ECLI:NL:RBROT:2018:1250

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 januari 2018
Publicatiedatum
20 februari 2018
Zaaknummer
10/203364-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor het voorhanden hebben van een vuurwapen op luchthaven Rotterdam/The Hague Airport

Op 26 januari 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 14 oktober 2017 te Rotterdam een vuurwapen, een pistool van het merk FEG type PA-63, voorhanden heeft gehad. De verdachte heeft bekend en is ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd in de PI Rijnmond - HvB De IJssel. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 6 maanden geëist, waarvan 1 maand voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is en heeft een gevangenisstraf van 180 dagen opgelegd, waarvan 70 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en verplichtingen met betrekking tot werk en begeleiding door Stichting Mee. De rechtbank heeft de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen. De verdachte heeft geen eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten en er zijn zorgen over zijn gedrag en impulsiviteit, wat de reclassering heeft aangekaart. De rechtbank heeft besloten dat de verdachte moet meewerken aan begeleiding en monitoring van zijn (soft)drugsgebruik. De uitspraak is gedaan in tegenspraak en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/203364-17
Datum uitspraak: 26 januari 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd
in de PI Rijnmond - HvB De IJssel,
raadsvrouw D.D. Klieverik, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 26 januari 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. P Wijnands heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 1 maand voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden een meldplicht, begeleiding door stichting Mee, de inspanningsverplichting tot het vinden van dagbesteding of een baan en een verbod op het gebruik van verdovende middelen, alsmede het meewerken aan de controle daarop.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 14 oktober 2017 te Rotterdam een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool (merk FEG type PA-63), voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
handelen in strijd met artikel 26 eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf maatregel is gebaseerd
De verdachte wordt verweten dat hij op het terrein van vliegveld The Hague - Rotterdam een pistool voorhanden heeft gehad. Hij had het bovendien onder handbereik in zijn auto. Dit is een ernstig strafbaar feit, dat de verdachte zwaar wordt aangerekend. De aanwezigheid en het gebruik van wapens komt steeds vaker voor en dit is een zorgelijke ontwikkeling. Dat het wapen niet geladen was, maakt de zorgelijkheid van het feit niet minder omdat degenen die ermee bedreigd kunnen worden daarvan niet op de hoogte zijn.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 11 januari 2018, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 30 november 2017. Dit rapport houdt het volgende in.
Het gedrag van de verdachte baart de reclassering zorgen, temeer omdat er sprake is van een laag IQ dat kan samenhangen met beïnvloedbaarheid en impulsief gedrag. Het feit dat de verdachte geen structuur en inkomen heeft en daarnaast een kwetsbare jongeman is, maakt dat recidive niet uit te sluiten is. Het is van belang dat de verdachte inzicht krijgt in zijn handelen en leert vooruit te denken. Hij moet weerbaar worden voor slechte invloeden en structuur en een legaal inkomen krijgen. Het is van belang dat zijn softdrugsgebruik vermindert, dan wel stopt.
Positief is dat de verdachte gemotiveerd is voor het vinden van werk en er geen sprake is van psychopathologie. Hij heeft steun van zijn familie, met name zijn moeder, die betrokken is.
De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daarbij de volgende bijzondere voorwaarden:
- Meldplicht bij de reclassering.
- Andere voorwaarden het gedrag betreffende:
- De verplichting een betaalde baan of een andere door de toezichthouder goedgekeurde vorm van dagbesteding te behouden en/of te verkrijgen.
- Een legaal inkomen genereren of deelnemen aan een UWV traject.
- Meewerken aan begeleiding door Stichting Mee of een soortgelijke instelling.
- Softdrugsgebruik wordt gemonitord en indien nodig wordt de verdachte aangemeld bij verslavingszorg.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Anders dan de officier van justitie heeft gevorderd, acht de rechtbank – gelet op het verhandelde ter terechtzitting – het opleggen van een verbod op het gebruik van verdovende middelen en het meewerken aan de controle daarop niet nodig. Volstaan kan worden met het monitoren van het gebruik door verdachte en – zo nodig – een aanmelding bij de verslavingszorg.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b en 14c van het Wetboek van Strafrecht en artikel 26 van de Wet wapens en munitie.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 70 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de verdachte moet zich melden bij de reclassering. Hierna moet hij zich blijven melden zo frequent en zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht;
2. de verdachte wordt verplicht een betaalde baan of andere door de toezichthouder goedgekeurde vorm van dagbesteding te behouden en/of te verkrijgen, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
3. de verdachte is verplicht mee te werken aan begeleiding door Stichting Mee of soortgelijke instelling, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
4. de verdachte is verplicht mee te werken aan monitoring van zijn (soft)drugsgebruik en, indien het nodig wordt geacht dat verdachte wordt aangemeld bij de verslavingszorg, is hij verplicht mee te werken aan begeleiding door de verslavingszorg;
geeft aan de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. K. Bakker , voorzitter,
en mr. G.A.F.M. Wouters en mr.W.H.J. Stemker Köster, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. drs. M.R. Moraal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 14 oktober 2017 te Rotterdam
(een) wapen(s) als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de
Wet wapens en munitie,
te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de
vorm van een pistool (merk FEG type PA-63), voorhanden heeft gehad.