Op 19 januari 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van een doorgeladen pistool, in strijd met de Wet wapens en munitie. De verdachte, geboren in [geboorteplaats verdachte] in [geboorteland verdachte] in [geboortejaar verdachte], was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel. De officier van justitie, mr. P. Wijnands, had gevorderd tot een gevangenisstraf van 9 maanden, maar de rechtbank oordeelde anders. De verdachte had openheid van zaken gegeven en het was niet onaannemelijk dat hij het pistool in bewaring had voor een ander. Dit leidde tot een strafmaat die lager was dan geëist.
De rechtbank verklaarde het ten laste gelegde bewezen, waarbij de verdachte op 10 oktober 2017 in Rotterdam een vuurwapen, te weten een pistool van het merk Beretta, model 70, kaliber 7,65mm, en bijbehorende munitie voorhanden had. De rechtbank oordeelde dat de feiten strafbaar waren en dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij geen eerdere veroordelingen had voor soortgelijke feiten.
Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De tijd die de verdachte al in voorarrest had doorgebracht, werd in mindering gebracht op de opgelegde straf. De rechtbank benadrukte het belang van een strenge aanpak van vuurwapenbezit in het belang van de veiligheid van de samenleving.