ECLI:NL:RBROT:2018:1333

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 februari 2018
Publicatiedatum
22 februari 2018
Zaaknummer
10/965049-14
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in de zaak tegen een voormalig defensieambtenaar wegens passieve ambtelijke omkoping

Op 22 februari 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een voormalig defensieambtenaar, die werd beschuldigd van passieve ambtelijke omkoping. De verdachte, werkzaam als hoofd van Bureau Degelijkheid bij het Ministerie van Defensie, werd verweten dat hij zich door medewerkers van Pon's Automobielhandel B.V. had laten omkopen door het meermaals vragen en aannemen van een gift in de vorm van een niet-zakelijke korting op de aankoop van een personenauto. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze gift hem werd gedaan om hem te bewegen in zijn functie iets te doen of na te laten. De zaak kwam voort uit een strafrechtelijk onderzoek naar corruptie binnen Defensie, dat was gestart na een anonieme tip in 2011. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten en legde een voorwaardelijke taakstraf van 40 uur op, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder de impact van de zaak op zijn leven en gezondheid.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/965049-14
Datum uitspraak: 22 februari 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres: [adres verdachte] , [woonplaats verdachte]
.
raadsman mr. C.F. Korvinus, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 5, 12 en 19 december 2017 en 10 en 15 januari 2018.
Het onderzoek is gesloten op 8 februari 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. P. van Kerkhof heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 40 uur subsidiair 20 dagen hechtenis.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Inleiding op het onderzoek
Aanleiding onderzoek
In december 2011 is naar de toenmalig Minister van Veiligheid en Justitie en de Rijksrecherche een gelijkluidende anonieme brief gestuurd. In deze anonieme brief worden een ambtenaar van Defensie en drie ambtenaren van politie met naam genoemd en beschuldigd van corruptie. Die corruptie zou, zo staat in de brief, betrekking hebben op de rol die zij zouden hebben bij de levering van voertuigen voor politie en Defensie.
In december 2012 is de Rijksrecherche met een strafrechtelijk onderzoek gestart, waarin vervolgens een groot aantal personen als verdachten werd aangemerkt, waaronder de verdachte. De onderzoeken naar financiële gegevens en administratie van betrokken rechtspersonen leverden ook verdenkingen op tegen een aantal leasebedrijven, dealers en importeurs. Tijdens de doorzoekingen bij die bedrijven is onder meer beslag gelegd op veel e-mailverkeer en ook zijn van sommige verdachten telefonische gesprekken opgenomen (zogenaamde taps). Een deel van die bedrijven heeft zelf ook onderzoek laten doen door een externe partij. Zo heeft Pon’s Automobielhandel B.V. (hierna: PAH) het advocatenkantoor [naam advocatenkantoor] ingeschakeld teneinde onderzoek te laten doen naar mogelijke gevallen van onrechtmatige bevoordeling van, onder meer, de verdachte. [naam advocatenkantoor] heeft de bevindingen neergelegd in (onder meer) haar rapport van 2 mei 2013. De Rijksrecherche heeft ook informatie uit genoemde onderzoeken gebruikt. Het strafrechtelijk onderzoek heet Dotterbloem.
Naar aanleiding van restinformatie is er (onder meer) ook het deelonderzoek Venkel gestart. Venkel is het onderzoek naar vermeende ambtelijke corruptie en omkoping van een aantal ambtenaren van Defensie in relatie tot het aanbestedingsproject Defensiebrede Vervanging Operationele Wielvoertuigen (hierna: DVOW), waaronder de verdachte. Dit onderzoek komt voort uit de informatie aangetroffen in een Excelbestand dat is opgemaakt door een medewerker van PAH in het kader van het interne onderzoek bij PAH met betrekking tot verleende kortingen (bijloop of ondersteuning) aan overheidsfunctionarissen.
Positie verdachte
In de tenlastegelegde periode was de verdachte werkzaam als hoofd van Bureau Degelijkheid van de afdeling Materieel Beproeving en Logistiek Advies van het Ministerie van Defensie. Tot december 2009 heeft de verdachte tevens werkzaamheden verricht voor het project DVOW in het kader van het opstellen van het programma van eisen voor de 50 kN- en 100 kN-voertuigen.
