In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 januari 2018 een beschikking gegeven over het herstel van het ouderlijk gezag van de moeder over haar minderjarige kind, geboren in 2009. De moeder was eerder ontheven van het gezag, en de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering had de voogdij over het kind. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om het gezag van de moeder te herstellen, na een periode van ondersteuning door de GI en de ASVZ. De rechtbank heeft de feiten en het procesverloop in overweging genomen, waaronder het verzoek van de Raad en de instemming van de moeder met het herstel van het gezag. De rechtbank concludeerde dat de moeder, met de juiste ondersteuning, in staat is om de zorg voor haar kind te dragen. De rechtbank heeft vastgesteld dat aan de wettelijke criteria voor herstel van het gezag is voldaan, en heeft het verzoek van de Raad toegewezen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de rechtbank heeft ook de gevolgen voor de voogdij van de GI uiteengezet. Hoger beroep tegen deze beschikking kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld door de verzoekers of andere belanghebbenden.