ECLI:NL:RBROT:2018:1254

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 januari 2018
Publicatiedatum
20 februari 2018
Zaaknummer
10/661257-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor inbraak met medeplegers

Op 26 januari 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met twee anderen heeft ingebroken in een woning in Capelle aan den IJssel. De verdachte heeft bekend aanwezig te zijn geweest tijdens de inbraak, maar voerde aan dat haar aanwezigheid niet voldoende was voor een veroordeling. De rechtbank verwierp dit verweer en oordeelde dat de verdachte op de hoogte was van het vooropgezette plan en actief heeft bijgedragen aan de inbraak. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, en de rechtbank volgde deze eis. De benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, omdat de behandeling daarvan een te grote belasting voor het strafproces zou opleveren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de toegang tot de woning was verkregen door middel van braak. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank benadrukte de ernst van de inbraak en de impact daarvan op de slachtoffers.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/661257-17
Datum uitspraak: 26 januari 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief
gedetineerd in de PI Utrecht locatie Nieuwersluis,
raadsman mr E.G.S. Roethof, advocaat te Amsterdam Zuidoost.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 26 januari 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. van Driel heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
  • de beide benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat niet bewezen kan worden dat de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan de inbraak. Enkel het aanwezig zijn wanneer anderen inbreken is onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen.
4.1.2.
Beoordeling
Met zijn drieën hadden de verdachte en haar medeverdachten het vooropgezette plan opgevat in te gaan breken, om de dochter van haar ex-schoonzus financieel te helpen. Alle drie de verdachten zijn over de schutting geklommen en zijn, nadat de deur was opengebroken door één van hen, de woning ingegaan. Gezamenlijk hebben zij de woning ook weer verlaten, waarbij gestolen sieraden en kristallen beeldjes zijn meegenomen. Ter zitting heeft de verdachte aangegeven de andere twee verdachten te hebben geholpen. Daarnaast is op de autostoel waarop de verdachte zat bij haar aanhouding een ring aangetroffen die van de inbraak afkomstig was. De verdachte kan als medepleger van de inbraak worden aangemerkt, nu sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking en haar bijdrage van voldoende gewicht is geweest.
4.1.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
zij op 13 oktober 2017 te Capelle aan den IJssel tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigeningin een woning, gelegen aan de [adres delict] , heeft weggenomen (een of meerdere)
- ketting(en) en ring(en), en
- kristallen beeldje(s)
toebehorende aan [naam slachtoffer 1] en/of
[naam slachtoffer 2] , zulks nadat zij, verdachte, en haar mededaders,
zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door braak.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft samen met anderen ingebroken in een woning. De verdachte heeft ter zitting aangegeven dat zij de dochter van haar ex-schoonzus wilde helpen, maar de manier waarop is een verkeerde keuze geweest. Door op deze wijze te handelen hebben de verdachte en zijn mededaders geen respect getoond voor de eigendommen van anderen en hebben zij zich geen rekenschap gegeven van de impact die deze woninginbraak heeft gehad op het gevoel van privacy van de gedupeerden. Het is voor de bewoners een zeer onaangenaam gevoel om te leven met de wetenschap dat vreemden in hun huis zijn geweest. Daarnaast zorgen woninginbraken voor onrust en gevoelens van onveiligheid in de buurt.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 11 januari 2018, waaruit blijkt dat de verdachte sinds 2010 niet is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
De rechtbank zal een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vorderingen benadeelde partijen/schadevergoedingsmaatregelen

- [naam benadeelde 1] ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 575,00 aan materiële schade en een vergoeding van € 300,00 aan immateriële schade.
- [naam benadeelde 2] ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 28.388,98 aan materiële schade en een vergoeding van € 250,00 aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de beide benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren vanwege de onevenredige belasting van het strafproces die een behandeling hiervan op zou leveren.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft verzocht de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de benodigde grondige bestudering van de vorderingen een te grote belasting van het strafproces zou opleveren.
8.3.
Beoordeling
De behandeling van de vorderingen van de benadeelde partijen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partijen zullen in hun vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
8.4.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte,
groot 2 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op
2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarde: de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
wijst af het verzoek tot onmiddellijke opheffing van de voorlopige hechtenis;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter,
en mr. W.H.J. Stemker Köster en mr. K. Bakker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. drs. M.R. Moraal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
Primair
zij op of omstreeks 13 oktober 2017 te Capelle aan den IJssel
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
in/uit een woning, gelegen aan de [adres delict] ,
heeft weggenomen (een of meerdere)
- ketting(en) en/of ring(en), althans diverse sieraden, en/of
- kristallen beeldje(s)/goed(eren)
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] en/of
[naam slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan haar, verdachte,
en/of haar mededader(s), zulks nadat zij, verdachte, en/of haar mededader(s),
zich de toegang tot de plaats van het misdrijf en/of die weg te nemen goederen
onder haar/hun bereik had(den) gebracht door braak/verbreking en/of inklimming;
Subsidiair
zij op of omstreeks 13 oktober 2017 te Capelle aan den IJssel (een) goed(eren),
te weten ketting(en) en/of ring(en), althans diverse sieraden, heeft verworven
(van [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] ) en/of heeft voorhanden gehad, terwijl
zij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dat goed/die
goederen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door
misdrijf, namelijk door diefstal, althans door enig (ander) misdrijf,
verkregen goed(eren) betrof.