Verdenking
De verdachte wordt verweten dat hij zich door medewerkers van PAH heeft laten omkopen door het meermaals vragen en aannemen van een gift, te weten: een (extra) niet-zakelijke korting op de aankoop van een personenauto, terwijl hij wist of redelijkerwijs vermoedde dat die gift hem werd verleend teneinde hem te bewegen in zijn bediening iets te doen en/of na te laten.
4.2.
Standpunt officier van justitie
De verdachte heeft een gift van PAH aangenomen en hierom gevraagd. Hij heeft ook nog een andere korting gevraagd, in de wetenschap dat deze korting is verleend om hem in strijd met zijn plicht te bewegen tot het begunstigen van PAH en voor die rechtspersoon een voorkeursbehandeling te bewerkstelligen.
4.3.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit. De verdachte was niet betrokken bij aanbestedingsprojecten van Defensie in relatie tot PAH. Op geen enkele wijze heeft de verdachte vanuit zijn positie invloed kunnen uitoefenen op het begunstigen van PAH dan wel een voorkeursbehandeling van PAH kunnen bewerkstelligen. De verdachte heeft niet om een korting gevraagd. De verdachte was bovendien niet op de hoogte van de door PAH aan de dealer toegezegde bijloop. De door Automobielbedrijf Thur aan de verdachte verleende korting betreft een reguliere korting zoals die op een oud model Volkswagen Eos door eenieder zou kunnen worden verkregen.
4.4.
Oordeel rechtbank
4.4.1.
Juridisch kader passieve ambtelijke omkoping
Passieve ambtelijke corruptie (passieve omkoping) begint – kort gezegd – bij het aannemen of vragen van giften, beloften of diensten (hierna samengevat als: giften) door de ambtenaar van een ander (hierna: de gever). Als is komen vast te staan dat de ambtenaar giften heeft aangenomen of gevraagd, is de volgende vraag of die ambtenaar
wistof
redelijkerwijs vermoeddedat deze giften hem werden gedaan om hem als ambtenaar iets te laten doen of nalaten of omdat hij in het verleden iets heeft gedaan of nagelaten. Voor
wetenlijkt op grond van de jurisprudentie voorwaardelijk opzet (bewust de aanmerkelijke kans aanvaarden) de ondergrens.
Redelijkerwijs moeten vermoedenkomt er op neer dat de ambtenaar ‘op zijn klompen’ kon aanvoelen dat de giften hem werden gedaan omdat ze de gever op enig moment een voordeel konden opleveren. In de Memorie van Toelichting is in dit verband
“verwijtbare naïviteit”van de ambtenaar genoemd. [1] Daaronder kan ook worden begrepen – zo overweegt de rechtbank – het onzorgvuldig en onvoorzichtig omspringen met giften zonder zich voldoende te realiseren dat er een verband met de ambtsuitoefening kan zijn. Een direct verband tussen de gift en een bepaalde (concrete) tegenprestatie is immers niet vereist: ook als er (nog) geen of in het geheel geen tegenprestatie door de ambtenaar is geleverd, kan er sprake zijn van passieve ambtelijke corruptie. Sprake kan ook zijn van een ‘gift’ aan de ambtenaar met als doel een speciale relatie te doen ontstaan die zal (kunnen) leiden tot een voorkeursbehandeling.
Deze elementen samen brengen de rechtbank tot het formuleren van een aantal vragen die de ambtenaar zich zou moeten stellen teneinde genoemde “verwijtbare naïviteit” te voorkomen:
Welke functie en verantwoordelijkheid heb ik?
Welke functie en verantwoordelijkheid heeft de gever?
In welke relatie sta ik tot de gever? Is er naast een persoonlijke relatie ook een zakelijke?
Welk beeld bestaat er aan de zijde van de ‘gever’ van mijn functie en verantwoordelijkheid?
