ECLI:NL:RBROT:2018:11506

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 juni 2018
Publicatiedatum
11 december 2024
Zaaknummer
C/10/550538 / HA ZA 18-500
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekvonnis in civiele zaak over erfdienstbaarheid en onrechtmatige bouw

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 13 juni 2018, hebben eisers, vertegenwoordigd door advocaat mr. S. Kandemir, een vordering ingesteld tegen gedaagde, die niet is verschenen. De rechtbank heeft verstek verleend tegen gedaagde. De zaak betreft een geschil over een erfdienstbaarheid van niet-bebouwing op een strook grond, die eisers claimen te hebben verworven. De rechtbank heeft de vordering van eisers gedeeltelijk toegewezen en gedeeltelijk afgewezen. De rechtbank oordeelt dat gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld door op de betreffende strook grond te bouwen, wat in strijd is met de erfdienstbaarheid. De rechtbank heeft gedaagde veroordeeld om binnen tien dagen na betekening van het vonnis de onrechtmatig gebouwde constructie af te breken en het sloopmateriaal deugdelijk af te voeren. Tevens is gedaagde veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding aan eisers en zijn de proceskosten aan gedaagde opgelegd. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zaaknummer: C/10/550538 / HA ZA 18-500
Uitspraak: 13 juni 2018
VERSTEKVONNIS van de enkelvoudige kamer
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

wonende te [woonplaats]
en
2. [eiser 2],
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat: mr. S. Kandemir te Dordrecht,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
niet verschenen.

1.Het verloop van het geding

Tegen gedaagde is verstek verleend.
De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
- dagvaarding d.d. 1 mei 2018 en de door eisers in het geding gebrachte producties.

2.De beoordeling

De te verbeuren dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd zoals hierna is vermeld.
Voor het verwijderen van het sloopmateriaal naar een plek meer dan 100 meter hemelsbreed van de onroerende zaak van eisers, het parkeerterrein kadastraal bekend [perceel 1] , is geen grond gesteld, zodat dit deel van de vordering als ongegrond wordt afgewezen. Het deugdelijk afvoeren van het sloopmateriaal zal wel worden toegewezen.
Ook voor het verbod “ooit nog” de strook grond te bebouwen is geen grondslag gesteld, zodat dit gedeelte van de vordering wordt afgewezen.
Voor het overige komt de vordering niet onrechtmatig of ongegrond voor, zodat deze voor toewijzing vatbaar is.

3.De beslissing

De rechtbank,
I. verklaart voor recht dat voor de strook grond die als volgt wordt omschreven:
In een akte op 10 mei l961, verleden voor [naam] , destijds notaris te Dordrecht overgeschreven ten hypotheek kantore te Dordrecht, thans kantoor van de Dienst voor het
kadaster en de openbare registers te Rotterdam op diezelfde dag in register hyp 4 deel 1148 nummer 72, is vermeld:
Een aan verkoopster in eigendom verblijvende strook grond ter breedte van drie en een halve meter en ter lengte van ongeveer twaalf meter, gerekend vanaf de kadastrale grens van [percelen] tot aan het einde dier strook te bouwen garage en lopende langs en grenzende aan het bij deze akte verkochte gedeelte straat,
moet als straat onbebouwd blijvenliggen, teneinde het verkochte te dienen tot uitweg naar- en
van de singel, hetwelk bij deze wordt gevestigd als erfdienstbaarheid ten behoeve van het bij deze verkochte en ten laste van het de verkoopster in eigendom verblijvend gedeelte van het kadastrale perceel [perceel 2] . Een erfdienstbaarheid geldt van niet bebouwing;
II. verklaart voor recht dat de erfdienstbaarheid van niet-bebouwing als bedoeld onder I. is bedoeld teneinde het verkochte te dienen tot uitweg van- en naar de singel te Dordrecht;
III. verklaart voor recht dat eisers de eigenaren zijn van het perceel dat blijkens de in I. genoemde acte wordt gekocht;
IV. verklaart voor recht dat eisers zich als rechthebbenden kunnen beroepen op de erfdienstbaarheid van niet bebouwing als in I. omschreven;
V. verklaart voor recht dat gedaagde eigenaar is van het perceel als omschreven in I. als het aan verkoopster in eigendom verblijvend gedeelte van het kadastrale perceel [perceel 2] , welk perceel onder meer omvat [perceel 3] ;
VI. verklaart voor recht dat gedaagde door te bouwen op het perceel als omschreven onder I. heeft gehandeld in strijd met de erfdienstbaarheid van niet bebouwing als omschreven in I.;
VII. verklaart voor recht dat gedaagde door te bouwen op het perceel als omschreven onder I. onrechtmatig jegens eisers heeft gehandeld;
VIII. veroordeelt gedaagde om binnen tien dagen na betekening van dit vonnis hetgeen hij heeft gebouwd op de strook grond die als volgt wordt omschreven:
In een akte op 10 mei 1961, verleden voor [naam] , destijds notaris te Dordrecht overgeschreven ten hypotheek kantore te Dordrecht, thans kantoor van de Dienst voor het
kadaster en de openbare registers te Rotterdam op diezelfde dag in register hyp 4 deel 1148 nummer 72, is vermeld:
Een aan verkoopster in eigendom verblijvende strook grond ter breedte van drie en een halve meter en ter lengte van ongeveer twaalf meter, gerekend vanaf de kadastrale grens van [percelen] tot aan het einde dier strook te bouwen garage en lopende langs en grenzende aan het bij deze akte verkochte gedeelte straat,
moet als straat onbebouwd blijvenliggen, teneinde het verkochte te dienen tot uitweg naar- en van de singel, hetwelk bij deze wordt gevestigd als erfdienstbaarheid ten behoeve van liet bij deze verkochte en ten laste van het de verkoopster in eigendom verblijvend gedeelte van het kadastrale perceel [perceel 2] ,
af te breken en het sloopmateriaal deugdelijk af te voeren;
IX. verbiedt gedaagde om de strook grond als omschreven in I. te bebouwen;
X. verbiedt gedaagde om de strook grond, als omschreven in I., te gebruiken als opslagruimte of stalling;
XI. voor wat betreft het gebod onder VIII., het verbod onder IX. en X.:
op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag dat gedaagde niet zou voldoen aan het door de Rechtbank uit te spreken gebod of aan het door uw Rechtbank uit te spreken verbod, zulks tot een maximum van € 50.000,00;
XII. veroordeelt gedaagde om aan eisers te betalen een bedrag van € 3.006,85 (zegge: drieduizend zes euro en vijfentachtig cent));
veroordeelt gedaagde in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van eisers vastgesteld op € 994,91 aan verschotten en € 461,00 aan salaris voor de advocaat;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Verkerk en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
1578/111