volgende in aanmerking genomen.
[naam] , key accountmanager bij PAH, heeft bij de Rijksrecherche verklaard dat de verdachte hem toestemming gaf om de extra korting aan [naam medeverdachte 5] te verlenen. De verdachte was de leidinggevende van [naam] en daarmee degene aan wie [naam] verantwoording diende af te leggen. De extra korting op de aankoop van het voertuig werd aan [naam medeverdachte 5] verleend, omdat [naam medeverdachte 5] als Defensieambtenaar deel uitmaakte van de doelgroep ‘ambtenaren’. De verklaring van [naam] dat de verdachte toestemming heeft gegeven voor de extra korting aan [naam medeverdachte 5] vindt steun in het door de verdachte opgestelde Excelbestand. Hierin heeft de verdachte bij de verleende korting aan [naam medeverdachte 5] in de kolommen ‘betrokkenen’ en ‘toestemming gegeven’ zijn eigen initialen (en die van [naam] ) ingevuld. Tegenover deze bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien, is de ontkenning van de verdachte dat hij [naam medeverdachte 5] kent of ooit zaken met hem heeft gedaan, van onvoldoende gewicht. Dat uit het dossier niet blijkt van een schriftelijke toestemming door de verdachte en dat de naam van de verdachte niet voorkomt in de e-mails tussen [naam] en de Auto Vallei Groep, doet er niet aan af dat de aan [naam medeverdachte 5] verleende niet-zakelijke korting, naar het oordeel van de rechtbank, (mede) aan de verdachte kan worden toegeschreven.
Ad d) [naam medeverdachte 1]
Vrijspraak
Vaststaat dat de medeverdachte Defensieambtenaar [naam medeverdachte 1] op 8 april 2009 een Audi A3 Sportback met kenteken [kentekennummer 3] heeft gekocht bij Pon Occasion Centre te [plaats 3] . Uit het koopcontract blijkt dat de medeverdachte een korting heeft gekregen van in totaal
€ 2.522,78. Het dossier bevat voorts sterke aanwijzingen dat vanuit PAH (de importeur) aan Pon Occasion Centre (de dealer) een ondersteuning (bijloop) is verleend van € 1.750,= excl. BTW om de genoemde auto te verkopen. Uit het dossier kan echter niet worden afgeleid dat [naam medeverdachte 1] op de hoogte is gebracht van deze (aan de dealer) verleende bijloop. Om die reden kan niet worden vastgesteld dat de verdachte aan [naam medeverdachte 1] een gift heeft gedaan met het oogmerk om hem te bewegen iets te doen en/of na te laten. Reeds daarom dient de verdachte te worden vrijgesproken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
Ad e) [naam medeverdachte 6]
Standpunt officier van justitie
Bewezen kan worden dat de verdachte aan [naam medeverdachte 6] een niet-zakelijke korting van 1% heeft gegeven bij de privéaankoop van een Volkswagen EOS door hiervoor toestemming te geven aan zijn ondergeschikte medewerker [naam] . De voor de verdachte belastende verklaring van [naam] vindt steun in het dossier.
Vrijspraak
Op grond van de stukken uit het dossier kan worden vastgesteld dat de Defensieambtenaar [naam medeverdachte 6] op 9 november 2010 een Volkswagen EOS met kenteken [kentekennummer 4] heeft gekocht bij Automobielbedrijf Thur te [plaats 4] . Uit het koopcontract blijkt dat [naam medeverdachte 6] bij de aankoop een korting heeft gekregen van in totaal €1.872,61. Uit het dossier blijkt voorts dat vanuit PAH (de importeur) door tussenkomst van [naam] aan Automobielbedrijf Thur (de dealer) een niet-zakelijke ondersteuning is verleend van € 236,= excl. BTW om de genoemde auto te verkopen. Deze ondersteuning is ten goede gekomen aan [naam medeverdachte 6] .
De vraag die vervolgens beantwoord dient te worden is of de verdachte enige betrokkenheid heeft gehad bij deze gift.
[naam] heeft bij de Rijksrecherche verklaard dat hij het verzoek van [naam medeverdachte 6] om korting aan de verdachte, zijn leidinggevende, heeft voorgelegd en dat de verdachte hem toestemming gaf om 1% korting op het aankoopbedrag van de auto van [naam medeverdachte 6] te verlenen. Tegenover deze verklaring staat de verklaring van de verdachte die bij de Rijksrecherche en ter zitting, heeft ontkend dat hij de toestemming voor de korting heeft gegeven. Anders dan in het geval van Defensieambtenaar [naam medeverdachte 5] (onderdeel c) is de verleende korting aan [naam medeverdachte 6] niet opgenomen in het door de verdachte opgestelde Excel-bestand. Nu de verklaring van [naam] in dit geval, waar het gaat om verdachtes betrokkenheid bij het verlenen van de korting aan [naam medeverdachte 6] , geen steun vindt in andere bewijsmiddelen, moet aan de verdachte het voordeel van de twijfel worden gegeven. De verdachte zal van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit ten aanzien van de onderdelen b) 2 en c) en dat hij zal worden vrijgesproken ten aanzien van de onderdelen a) 1, 2 en 3, b) 1, d) en e).