Welk doel kan de gever met zijn gift hebben? Is een zakelijk motief daarbij uitgesloten?
Dit maakt dat de ontvangende ambtenaar niet alleen zich de (beperkte) vraag dient te stellen, tot welke beslissende handelingen hij als tegenprestatie wel of niet in staat zou zijn, maar ook rekening moet houden met een mogelijk ruimer doel van de gever, afhankelijk van zowel de functie van de gever als de positie van de ambtenaar. Met name geldt dit als sprake is van een bestaande relatie tussen beiden. De gever kan immers de neiging hebben om de ambtenaar ter wille te zijn, om de bestaande relatie vanuit zakelijk belang te onderhouden, ook indien de ambtenaar zelf uitsluitend de persoonlijke relatie van belang vindt. Juist omdat de mogelijkheid bestaat dat de ambtenaar op deze motieven niet steeds volledig zicht heeft moet hij als het gaat om het bedingen of verkrijgen van een privévoordeel elk integriteitsrisico vermijden.
Een ambtenaar die op enige wijze betrokken is of is geweest – al is het in indirecte zin – bij het onderwerp van het terrein waarop de gever werkzaam is (zoals in dit geval voertuigen), moet zich daarom rekenschap geven van het risico dat ontstaat als hij in het kader van een onderhandeling een privévoordeel bedingt of accepteert.
Tegen deze achtergrond beoordeelt de rechtbank het handelen van de verdachte ten aanzien van de in de tenlastelegging genoemde kortingen als volgt.
4.4.2.
Beoordeling
Gift
Uit het koopcontract volgt dat de verdachte de Volkswagen EOS heeft gekocht met een korting van in totaal € 1.872,61. Uit e-mailberichten tussen [naam medeverdachte 1] van PAH (de importeur) en Automobielbedrijf Thur en het document “Vastlegging afspraak” blijkt vervolgens dat vanuit PAH aan Automobielbedrijf Thur (de autodealer) een (extra) ondersteuning op de aanschaf van de Volkswagen EOS is verleend van € 236,=. Nu uit e-mailverkeer tussen [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] ook blijkt dat de ondersteuning ten goede is gekomen aan de verdachte, kan naar het oordeel van de rechtbank gesproken worden van een gift aan de verdachte. Hieraan doet niet af dat de door PAH toegezegde ondersteuning uiteindelijk niet aan Automobielbedrijf Thur is uitbetaald.
Dat de verdachte niet op de hoogte zou zijn geweest van deze gift, zoals door de raadsman ter zitting is betoogd, wordt weersproken door de e-mail van de verdachte aan [naam medeverdachte 1] van
8 oktober 2010 inhoudende
“Ik wil je bedanken voor met kleine bijdrage alle kleine beetjes helpen toch”.Bij de Rijksrecherche heeft de verdachte verklaard dat hij het in deze zin had over procenten:
“Eén, twee procent, daar had hij [de rechtbank begrijpt: [naam medeverdachte 1] ] het een keer over”.
Anders dan de raadsman heeft bepleit, acht de rechtbank bewezen dat de verdachte tweemaal bij PAH om een korting op de aanschaf van een personenauto heeft gevraagd.
Uit het dossier blijkt dat de verdachte op 14 oktober 2009 aan [naam medeverdachte 1] van PAH een
e-mail heeft gestuurd inhoudende
“Ik heb een prive vraagje. Ik wil een nieuwe passat CC aanschaffen kun jij wat voor me betekenen”. Bij de Rijksrecherche heeft de verdachte hierover verklaard dat het doel van deze e-mail het verkrijgen van een korting was. De rechtbank hecht geloof aan deze verklaring. De verklaring van de verdachte ter zitting dat hij bij [naam medeverdachte 1] slechts informeerde of er voorradige demonstratiemodellen waren, acht de rechtbank dan ook ongeloofwaardig.
