Op 19 januari 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot woninginbraak. De verdachte, die op dat moment gedetineerd was in CTP Veldzicht, had op 9 oktober 2017 geprobeerd in te breken in een woning in Rotterdam met behulp van een zogenaamde 'flipper', een voorwerp dat gebruikt wordt om de deur te openen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs was dat de verdachte zich toegang had verschaft tot het portaal van de woning van de aangever. De aangever had de verdachte op heterdaad betrapt en overgedragen aan de politie. De verdachte had bij de politie verklaard dat hij bij de woning van de aangever had aangebeld, maar de rechtbank achtte zijn verklaring ongeloofwaardig, vooral omdat hij niet kon uitleggen wie de vriendin was naar wie hij op zoek was.
De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 150 dagen, waarvan 38 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen feiten of omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en het strafblad van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank besloot de verdachte een gevangenisstraf op te leggen, maar met een voorwaardelijk deel, zodat de verdachte zou meewerken aan zijn uitzetting naar Algerije, zijn geboorteland. De rechtbank legde als bijzondere voorwaarde op dat de verdachte zijn medewerking aan het vertrekplan moest blijven verlenen.
De uitspraak benadrukt de ernst van woninginbraken en de impact die dergelijke misdrijven hebben op de slachtoffers en de samenleving. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 150 dagen, met inachtneming van de voorwaardelijke straf en de bijzondere voorwaarden.