5.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij
in de periode van 1 juli 2005 tot en met 31 december 2011
te Leusden en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
meermalen,
een of meer ambtena(a)r(en), te weten
b) [naam medeverdachte 4] , als projectleider van het landelijk project
"Voorbereiding Landelijke Aanbesteding Politievoertuigen 2010 (LAPV 2010)"
gedetacheerd bij het regionaal politiekorps Gelderland-Midden en/of
werkzaam als Senior Productmanager bij Bureau Inkoop & Productmanagement
van het regionaal politiekorps Amsterdam-Amstelland, en/of
c) [naam medeverdachte 5] , als senior contractmanager werkzaam bij de afdeling Defensie
Materieel Organisatie van het Ministerie van Defensie,
(telkens) (een) gift(en) te weten
ad b)
2. een (extra) niet-reguliere, althans niet-zakelijke korting van
EUR 715,- excl. BTW op de privé aankoop van een personenauto, te
weten een Volkswagen Passat Variant Highline, en/of
ad c) een (extra) niet-reguliere, althans niet-zakelijke korting van
EUR 532,22 incl. BTW op de privé aankoop van een personenauto, te
weten een Volkswagen Polo Blue Motion met kenteken [kentekennummer 2] ,
heeft gedaan,
1° (telkens) met het oogmerk om die ambtena(a)r(en) te bewegen in zijn/hun
bediening, in strijd met zijn/hun plicht, iets te doen en/of na te laten,
en/of
2° (telkens) ten gevolge of naar aanleiding van hetgeen door die
ambtena(a)r(en) in zijn/hun bediening, in strijd met zijn/hun plicht, is gedaan of nagelaten,
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

6.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplegen van aan een ambtenaar een gift doen met het oogmerk om hem te bewegen in zijn bediening, in strijd met zijn plicht, iets te doen of na te laten.
en/of
medeplegen van aan een ambtenaar een gift doen ten gevolge of naar aanleiding van hetgeen door deze in zijn bediening, in strijd met zijn plicht, is gedaan of nagelaten
en/of
aan een ambtenaar een gift doen met het oogmerk om hem te bewegen in zijn bediening, in strijd met zijn plicht, iets te doen of na te laten.
en/of
aan een ambtenaar een gift doen ten gevolge of naar aanleiding van hetgeen door deze in zijn bediening, in strijd met zijn plicht, is gedaan of nagelaten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straf

8.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Over de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het feit is begaan overweegt de rechtbank voorafgaand het volgende.
De vormen van omkoping en de omkopingsmiddelen in onderhavig strafrechtelijk onderzoek Dotterbloem/Wegdistel/Venkel wijken af van het meer algemene patroon waarbij tegenover giften directe resultaten staan in de vorm van concrete bevoordeling. Het gaat hier om meer subtiele vormen van stilzwijgende en soms impliciete beïnvloeding van overheidsdienaren die als economisch en financieel gemotiveerd verschijnsel bederf veroorzaken in een samenleving. Het inzicht en het besef dat een integere overheid deze wat subtielere vormen van corruptie evenzeer moet bestrijden om als rechtsstaat overeind te blijven, zijn nog steeds groeiende.
In deze zaak heeft de publicatie van de anonieme brief genoemd in de inleiding bij de waardering van het bewijs samen met het strafrechtelijk onderzoek een maatschappelijk schokeffect teweeg gebracht. Dat is te zien aan de reactie in de autowereld, waar intern onderzoek – mogelijk ook uit welbegrepen eigenbelang verricht – mede heeft geleid tot het ontslag van een reeks medewerkers, maar ook aan de reactie van de overheid: een nauwgezet en langdurig onderzoek door de Rijksrecherche is gevolgd door strafvervolging. Het openbaar ministerie heeft zich ingespannen om een reeks van ruim 40 verdachten nader te beoordelen. Dat heeft geleid tot sepots van verschillende aard, schikkingen en transacties en uiteindelijk de groep van elf verdachten die in deze zaak terechtstaan. Die keuzes, waarin de officier van justitie een ruime mate van afwegingsvrijheid toekomt, hebben bij de verdediging in de wel vervolgde zaken tot vragen geleid.