Ook over de e-mail van 15 september 2010 aan [naam medeverdachte 1] over de voornoemde Volkswagen Eos inhoudende
“Kun jij nog wat doen en als ik nu de eos pak ipv 1 januari is er dan ook nog een voordeel”heeft de verdachte bij de Rijksrecherche verklaard dat hij hiermee om een korting heeft gevraagd. Eerst ter zitting heeft de verdachte verklaard dat hij [naam medeverdachte 1] had benaderd om te bemiddelen omdat Automobielbedrijf Thur de door de verdachte gewenste Volkswagen EOS niet wilde verkopen aangezien het een oud model EOS betrof. De rechtbank acht deze verklaring echter ongeloofwaardig omdat deze geen steun vindt in het dossier. Dat het de verdachte om korting te doen was kan voorts worden afgeleid uit de verklaring van [naam medeverdachte 2] , de eigenaar van de autodealer, waarin hij zegt dat de verdachte zoveel mogelijk korting wilde en dat hij daarom op verzoek van de verdachte contact met [naam medeverdachte 1] van PAH heeft opgenomen.
De verdachte heeft aldus tweemaal bij PAH om een korting gevraagd en de gevraagde korting voor de EOS gekregen.
Weten of redelijkerwijs vermoeden
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte gebruik heeft gemaakt van een bestaand zakelijk contact teneinde dit voor een privévoordeel in te zetten.
Uit het e-mailverkeer blijkt dat men zich aan de zijde van PAH heeft gerealiseerd dat de verdachte bij Defensie werkte. [naam medeverdachte 1] heeft ook verklaard dat de verdachte binnen de doelgroep ‘ambtenaren’ viel.
Het verweer van de raadsman dat geen sprake kan zijn van omkoping omdat de verdachte binnen de Defensieorganisatie niet de positie had om PAH te begunstigen, is niet doorslaggevend. De rechtbank overweegt – onder verwijzing naar het in paragraaf 4.4.1. gegeven juridisch kader – dat de invloed en het gezag van de ambtenaar alleen niet bepalend zijn voor de vraag of hij kon aanvoelen dat de gift hem werd gedaan door de gever om op enig moment een voordeel op te leveren. Van belang is dat de verdachte (indirect) betrokken was bij het aanbestedingsproject DVOW. In die hoedanigheid was hij (in brede zin) werkzaam op hetzelfde terrein als waarop PAH betrokken was. Hiervan had de verdachte zich rekenschap moeten geven. Nu de verdachte bij de privéaanschaf van zijn auto gebruik heeft gemaakt van een zakelijke relatie bij PAH met als doel het verkrijgen van een korting bij de importeur en hij die korting ook heeft gekregen, had de verdachte naar het oordeel van de rechtbank redelijkerwijs moeten vermoeden dat de korting hem werd gegeven teneinde hem te bewegen in zijn bediening iets te doen en/of na te laten. Van een reguliere korting zoals eenieder die zou hebben kunnen krijgen is dan ook geen sprake.
4.4.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
4.5.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij
in de periode van 14 oktober 2009 tot en met 9 november 2010,
te Dussen en/of Leusden en/of Genderen (gemeente Aalburg), in elk geval in
Nederland, meermalen, als ambtenaar, te weten als hoofd Bureau Degelijkheid werkzaam bij de afdeling Materieel Beproeving en Logistiek Advies en/of contactpersoon in Huijbergen voor het project Dienstbrede Vervanging van Operationele Wielvoertuigen (DVOW) van het Ministerie van Defensie,
(telkens) (om) (een) gift(en), te weten
- een (extra) niet-reguliere, althans niet-zakelijke korting bij de aankoop
van een personenauto, te weten een Volkswagen Passat CC, en/of
- een (extra) niet-reguliere, althans niet-zakelijke korting van EUR 236,-
exclusief BTW bij de aankoop van een personenauto, te weten een Volkswagen Eos met kenteken [kentekennummer] , gedaan door Pon’s Automobielhandel
B.V.,
I. heeft aangenomen terwijl hij, verdachte, wist of redelijkerwijs vermoedde dat die gift hem werd gedaan teneinde hem te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen of na te laten (sub 1) en wist of redelijkerwijs vermoedde dat die gift hem werd gedaan ten gevolge of naar aanleiding van hetgeen door hem, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening is gedaan of nagelaten (sub 2),
en/of
II. heeft gevraagd teneinde hem, verdachte, te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen of na te laten (sub 3) en/of ten gevolge of naar aanleiding van hetgeen door hem, verdachte, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening is gedaan of nagelaten (sub 4).
