ECLI:NL:RBROT:2018:1255

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 januari 2018
Publicatiedatum
20 februari 2018
Zaaknummer
10/661256-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor inbraak met braak in woning te Capelle aan den IJssel

Op 26 januari 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die samen met twee anderen heeft ingebroken in een woning te Capelle aan den IJssel. De verdachte heeft bekend de inbraak te hebben gepleegd, waarbij zij zich toegang tot de woning heeft verschaft door middel van braak. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De benadeelde partijen zijn niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, omdat de behandeling hiervan een te grote belasting voor het strafproces zou opleveren.

De rechtbank heeft in haar overwegingen de ernst van het feit en de impact op de slachtoffers meegewogen. De verdachte heeft aangegeven dat zij haar dochter wilde helpen, maar erkent dat de manier waarop zij dit heeft gedaan verkeerd was. De rechtbank heeft ook gekeken naar de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar strafblad, waaruit blijkt dat zij sinds 2010 niet is veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank concludeert dat, gezien de ernst van het feit, een gevangenisstraf passend is, met een voorwaardelijk deel om recidive te voorkomen.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen afgewezen en hen verwezen naar de burgerlijke rechter voor schadevergoeding. De beslissing is genomen op basis van de artikelen 14a, 14b, 14c en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/661256-17
Datum uitspraak: 26 januari 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland,
naar eigen zeggen wonende te [woonplaats verdachte] , [adres verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief
gedetineerd in de PI Utrecht locatie Nieuwersluis,
raadsman mr. A.J.M. Bommer, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 26 januari 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. van Driel heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
  • de beide benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren in hun vorderingen.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
zij op 13 oktober 2017 te Capelle aan den IJssel
tezamen en in vereniging met anderen, met het
oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening
in een woning, gelegen aan de [adres delict] ,
heeft weggenomen (een of meerdere)
- ketting(en) en ring(en), en
- kristallen beeldje(s)
toebehorende aan [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] , zulks nadat zij, verdachte, en haar mededaders, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door braak.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft samen met anderen ingebroken in een woning. De verdachte heeft ter zitting aangegeven dat zij haar dochter wilde helpen, maar de manier waarop is een verkeerde keuze geweest. Door op deze wijze te handelen hebben de verdachte en zijn mededaders geen respect getoond voor de eigendommen van anderen en hebben zij zich geen rekenschap gegeven van de impact die deze woninginbraak heeft gehad op het gevoel van privacy van de gedupeerden. Het is voor de bewoners een zeer onaangenaam gevoel om te leven met de wetenschap dat vreemden in hun huis zijn geweest. Daarnaast zorgen woninginbraken voor onrust en gevoelens van onveiligheid in de buurt.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 11 januari 2018, waaruit blijkt dat de verdachte sinds 2010 niet is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
De rechtbank zal een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vorderingen benadeelde partijen/schadevergoedingsmaatregelen

Als benadeelde partij hebben zich in het geding gevoegd:
- [naam benadeelde 1] ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 575,00 aan materiële schade en een vergoeding van € 300,00 aan immateriële schade.
- [naam benadeelde 2] ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 28.388,98 aan materiële schade en een vergoeding van € 250,00 aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de beide benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren vanwege de onevenredige belasting van het strafproces die een behandeling hiervan op zou leveren.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft verzocht de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de benodigde grondige bestudering van de vorderingen een te grote belasting van het strafproces zou opleveren.
8.3.
Beoordeling
De behandeling van de vorderingen van de benadeelde partijen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partijen zullen in hun vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
8.4.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
2 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op
2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarde: de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
wijst af het verzoek tot onmiddellijke opheffing van de voorlopige hechtenis;
verklaart de benadeelde partijen [naam benadeelde 1] en [naam benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering.
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter,
en mr. W.H.J. Stemker Köster en mr. K. Bakker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. drs. M.R. Moraal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
zij op of omstreeks 13 oktober 2017 te Capelle aan den IJssel
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
in/uit een woning, gelegen aan de [adres delict] ,
heeft weggenomen (een of meerdere)
- ketting(en) en/of ring(en), althans diverse sieraden, en/of
- kristallen beeldje(s)/goed(eren)
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] en/of
[naam slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte,
en/of zijn mededader(s), zulks nadat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s),
zich de toegang tot de plaats van het misdrijf en/of die weg te nemen goederen
onder zijn/hun bereik had(den) gebracht door braak/verbreking en/of inklimming.