Een aantal beslissingen van de officier van justitie tot (niet-)vervolging is genomen in de analyse dat het verweten gedrag soms op, dan wel vóór de grens van de strafrechtelijke verwijtbaarheid balanceert. Van de kant van de verdachten zijn vragen gesteld: wat maakt het onderscheid tussen corruptie en zakelijke handigheid? Moet de ambtenaar dief van zijn eigen portemonnee zijn? Moet een autohandelaar niet iedereen (ook ambtenaren) gelijk behandelen?
De rechtbank heeft in haar overwegingen een streep getrokken bij het gedrag waarin de ambtenaar en daarmee ook de degene die hem tracht te bewegen tot een doen of nalaten middels een gift kort gezegd privé- en zakelijke belangen door elkaar liet lopen en dat op zo’n manier dat de ambtenaar rekening had moeten houden met het risico dat zijn vroegere of huidige functie een rol speelde bij de gift, het voordeel dat hij ontving. Bij de verdachte was dit aan de orde. Daarvan mag hem een strafrechtelijk verwijt worden gemaakt.
Wel heeft de rechtbank in algemene zin ook betrokken dat het onderzoek door de omvang veel tijd heeft gekost die voor de verdachten in het onderzoek een verzwaring heeft betekend, zoals ook uit het persoonlijke relaas van de verdachte duidelijk is gebleken. In deze zin hebben de verdachten per individuele casus iets van het gewicht moeten dragen, niet alleen van hun eigen keuzes maar ook van die van een groter probleem. Bijna allen hebben over het gevoel verteld uitgekozen te zijn waar anderen, met name de betrokken bedrijven/auto-importeurs, goed wegkwamen. Hoewel deze argumenten niets afdoen aan de individuele verwijtbaarheid, zal de rechtbank er wel bij de strafmaat in enige mate rekening mee houden.
Daarnaast wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft terwijl hij werkzaam was bij een importeur van auto’s zich meermalen schuldig gemaakt aan actieve ambtelijke omkoping.
De rechtbank heeft enig begrip voor de persoonlijke frustratie die de verdachte heeft ervaren waar hij meende zich terecht en met overtuiging in te moeten zetten voor het belang van zijn werkgever, zoals volgens de verdachte algemeen gebruik was in de autobranche. Echter, de verdachte heeft zich bewust en (in zijn functie) systematisch gewijd aan het ‘relatieonderhoud’ met ambtenaren. Dat kwam erop neer dat hij ambtenaren zo behandelde dat het bedrijf waar hij werkte (PAH) ten opzichte van andere bedrijven in een voorkeurspositie zou kunnen komen. Daarmee heeft hij doelbewust geprobeerd gebruik te maken van de gevoeligheid van de doorsnee-autokoper of -gebruiker voor persoonlijke bevoordeling, ook indien dat in strijd zou zijn met een integere ambtsuitoefening. Zo heeft de verdachte op zijn eigen wijze en op financieel bescheiden schaal, maar wel bij herhaling, aanzetten gegeven tot gecorrumpeerd gedrag. De samenleving, waaronder óók de verdachte en het bedrijf waar hij voor werkte, moet er zonder meer op kunnen vertrouwen dat met overheidsgezag beklede personen dat gezag niet misbruiken ten behoeve van hun eigen belang. Het verweer van de verdachte, zoals in het dossier ook door andere vertegenwoordigers uit de autobranche geuit, dat hij ambtenaren en niet-ambtenaren gelijk wenste te behandelen, gaat niet op. Zoals de verdachte ter terechtzitting nu ook zegt in te zien: die behandeling kán door de bijzondere positie van de overheidsdienaar juist niet in alle opzichten gelijk zijn.
8.3.
Persoonlijke omstandigheden
Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 november 2017 blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
5 december 2017. De rechtbank heeft de inhoud van dit rapport ook betrokken in haar oordeel.
De verdachte en zijn raadsvrouw hebben op de zitting gewezen op de grote impact op hem en zijn gezin van deze zaak, waarin hij als verdachte van een groot corruptieonderzoek is aangemerkt. Deze zaak heeft lang geduurd en ook die lange duur heeft gevolgen gehad voor de verdachte en zijn gezondheid.
8.4.
Conclusie
Gezien de ernst van het feit is de rechtbank van oordeel dat een straf moet volgen.