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
als ambtenaar een gift aannemen, wetende of redelijkerwijs vermoedende dat deze hem gedaan wordt teneinde hem te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen of na te laten
en/of
als ambtenaar een gift aannemen, wetende of redelijkerwijs vermoedende dat deze hem gedaan wordt ten gevolge of naar aanleiding van hetgeen door hem, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening is gedaan of nagelaten
en
als ambtenaar een gift vragen teneinde hem te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen of na te laten
en/of
als ambtenaar een gift vragen ten gevolge of naar aanleiding van hetgeen door hem, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening is gedaan of nagelaten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Over de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het feit is begaan overweegt de rechtbank voorafgaand het volgende.
De vormen van omkoping en de omkopingsmiddelen in onderhavig strafrechtelijk onderzoek Dotterbloem/Venkel wijken af van het meer algemene patroon waarbij tegenover giften directe resultaten staan in de vorm van concrete bevoordeling. Het gaat hier om meer subtiele vormen van stilzwijgende en soms impliciete beïnvloeding van overheidsdienaren die als economisch en financieel gemotiveerd verschijnsel bederf veroorzaken in een samenleving. Het inzicht en het besef dat een integere overheid deze wat subtielere vormen van corruptie evenzeer moet bestrijden om als rechtsstaat overeind te blijven, zijn nog steeds groeiende.
In deze zaak heeft de publicatie van de anonieme brief genoemd in de inleiding bij de waardering van het bewijs samen met het strafrechtelijk onderzoek een maatschappelijk schokeffect teweeg gebracht. Dat is te zien aan de reactie in de autowereld, waar intern onderzoek – mogelijk ook uit welbegrepen eigenbelang verricht – mede heeft geleid tot het ontslag van een reeks medewerkers, maar ook aan de reactie van de overheid: een nauwgezet en langdurig onderzoek door de Rijksrecherche is gevolgd door strafvervolging. Het openbaar ministerie heeft zich ingespannen om een reeks van ruim 40 verdachten nader te beoordelen. Dat heeft geleid tot sepots van verschillende aard, schikkingen en transacties en uiteindelijk de groep van elf verdachten die in deze zaak terechtstaan. Die keuzes, waarin de officier van justitie een ruime mate van afwegingsvrijheid toekomt, hebben bij de verdediging in de wel vervolgde zaken tot vragen geleid.
Een aantal beslissingen van de officier van justitie tot (niet-)vervolging is genomen in de analyse dat het verweten gedrag soms op, dan wel vóór de grens van de strafrechtelijke verwijtbaarheid balanceert. Van de kant van de verdachten zijn vragen gesteld: wat maakt het onderscheid tussen corruptie en zakelijke handigheid? Moet de ambtenaar dief van zijn eigen portemonnee zijn? Moet een autohandelaar niet iedereen (ook ambtenaren) gelijk behandelen?
De rechtbank heeft in haar overwegingen een streep getrokken bij het gedrag waarin de ambtenaar (en daarmee ook de degene die hem tracht te bewegen tot een doen of nalaten middels een gift) kort gezegd privé- en zakelijke belangen door elkaar liet lopen en dat op zo’n manier dat hij rekening had moeten houden met het risico dat zijn vroegere of huidige functie een rol speelde bij de gift, het voordeel dat hij ontving. Bij de verdachte was dit aan de orde. Daarvan mag hem een strafrechtelijk verwijt worden gemaakt.
Wel heeft de rechtbank in algemene zin ook betrokken dat het onderzoek door de omvang veel tijd heeft gekost die voor de verdachten in het onderzoek een verzwaring heeft betekend, zoals ook uit het persoonlijke relaas van de verdachte duidelijk is gebleken. In deze zin hebben de verdachten per individuele casus iets van het gewicht moeten dragen, niet alleen van hun eigen keuzes maar ook van die van een groter probleem. Bijna allen hebben over het gevoel verteld uitgekozen te zijn waar anderen, met name de betrokken bedrijven/auto-importeurs, goed wegkwamen. Hoewel deze argumenten niets afdoen aan de individuele verwijtbaarheid, zal de rechtbank er wel bij de strafmaat in enige mate rekening mee houden.
Daarnaast wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich als ambtenaar van Defensie schuldig gemaakt aan passieve ambtelijke corruptie. Hij heeft bij de importeur tweemaal om een gift gevraagd (in de vorm van een niet-zakelijke korting op de aanschaf van een auto) en die in één geval ook gekregen.
De verdachte heeft zich op de hiervoor (zie paragraaf 4.4.2.) beschreven wijze (getracht te) laten omkopen, met het oog op persoonlijk voordeel. Dat wordt de verdachte aangerekend. Voor een goed functioneren van de democratische rechtstaat is fundamenteel dat burgers vertrouwen hebben in het openbaar bestuur. Integriteit van ambtenaren en de overheid staat ook hoog op de politieke agenda; het maatschappelijk belang van een onkreukbare overheid is immers groot. De samenleving moet er zonder meer op kunnen vertrouwen dat met overheidsgezag beklede personen dat gezag niet misbruiken ten behoeve van hun eigen belang. Dit vertrouwen wordt beschaamd indien personen die bij de overheid werkzaam zijn, zich niet integer gedragen. Dat is het geval als persoonlijke en zakelijke belangen door elkaar gaan lopen.
Juist van deze personen wordt, naast loyaliteit en inzet voor de publieke zaak, neutraliteit verwacht: handelen zonder aanzien des (rechts)persoons. Tegen ambtenaren die het vertrouwen in het openbaar bestuur schaden, moet dan ook doeltreffend en passend strafrechtelijk worden opgetreden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden
Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 november 2017 blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
De verdachte en zijn raadsman hebben op de zitting gewezen op de grote impact op hem en zijn gezin van deze zaak, waarin hij als verdachte van een groot corruptieonderzoek is aangemerkt. Deze zaak heeft lang geduurd en ook die lange duur heeft gevolgen gehad voor de verdachte en zijn gezondheid.
7.4.
Conclusie
Gezien de ernst van het feit is de rechtbank van oordeel dat een straf moet volgen.
De officier heeft oplegging van een onvoorwaardelijke taakstraf gevorderd en daarbij rekening ermee gehouden dat de verdachte actief heeft gevraagd om een gift, maar ook dat de verdachte zijn baan bij Defensie kwijt is geraakt.
De rechtbank is met de officier van justitie eens dat de modaliteit van een taakstraf in dit geval in beeld komt. De rechtbank houdt rekening met de persoonlijke gevolgen van de zaak voor de verdachte, waaronder de gevolgen voor zijn arbeidssituatie. Ook is van belang de relatief lange tijd dat deze zaak haar schaduw vooruit heeft geworpen en boven het hoofd van de verdachte is blijven hangen zonder dat hij zijn visie op de beschuldiging kon geven.
Bovendien is aannemelijk dat bij de verdachte sprake was van een enkele misstap die grote gevolgen voor hem heeft gehad en dat hij van deze ervaring heeft geleerd.
Al de hiervoor genoemde omstandigheden tezamen geven de rechtbank aanleiding om de taakstraf die zij in het geval van de verdachte passend acht slechts in voorwaardelijke vorm op te leggen.
Redelijke termijn
Ten slotte neemt de rechtbank ambtshalve in aanmerking dat in deze zaak de redelijke termijn met ruim een jaar is geschonden. Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden en de (beperkte) omvang van de straf die de rechtbank hierna oplegt, is daarin met deze overschrijding voldoende rekening gehouden.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 363 (oud) van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
40 (veertig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
20 dagen.
bepaalt dat deze taakstraf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzijde rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op
2 (twee) jaar, na te melden voorwaarde overtreedt;
stelt als algemene voorwaarde: de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.J. Bade, voorzitter,
en mrs. K.A. Baggerman en J. de Lange, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. A.K. van Zanten en I.C.M.A. Bals, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 februari 2018.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij
op één of meer tijdstippen
in of omstreeks de periode van 14 oktober 2009 tot en met 9 november 2010,
te Dussen en/of Leusden en/of Genderen (gemeente Aalburg), in elk geval in
Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
als ambtenaar, te weten als hoofd Bureau Degelijkheid werkzaam bij de afdeling
Materieel Beproeving en Logistiek Advies en/of contactpersoon in Huijbergen
voor het project Dienstbrede Vervanging van Operationele Wielvoertuigen (DVOW)
van het Ministerie van Defensie,
(telkens) (om) (een) gift(en) en/of (een) belofte(n) en/of (een) dienst(en),
te weten
- een (extra) niet-reguliere, althans niet-zakelijke korting bij de aankoop
van een personenauto, te weten een Volkswagen Passat CC, en/of
- een (extra) niet-reguliere, althans niet-zakelijke korting van EUR 236,-
exclusief BTW (1% op de netto catalogusprijs) bij de aankoop van een
personenauto, te weten een Volkswagen Eos met kenteken [kentekennummer] ,
althans enige gift en/of belofte en/of dienst, verleend en/of aangeboden en/of
gedaan door (één of meer medewerker(s) werkzaam bij) Pon's Automobielhandel
B.V.,
I. heeft aangenomen terwijl hij, verdachte,
(telkens) wist of redelijkerwijs vermoedde dat deze/die gift(en) en/of
belofte(n) en/of dienst(en) hem werd(en) gedaan teneinde hem te bewegen
om, al dan niet in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen
of na te laten (sub 1) en/of
(telkens) wist of redelijkerwijs vermoedde dat deze/die gift(en) en/of
belofte(n) en/of dienst(en) hem werd(en) gedaan tengevolge of naar
aanleiding van hetgeen door hem, al dan niet in strijd met zijn plicht, in
zijn huidige en/of vroegere bediening is gedaan of nagelaten (sub 2),
en/of
II. heeft gevraagd
(telkens) teneinde hem, verdachte, te bewegen om al dan niet in strijd met
zijn plicht in zijn bediening iets te doen of na te laten (sub 3) en/of
(telkens) tengevolge of naar aanleiding van hetgeen door hem, verdachte,
al dan niet in strijd met zijn plicht, in zijn huidige en/of vroegere
bediening is gedaan of nagelaten (sub 4),
te weten het (telkens)
- ( anders dan om zakelijke redenen) begunstigen van Pon's Automobielhandel
B.V., en/of
- aangaan en/of onderhouden van een relatie tussen hem, verdachte, en Pon's
Automobielhandel B.V., teneinde (aldus) voor die rechtspersoon een
voorkeursbehandeling te bewerkstelligen, en/of
- aangaan en/of onderhouden van een zodanige relatie tussen hem, verdachte,
en Pon's Automobielhandel B.V., dat hij, verdachte, tegenover die Pon's
Automobielhandel B.V. niet meer zo vrij en/of onbeïnvloed en/of
onafhankelijk en/of objectief was/kon zijn bij het nemen van beslissingen in
relatie tot die Pon's Automobielhandel B.V. als in het geval dat hij,
verdachte, die gifte(n) en/of belofte(n) en/of dienst(en) niet had
aangenomen, en/of
- met aanwending van zijn gezag en invloed binnen Defensie, pogen een betere
positie te bewerkstelligen voor Pon's Automobielhandel B.V. binnen Defensie.
art 362 lid 1 ahf/sub 1° t/m 4° Wetboek van Strafrecht
art 363 lid 1 ahf/sub 2° t/m 4° Wetboek van Strafrecht
art 363 lid 1 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Kamerstukken II 1998/99, 26469, 3 p. 7.