De officier heeft oplegging van een onvoorwaardelijke taakstraf gevorderd en daarbij rekening gehouden met de bedrijfscultuur binnen PAH: het verlenen van bijloop en andere douceurtjes werd beschouwd als een normale manier van relatiebeheer met ambtenaren. Een bedrijfscultuur ontslaat echter niemand van de verplichting om voor zichzelf de moreel en strafrechtelijk juiste keuze te maken. Daarnaast houdt de officier van justitie rekening met de impact die deze zaak op de verdachte heeft gehad.
De rechtbank sluit zich hierbij aan. Nu de rechtbank op onderdelen tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie, zal het aantal uren van de taakstraf lager worden vastgesteld. De rechtbank houdt bij het opleggen van deze straf rekening met de persoonlijke gevolgen van de zaak voor de verdachte, waaronder de gevolgen voor zijn gezin, gezondheid en zijn arbeidssituatie. Ook is van belang de relatief lange tijd dat deze zaak haar schaduw vooruit heeft geworpen en boven het hoofd van de verdachte is blijven hangen zonder dat hij zijn visie op de beschuldiging kon geven.
Bovendien is aannemelijk dat bij de verdachte sprake was van een aantal verkeerde keuzes in zijn taakopvatting als professionele ‘automan’, maar dat hij die niet gemakkelijk opnieuw zal maken en dat hij van deze ervaring heeft geleerd.
Al de hiervoor genoemde omstandigheden tezamen geven de rechtbank aanleiding om een taakstraf op te leggen.
Redelijke termijn
Ten slotte neemt de rechtbank ambtshalve in aanmerking dat in deze zaak de redelijke termijn met ruim 2,5 jaar is geschonden. Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden en de (beperkte) omvang van de straf die de rechtbank hierna oplegt, is daarin met deze overschrijding voldoende rekening gehouden.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 22c, 22d, 47 en 177 (oud) van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging ten aanzien van de periode 1 juli 2005 tot en met 2 december 2006, voor zover dit betrekking heeft op artikel 177a Sr;
verklaart de officier van justitie voor het overige ontvankelijk in de vervolging;
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder a) 1, 2 en 3, b) 1, d) en e) ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot
een taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
20 (twintig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.J. Bade, voorzitter,
en mrs. K.A. Baggerman en J. de Lange, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. A.K. van Zanten en I.C.M.A. Bals, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 februari 2018.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij
op één of meer tijdstip(pen) gelegen
in of omstreeks de periode van 1 juli 2005 tot en met 31 december 2011
te Leusden en/of Wolfsburg en/of (elders) in Nederland en/of Duitsland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
een of meer ambtena(a)r(en), te weten
a. a) [naam medeverdachte 3] , als politieambtenaar werkzaam bij Dienst Logistiek van het
Korps Landelijke Politie (tot 1 januari 2009) en/of als politieambtenaar
werkzaam bij Voorziening tot samenwerking Politie Nederland (VtsPN), en/of
b) [naam medeverdachte 4] , als projectleider van het landelijk project
"Voorbereiding Landelijke Aanbesteding Politievoertuigen 2010 (LAPV 2010)"
gedetacheerd bij het regionaal politiekorps Gelderland-Midden en/of
werkzaam als Senior Productmanager bij Bureau Inkoop & Productmanagement
van het regionaal politiekorps Amsterdam-Amstelland, en/of
c) [naam medeverdachte 5] , als senior contractmanager werkzaam bij de afdeling Defensie
Materieel Organisatie van het Ministerie van Defensie, en/of
d) [naam medeverdachte 1] , als Manager Systeem Integratie (rang majoor) werkzaam
bij de afdeling Defensie Materieel Organisatie en/of (plaatsvervangend)
projectleider Dienstbrede Vervanging van Operationele Wielvoertuigen (DVOW)
en/of docent BBW bij het Instituut Defensie Leergangen van het Ministerie
van Defensie, en/of
e) [naam medeverdachte 6] , als hoofd Bureau Degelijkheid werkzaam bij de
afdeling Materieel Beproeving en Logistiek Advies en/of contactpersoon in
Huijbergen voor het project Dienstbrede Vervanging van Operationele
Wielvoertuigen (DVOW) van het Ministerie van Defensie,
(telkens) (een) gift(en) en/of (een) belofte(n) en/of (een) dienst(en),
te weten
ad a) 1. om niet dan wel tegen niet-zakelijke kortingen (tot 70%) verrichte
onderhoudswerkzaamheden of reparaties, en/of het kosteloze gebruik
van een set velgen en/of winterbanden (van de privé-auto van [naam medeverdachte 3] ),
en/of
2. het (niet-zakelijke) kosteloze gebruik van (een) personenauto('s),
te weten
* een Audi A6 3.0 TDI quattro met kenteken [kentekennummer 5] en/of
* een Seat Alhambra met kenteken [kentekennummer 6] en/of
* een Volkswagen Multivan en/of
* een Volkswagen Multivan met kenteken [kentekennummer 7] en/of
* een Volkswagen Passat met kenteken [kentekennummer 8] en/of
* een Audi R8 met kenteken [kentekennummer 1] en/of
* een Volkswagen Passat CC met kenteken [kentekennummer 9] en/of
* een onbekend busje t.b.v. verhuizing zoon [naam zoon] en/of
* een Audi A6 Avant met kenteken [kentekennummer 10] en/of
* een Audi Q7 met kenteken [kentekennummer 11] , en/of
3. een horloge ter waarde van EUR 100,-, en/of twee jassen ter waarde
van EUR 200,-, en/of
ad b) 1. het kosteloze (niet-zakelijke) gebruik van een personenauto, te weten
een Audi A4 Avant met kenteken [kentekennummer 12] , en/of
2. een (extra) niet-reguliere, althans niet-zakelijke korting van
EUR 715,- excl. BTW op de privé aankoop van een personenauto, te
weten een Volkswagen Passat Variant Highline, en/of
ad c) een (extra) niet-reguliere, althans niet-zakelijke korting van
EUR 532,22 incl. BTW op de privé aankoop van een personenauto, te
weten een Volkswagen Polo Blue Motion met kenteken [kentekennummer 2] , en/of
ad d) een (extra) niet-reguliere, althans niet-zakelijke korting van
EUR 1.750,- excl BTW op de privé aankoop van een personenauto, te
weten een Audi A3 Sportback met kenteken [kentekennummer 13] , en/of
ad e) een (extra) niet-reguliere, althans niet-zakelijke korting van
EUR 236,- exclusief BTW op de privé aankoop van een personenauto, te
weten een Volkswagen Eos met kenteken [kentekennummer 4] ,
althans enige gift en/of belofte en/of dienst, heeft gedaan en/of verleend
en/of aangeboden,
1° (telkens) met het oogmerk om die ambtena(a)r(en) te bewegen in zijn/hun
bediening, al dan niet in strijd met zijn/hun plicht, iets te doen en/of na
te laten,
en/of
2° (telkens) ten gevolge of naar aanleiding van hetgeen door die
ambtena(a)r(en) in zijn/hun huidige of vroegere bediening, al dan niet in
strijd met zijn/hun plicht, is gedaan of nagelaten,
te weten het (telkens)
- ( anders dan om zakelijke redenen) begunstigen van Pon's Automobielhandel
B.V., en/of
- aangaan en/of onderhouden van een relatie tussen die ambtena(a)r(en) en
Pon's Automobielhandel B.V., teneinde (aldus) voor die
rechtspersoon een voorkeursbehandeling te bewerkstelligen, en/of
- aangaan en/of onderhouden van een zodanige relatie tussen die
ambtena(a)r(en) en Pon's Automobielhandel B.V., dat die ambtena(a)r(en)
tegenover Pon's Automobielhandel B.V. niet meer zo vrij en/of onbeïnvloed
en/of onafhankelijk en/of objectief was/kon zijn bij het nemen van
beslissingen in relatie tot Pon's Automobielhandel B.V. als in het geval dat
die ambtena(a)r(en) die gift(en) en/of belofte(n) en/of dienst(en) niet had
aangenomen, en/of
- door [naam medeverdachte 3] (anders dan om zakelijke redenen) verstrekken van interne,
vertrouwelijke en/of geheime informatie aan hem, verdachte, en/of ((een)
andere medewerker(s) van) Pon's Automobielhandel B.V., te weten notulen van
de Klankbordgroep, een overzicht van de aantallen voertuigen 2007 en/of een
landelijke bestelstop van opvallende politievoertuigen, en/of
- door [naam medeverdachte 1] (anders dan om zakelijke redenen) verstrekken van
interne, vertrouwelijke en/of geheime informatie aan hem, verdachte,
en/of ((een) andere medewerker(s) van) Pon's Automobielhandel B.V., te weten
informatie die onder meer betrekking heeft op de denkrichting binnen
Defensie ten aanzien van de gewenste (7,5kN-)voertuigen en visie op de
concurrenten die daarbij betrokken waren, en/of
- met aanwending van het gezag en invloed van die ambtena(a)r(en) binnen
de politie-organisatie en/of Defensie, pogen een betere positie te
bewerkstelligen voor Pon's Automobielhandel B.V. binnen de
politie-organisatie en/of Defensie.
art 177a lid 1 ahf/sub 1 en/of 2 Wetboek van Strafrecht
art 177 lid 1 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 177 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht